ECLI:NL:RBALM:2006:AX8890

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
55860 / HA ZA 03-84
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Jongebreur
  • A. Breitbarth
  • M. Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door het verzenden van valse facturen en hoofdelijk aansprakelijkheid van de bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 22 februari 2006 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen AEGON Nederland NV en verschillende vennootschappen en hun bestuurder, T. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door het opstellen en verzenden van valse facturen aan AEGON voor niet geleverde diensten. AEGON vorderde schadevergoeding van T c.s. voor een totaalbedrag van EUR 18.135.430,00, dat zij had betaald voor deze valse facturen. De rechtbank stelde vast dat T, als bestuurder van de betrokken vennootschappen, hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die AEGON had geleden. De rechtbank verwierp het verweer van T c.s. dat er sprake was van groepsaansprakelijkheid en hoofdelijke aansprakelijkheid op basis van de artikelen 6:166 en 6:102 BW. De rechtbank concludeerde dat T persoonlijk ernstig verwijtbaar had gehandeld door valse facturen te verzenden, wat werd aangemerkt als kennelijk onbehoorlijk bestuur. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling van de schadevergoeding en de hoogte van de vorderingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 55860 / HA ZA 03-84
Datum vonnis : 22 februari 2006
In de hoofdzaak
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
AEGON NEDERLAND NV,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verder te noemen: Aegon,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. P.C. Kleyn van Willigen,
advocaat mr. M.S. de Kort-de Wolde te 's-Gravenhage,
en
2. de vennootschap naar het recht van de Verenigde Staten
INSURANCE COMPANY OF THE STATE OF PENNSYLVANIA,
gevestigd te New York, Verenigde Staten,
3. de vennootschap naar het recht van de Verenigde Staten
AMERICAN INTERNATIONAL UNDERWRITERS,
gevestigd te New York, Verenigde Staten,
interveniënten in de hoofdzaak,
verder gezamenlijk te noemen: AIG,
procureur mr. P.C. Kleyn van Willigen,
advocaat mr. M.S. de Kort-de Wolde te 's-Gravenhage,
tegen
1. HERRE T,
wonende te Hengelo,
verder te noemen: T,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Enschede,
verder te noemen: T Assurantiën,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.H.T. HOLDING B.V.,
gevestigd te Hengelo,
verder te noemen: HHT,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JESA BEHEER & MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Hengelo,
verder te noemen: Jesa,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGIOTOP B.V.,
gevestigd te Hengelo,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
verder gezamenlijk te noemen: T c.s.
procureur mr. E. Lassche.
Het procesverloop
1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 23 april 2003;
- het incidenteel vonnis van 27 augustus 2003;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie;
- het incidenteel vonnis van 17 november 2004;
- de conclusie van eis na tussenkomst;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens wijziging van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie.
2. De procureur van T c.s. heeft zich ter rolle van 14 december 2005 zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak niet in staat verklaard. Overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 8 van het Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken, heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol van 28 december 2005, teneinde T c.s. de gelegenheid te bieden voor zich een andere procureur te doen stellen, hetgeen niet heeft plaatsgevonden. Ter rolle van 28 december 2005 hebben Aegon en AIG vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op heden.
3. De vrijwaringszaak is ter rolle van 28 december 2005 doorgehaald, nu ook de procureur van V zich niet in staat heeft verklaard.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing.
De rechtbank neemt hier over hetgeen zij in haar tussenvonnissen van 23 april 2003, 27 augustus 2003 en 17 november 2004 heeft overwogen en beslist.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, danwel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist is het volgende komen vast te staan.
V, verder te noemen V, was voormalig Directeur Financiën Nederland van Aegon en in die hoedanigheid bevoegd overeenkomsten namens Aegon te sluiten.
Aegon heeft ter verzekering van haar vordering op T c.s. op 3 oktober 2002 en 7 oktober 2002 verlof gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank om diverse conservatoire beslagen te (laten) leggen ten laste van T c.s.
V en T zijn bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank d.d. 27 mei 2004 respectievelijk 18 juni 2004 ieder veroordeeld wegens “valsheid in geschrift” en “verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft” tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren. V en T hebben tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Op 20 oktober 2004 heeft AIG uit hoofde van een verzekeringspolis aan Aegon een bedrag ad EUR 15.939.392,00 uitgekeerd.
De vordering van Aegon.
De rechtbank verwijst hier naar hetgeen zij in – onder meer rechtsoverweging 1. van – haar vonnis van 23 april 2003 heeft overwogen.
