ECLI:NL:RBALM:2007:AZ7534

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06 / 321 BELEI A1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing huursubsidie op basis van verblijfsstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 30 januari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C.J. de Wever, en de Minister van VROM, verweerder. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 31 januari 2006, waarin werd gesteld dat zij over het subsidiejaar van 1 juli 2005 tot 1 januari 2006 geen recht had op huursubsidie vanwege haar verblijfsstatus. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure uiteengezet, waarbij verweerder in een eerdere brief van 6 juni 2005 had aangegeven dat eiseres recht had op huursubsidie, maar dit later terugdraaide.

De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van verweerder niet in stand kan blijven. De rechtbank oordeelde dat eiseres, als onderdaan van de Bondsrepubliek Duitsland, rechtmatig verblijf had in Nederland op basis van het Europese recht. De rechtbank stelde vast dat verweerder onvoldoende had onderzocht of eiseres recht op huursubsidie had op basis van de Huursubsidiewet (HSW) en dat de verwijzing naar de GBA-code niet volstond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 648,80 werden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M.S. Kuipers, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 06 / 321 BELEI A1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 30 januari 2007
in het geschil tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: C.J. de Wever, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp te Assen,
en
De Minister van VROMVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 31 januari 2006.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Bij informatieve brief van 6 juni 2005 heeft verweerder eiseres bericht dat zij met ingang van 1 juli 2005 recht heeft op huursubsidie ter hoogte van € 203,84 per maand.
Bij besluit van 10 september 2005 heeft verweerder besloten dat eiseres over het subsidiejaar 1 juli 2005 - 1 januari 2006 op grond van haar verblijfsstatus geen recht heeft op huursubsidie. Tevens is bij dit besluit besloten dat eiseres binnen een termijn van zes weken een bedrag, groot € 611,52, moet terug betalen in verband met reeds ontvangen huursubsidie.
Eiseres heeft middels een bij verweerder op 15 september 2005 ingekomen schrijven bezwaar gemaakt tegen verweerders besluit van 10 september 2005.
Bij besluit van 31 januari 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres kan zich blijkens het namens haar op 8 maart 2006 ingediende beroepschrift niet met dit besluit verenigen.
Verweerder heeft op 9 april 2006 de rechtbank de op het geding betrekking hebbende stukken en een verweerschrift doen toekomen. Op 24 mei 2006 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 18 december 2006, waar eiseres in persoon is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. H. Iepenburg.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het besluit van 31 januari 2006 in rechte in stand kan blijven.
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 10 van de Huursubsidiewet (HSW) wordt huursubsidie slechts toegekend:
a. als huurder:
1º de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld;
2º vreemdeling is en rechtmatig verblijf houdt als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), of
3º vreemdeling is en, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vw 2000, rechtmatig verblijf houdt als bedoeld in artikel 8, onder g of h., van die wet en huursubsidie heeft ontvangen over het subsidietijdvak waarin hij voor het laatst rechtmatig verblijf hield, en
b. als degenen die op de peildatum medebewoner van de woning zijn:
1º de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of
2º vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 8 van de Vw 2000.
Op grond van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000 heeft de vreemdeling Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Ingevolge artikel 8, aanhef en onder g, van de Vw 2000 heeft de vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op aanvraag tot het verlenen van de verblijfvergunning, bedoeld in de artikelen 20 en 33, of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28, of een wijziging ervan, terwijl bij of krachtens deze wet of op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist.
In artikel 18, eerste lid, van het EG-Verdrag is bepaald dat iedere burger van de Europese Unie het recht heeft om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de bepalingen en voorwaarden die bij het Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
In Richtlijn 68/360/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 1968 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lidstaten en van hun familie binnen de Gemeenschap (hierna: Richtlijn), zijn deze beperkingen en voorwaarden vastgesteld.
Artikel 1 van de Richtlijn bepaalt dat de lidstaten, onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden, de beperkingen opheffen ten aanzien van de verplaatsing en het verblijf van de onderdanen der lidstaten en van hun familieleden op wie verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing is.
In artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn is bepaald dat de lidstaten het recht van verblijf toekennen aan werknemers die de in het derde lid genoemde documenten kunnen overleggen.
Het tweede lid bepaalt dat het recht van verblijf wordt vastgesteld door afgifte van een document, een verblijfskaart, aan een onderdaan van een lidstaat van de EEG.
In het derde lid is ten slotte bepaald dat voor de afgifte van een verblijfskaart de lidstaten slechts mogen vorderen dat door de werknemer het document op vertoon waarvan hij het grondgebied heeft betreden, alsmede een door de werkgever verstrekte verklaring van indienstneming of tewerkstelling, overleggen.
Standpunten van partijen
Verweerder is van mening dat eiseres op 1 juli 2005 (de peildatum voor de HSW) geen rechtmatig verblijf had in Nederland en derhalve geen recht had op huursubsidie. Verweerder wijst er daarbij op dat eiseres op de genoemde datum niet beschikte over een bewijs van rechtmatig verblijf hetgeen volgens verweerder noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor huursubsidie. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aanvullend gesteld dat de Minster van Vreemdelingenzaken en Integratie, in casu de IND, dient te bepalen of een EU-onderdaan rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Uit informatie van de IND is gebleken dat eiseres op de peildatum volgens de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) de verblijfscode 30 heeft en derhalve geen rechtmatig verblijf had in Nederland.
