ECLI:NL:RBALM:2006:AY6924

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
10 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700370-05
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit en schuldheling met eerdere veroordeling voor levensdelict

Op 10 januari 2006 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van jachtgeweren en munitie, terwijl hij had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. De verdachte, geboren in 1971 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, had in de periode van 16 augustus 2005 tot en met 24 oktober 2005, in de gemeenten Hengelo en Heerhugowaard, samen met anderen of alleen, vuurwapens van categorie III voorhanden gehad. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een levensdelict en nog niet volledig had voldaan aan zijn straf door niet terug te keren van verlof. Dit werd in het nadeel van de verdachte meegewogen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaren onvoorwaardelijk geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar op. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en de gevoelens van onveiligheid die dit in de samenleving teweegbrengt. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en schuldheling, en de rechtbank vond het noodzakelijk om streng op te treden tegen dergelijke misdrijven, vooral gezien het stijgend aantal slachtoffers door vuurwapengeweld.

De rechtbank verklaarde niet bewezen wat aan de verdachte primair was ten laste gelegd en sprak hem daarvan vrij. De bewezenverklaring betrof het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en schuldheling. De rechtbank gelastte ook de teruggave van inbeslaggenomen jachtgeweren aan de rechthebbende. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de inhoud van de bewijsmiddelen in hun overwegingen betrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/700370-05
STRAFVONNIS
Uitspraak: 10 januari 2006.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en land],
op [datum] 1971,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting [naam] te [plaats],
terechtstaande terzake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2005 tot en met 24 oktober 2005,
in de gemeente Hengelo (O) en/of in de gemeente Heerhugowaard en/althans
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zakendossier 2a)
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie.
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2005 te Heerhugowaard, in elk geval in
Nederland, een of meer (jacht)geweren en/of munitie heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die (jacht)geweer/(jacht)geweren
en/of munitie wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(zakendossier 2a)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2005, in de gemeente Hengelo (O) en/of in de gemeente Heerhugowaard en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (jacht)geweren en/of munitie heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn en/of munitie wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(zakendossier 2a)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 2 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 en sub 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 16 augustus 2005 tot en met 24 oktober 2005,
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
vuurwapens van categorie III voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 24 oktober 2005, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
jachtgeweren voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die jachtgeweren redelijkerwijs hadden moeten
vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het ten laste gelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 en sub 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1, het misdrijf:
"Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet",
strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie, juncto artikel 47, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd (vuurwapens);
en wat betreft sub 2 subsidiair, telkens het misdrijf:
“Medeplegen van schuldheling”,
strafbaar gesteld bij artikel 417bis, lid 1 aanhef onder a, juncto artikel 47, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten 1 en
2 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren onvoorwaardelijk, en teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen zoals vermeld op de zich in het procesdossier bevindende lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en schuldheling. Samen met anderen heeft hij een aantal jachtgeweren voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd. Bovendien veroorzaakt het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daartegen dient, in het bijzonder uit een oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden. Het stijgend aantal slachtoffers in de samenleving ten gevolge van vuurwapengeweld onderstreept de noodzaak hiervan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d.
8 december 2005 is verdachte terzake het plegen van een levensdelict eerder veroordeeld tot een langdurige vrijheidsstraf. Door niet terug te keren van verlof heeft verdachte deze straf nog steeds niet volledig ondergaan. Dat hij er desondanks niet voor is teruggedeinsd de onderhavige feiten te plegen, legt de rechtbank in het nadeel van verdachte uit.
De door en namens verdachte ter terechtzitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden acht de rechtbank in het licht van de ernst van de gepleegde feiten niet van een zodanig gewicht, dat dit tot een andere dan na te melden beslissing moet leiden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10,27,57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 en sub 2 subsidiair ten laste gelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van
één jaar.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en sub 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
-een dubbelloops jachtgeweer kaliber 16, merk Sauer hanen 14017,
-een dubbelloops jachtgeweer kaliber 16, merk John Wilkes 14047,
-een enkelloops kogelgeweer, kaliber .303, merk Lee Enfield brit 61L2549 en
-een geweer, kaliber .22 model 1418, merk Anschutz 1224406
aan de rechthebbende, te weten [rechthebbende], wonende te [adres]
Aldus gewezen door mr. Rikken, voorzitter, mrs. Teekman en Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van Ter Haar, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 januari 2006.