Na wijziging van eis, vordert Aegon dat T c.s. zullen worden veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad, om aan Aegon te betalen een bedrag van EUR 8.122.315,48, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 mei 2004, met veroordeling van T c.s. in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van de in de dagvaarding genoemde conservatoire beslagen.
Aegon heeft hiertoe aangevoerd, dat er - in tegenstelling tot hetgeen in de dagvaarding is vermeld – thans van moet worden uitgegaan dat T c.s. meer dan 700 facturen voor een totaal bedrag van EUR 21.144.013,00 aan Aegon hebben verzonden voor geheel of gedeeltelijk gefingeerde diensten. Het totaal aan zwarte facturen, dat wil zeggen facturen die zijn verzonden, terwijl hiervoor in het geheel geen diensten zijn geleverd, bedraagt EUR 18.135.430,00. Om haar moverende redenen heeft Aegon ervoor gekozen haar vorderiong te beperken tot het totaalbedrag van de zogenaamde zwarte facturen.
Per 20 mei 2004 bedroeg de totale schadevordering van Aegon uit dien hoofde EUR 24.061.707,48 (zijnde EUR 18.135.430,00 + EUR 5.926.278,48 aan wettelijke rente tot 20 april 2004).
Omdat AIG op 20 mei 2004 een bedrag van EUR 15.939.392,00 aan Aegon heeft uitgekeerd en AIG voor dat bedrag is gesubrogeerd in de rechten van Aegon, bedraagt de vordering van Aegon (nog) EUR 8.122.315,48. T c.s. zijn op grond van het bepaalde in artikel 6:166 en 6:102 lid 1 BW hoofdelijk en voor het geheel aansprakelijk voor de onrechtmatige schade die zij tezamen met V aan Aegon hebben toegebracht.
De vordering van AIG.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij – onder meer in rechtsoverweging 2. – heeft overwogen in haar tussenvonnis van 17 november 2004.
AIG vordert, uitvoerbaar bij voorraad, T c.s. te veroordelen aan AIG te betalen het bedrag van EUR 15.939.392,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2004 tot de dag der algehele voldoening, alsmede T c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.
Hiertoe heeft AIG gesteld dat T c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door – kort gezegd – facturen uit te schrijven aan Aegon voor niet verrichte, gefingeerde, diensten welke facturen door Aegon zijn betaald na fiattering daarvan door V (de voormalige financieel directeur van Aegon). Hierdoor is Aegon – in ieder geval – benadeeld voor een bedrag van EUR 18.135.430,00. Nu AIG op 20 mei 2004 in verband hiermee een bedrag van EUR 15.939.392,00 aan Aegon heeft voldaan, is zij voor dit bedrag gesubrogeerd in de vordering van Aegon op T c.s. T c.s. zijn op grond van het bepaalde in artikel 6:166 en 6:102 lid 1 BW hoofdelijk en voor het geheel aansprakelijk voor de onrechtmatige schade die zij tezamen met V aan Aegon hebben toegebracht. AIG heeft alle stellingen en gronden zoals vermeld in de dagvaarding en de conclusie van repliek in conventie tot de hare gemaakt en heeft de rechtbank verzocht die stellingen en gronden als herhaald en ingelast te willen beschouwen.
De vordering van T c.s. in reconventie
T c.s. hebben in reconventie gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. te verklaren voor recht dat de door Aegon in deze zaak gelegde conservatoire beslagen onrechtmatig zijn en dat Aegon derhalve onrechtmatig jegens T c.s. heeft gehandeld;
b. Aegon te veroordelen aan T c.s. te vergoeden de door haar veroorzaakte schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
c. Aegon te veroordelen in de kosten van het geding.
Hiertoe hebben T c.s. aangevoerd dat door hen niet onrechtmatig is gehandeld. De door Aegon gelegde beslagen zijn dan ook onrechtmatig. Hierdoor lijden T c.s. schade.
Het verweer van Aegon in reconventie.
Aegon heeft gemotiveerd betwist onrechtmatig jegens T c.s. te hebben gehandeld door conservatoir beslag ten laste van T c.s. te leggen. Aegon verwijst hiertoe naar haar stellingen in conventie.
De motivering van de beslissing.
In conventie en in reconventie
Kern van het geschil is of T c.s. onrechtmatig jegens Aegon hebben gehandeld.
Onrechtmatige daad
Aegon heeft bij conclusie van repliek in conventie gedocumenteerd en gespecificeerd aangegeven dat in de periode 6 mei 1993 tot 5 april 2002 V ruim 700 facturen afkomstig van T c.s. heeft gefiatteerd ter betaling door Aegon aan T c.s van een bedrag van – in totaal – EUR 18.135.430,00 terzake niet geleverde diensten. T c.s. hebben hierop na de conclusie van antwoord in conventie niet meer gereageerd.