Eiseres voert aan dat zij onderdaan is van de Bondsrepubliek Duitsland en daarmee onderdaan van een lidstaat van de EG. Op grond van artikel 8 onder e van de Vw 2000 is eiseres van mening dat zij daarmee rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Voorts is eiseres van mening dat verweerder de voorwaarden voor rechtmatig verblijf uit de Vw 2000 voor de uitvoering van de HSW vertaald heeft naar GBA-codes. Deze vertaling is volgens eiseres echter zonder wettelijke grondslag zodat er strijd is met het legaliteitsbeginsel. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat eiseres op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, sub a onder ten derde recht heeft op huursubsidie.
Overwegingen van de rechtbank
De eerste vraag waar de rechtbank zich voor geplaatst ziet, betreft de vraag of eiseres op grond van artikel 10, aanhef en sub a ten tweede, van de HSW, recht heeft op huursubsidie. Het gaat daarbij om de vraag of eiseres op 1 juli 2005 op grond van het bepaalde in artikel 8, onder e, van de Vw 2000 rechtmatig verblijf heeft in Nederland.
Uit vaste rechtspraak (onder meer Centrale Raad van Beroep 13 juni 2006, JWWB 2006, 272), volgt dat de rechtmatigheid van het verblijf van een EU-onderdaan rechtstreeks voortvloeit uit het gemeenschapsrecht zoals dat is neergelegd in het EG-Verdrag en de daaruit voortvloeiende richtlijnen en verordeningen. Dit betekent dat een bestuursorgaan bij de beoordeling van het recht op huursubsidie van personen met de status van EU-onderdaan, niet kan volstaan met een verwijzing naar de door de IND afgegeven verblijfscode.
Anderzijds blijkt uit arresten van het Hof van Justitie van de EG van 17 september 2002 (C-413/94, Jur. 1-7091, Baumbast) en 7 september 2004 (C-456/02, RSV 2004, 319, Trojani) dat het aan iedere burger van de EU toekomende recht om op het grondgebied van de lidstaten te verblijven niet onvoorwaardelijk is en slechts wordt toegekend onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij het EG-Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
Het bovenstaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het standpunt van eiseres dat zij als onderdaan van de Bondsrepubliek Duitsland rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, van de Vw 2000, niet gevolgd kan worden. Ook het standpunt van verweerder dat, gelet op de door de IND afgegeven GBA-code, eiseres geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland dient te worden verworpen.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op de peildatum geen verblijfskaart heeft zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn. Dit betekent dat voor eiseres op 1 juli 2005 niet is vastgesteld dat zij rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Hiermee heeft eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, niet voldaan aan de bepalingen en voorwaarden die ter uitvoering van het EG-Verdrag zijn gesteld zodat eiseres niet aangemerkt kan worden als vreemdeling in de zin van artikel 8, onder e van de VW 2000. Eiseres kan derhalve geen aanspraak maken op huursubsidie op grond van grond van artikel 10, aanhef en sub a ten tweede, van de HSW.
Dit laat evenwel onverlet dat eiseres wellicht aanspraak kan maken op huursubsidie op grond van het bepaalde in artikel 10, aanhef en onder ten derde, van de HSW. In dit kader acht de rechtbank van belang dat vaststaat dat eiseres tot 12 januari 2005 rechtmatig verblijf in Nederland hield en dat zij op dat moment huursubsidie ontving. Verder heeft eiseres ter zitting verklaard en ter zake een schrijven getoond, waaruit blijkt dat zij op 16 juni 2005 een aanvraag heeft ingediend tot verlenging van haar verblijfsvergunning. Ook wordt voldaan aan de voorwaarde dat de medebewoners van eiseres de Nederlandse nationaliteit hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van verweerder gelegen om te beoordelen of eiseres op grond het bepaalde in artikel 10, aanhef en onder a, derde lid, van de HSW recht op huursubsidie zou hebben. Verweerder heeft dit echter nagelaten en slechts verwezen naar de omstandigheid dat eiseres in de GBA staat genoteerd met code 30 hetgeen volgens verweerder impliceert dat de betrokkene geen rechtmatig verblijf heeft. Zoals de rechtbank reeds in het voorgaande heeft overwogen, kan verweerder hiermee niet volstaan en zal hij zelfstandig dienen na te gaan of eiseres recht heeft op huursubsidie.
Verweerder heeft in dit verband nog aangevoerd dat eiseres tegen de vermelding met code 30 in de GBA had moeten opkomen. Dit argument kan naar het oordeel van de rechtbank reeds geen doel treffen nu eiseres niet op de hoogte is gesteld van de omstandigheid dat zij met code 30 zou worden vermeld in het GBA.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij de voorbereiding van zijn besluit niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard. Verweerder heeft derhalve gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestreden besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking.
Op grond van het vorenoverwogene acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde € 648,80, (€ 644,00 in verband met beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 4,80 in verband met de door eiseres gemaakte reiskosten).
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar van eiseres dient te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 648,80, door het Ministerie van VROM te betalen aan eiseres;
- verstaat dat het Ministerie van VROM aan eiseres het griffierecht ad € 37,00 vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers als griffier.
Afschrift verzonden op 30 januari 2007
CK