ECLI:NL:RBALM:2006:AY8056
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake de geldigheid van overeenkomsten onder de Mededingingswet en de gevolgen van wanprestatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 19 juli 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de vennootschap onder firma X, eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, en Y, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De zaak betreft de geldigheid van overeenkomsten tussen partijen in het kader van de Mededingingswet, met name de toepassing van artikel 6 en artikel 12 van de Mededingingswet en de Verordening 2790/1999 van de Europese Commissie. X heeft haar eis gewijzigd en vordert onder andere betaling van een bedrag van € 43.325,37 en een wekelijkse vergoeding van € 420,39 van Y. Y heeft zich tegen de wijziging van eis niet verzet en heeft in reconventie gesteld dat de overeenkomsten nietig zijn vanwege strijdigheid met de Mededingingswet.
De rechtbank heeft overwogen dat de overeenkomsten tussen X en Y moeten worden aangemerkt als verticale overeenkomsten en dat de Mededingingswet van toepassing is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afspraken tussen partijen niet leiden tot een merkbare beperking van de mededinging, waardoor de overeenkomsten niet onder het verbod van artikel 6 lid 1 van de Mededingingswet vallen. De rechtbank heeft ook de stellingen van Y over wanprestatie en onverschuldigde betaling beoordeeld. Y heeft onvoldoende onderbouwd dat X tekort is geschoten in haar verplichtingen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat X niet in verzuim is geraakt.
De rechtbank heeft Y opgedragen te bewijzen dat er een betalingsregeling is getroffen met betrekking tot de vordering uit hoofde van de levering van producten. De verdere beslissingen zijn aangehouden, en de zaak is verwezen naar de civiele rolzitting voor dagbepaling van de enquête. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.