De rechtbank overweegt dat, nu zich voor T c.s. geen (nieuwe) procureur heeft gesteld, zij recht zal doen op hetgeen voorligt, met als (enige) bijzonderheid dat voor T c.s. geen verdere proceshandelingen meer te verwachten zijn, dat wil zeggen geen nadere betwisting van nieuwe, of nader onderbouwde feitelijke stellingen van Aegon en geen bewijslevering van de eigen stellingen.
Nu het verweer van T c.s., zoals gesteld in de conclusie van antwoord in conventie slechts een verweer in algemene bewoordingen is, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een onvoldoende gemotiveerde betwisting door T c.s. van de stellingen van Aegon.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee komen vast te staan dat T c.s. voor een bedrag van EUR 18.135.430,00 aan valse facturen hebben uitgeschreven aan Aegon, die door Aegon vervolgens (ten onrechte) zijn voldaan. Hierdoor hebben T c.s. onrechtmatig jegens Aegon gehandeld, waardoor Aegon schade heeft geleden ten bedrage van EUR 18.135.430,00. Dat de facturen gefiatteerd zijn door V en V bevoegd was overeenkomsten namens Aegon aan te gaan en stellingen te fiatteren, doet hieraan niet af. Door T c.s. is onvoldoende gemotiveerd betwist dat in overleg met V valse facturen aan Aegon werden uitgeschreven; V accordeerde deze vervolgens, waarna de bedragen aan T c.s. werden uitbetaald. Deze bedragen werden vervolgens tussen T en V verdeeld.
Ook het verweer van T c.s. dat een deel van de gefactureerde bedragen zag op enerzijds een bonus gekoppeld aan uit te voeren projecten in verband met door T Assurantiën gedane investeringen en anderzijds een bonus in verband met functioneren en het behalen doelstellingen door T c.s. is – naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Bovendien heeft Aegon dit bij conclusie van repliek in conventie gemotiveerd weersproken en hebben T c.s. hierop niet meer hebben gereageerd.
De stelling van T c.s. dat niet enkel zaken is gedaan met V, maar ook met M en de B van Spaarbeleg en V en van der T van (Aegon schadebedrijven) behoeft geen verdere bespreking, nu Aegon – onweersproken – heeft gesteld dat dit zogenaamde witte facturen betreffen, te weten facturen waarvoor door T c.s. wel diensten zijn verricht. Aegon en AIG vorderen in de onderhavige procedure enkel de door T c.s. verzonden zwarte facturen. De betalingsopdrachten voor deze zwarte facturen zijn op naam van V gesteld en in het algemeen ook door hem ondertekend.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat T c.s. valse facturen aan Aegon hebben verzonden voor niet bestaande, gefingeerde, diensten. Hierdoor hebben zij onrechtmatig jegens Aegon gehandeld. De rechtbank merkt op, dat – voorzover T Assurantiën, HHT, Jesa en Regiotop deze valse facturen hebben verzonden – dit handelen in beginsel aan de respectievelijke vennootschap moet worden toegerekend. Uit jurisprudentie volgt dat onder omstandigheden ook de bestuurders of feitelijk leidinggevenden bij die vennootschap uit onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk kunnen zijn voor het handelen of nalaten van die vennootschap. Van zo’n onrechtmatige daad kan sprake zijn, indien de bestuurder of de feitelijk leidinggevende een persoonlijk verwijt treft. Aegon heeft onweersproken gesteld dat T bestuurder dan wel feitelijk leidinggevende van T Assurantiën, HHT, Jesa en Regiotop is. T treft een persoonlijk ernstig verwijt, doordat hij valse facturen heeft (doen) verzenden, waarbij hij – zo is door Aegon gesteld en door T c.s. onvoldoende betwist – gebruik heeft gemaakt van (zijn) vennootschappen. Het verzenden van valse facturen wordt door de rechtbank aangemerkt als kennelijk onbehoorlijk bestuur. T heeft dan ook in privé onrechtmatig jegens Aegon gehandeld en kan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de daarvoor veroorzaakte schade.
De rechtbank is van oordeel dat van een (groeps)aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 BW geen sprake is. Dit artikel ziet blijkens de parlementaire geschiedenis op een zogenaamde fysieke onrechtmatige daad en niet op het onderhavige geval dat verschillende rechtspersonen valse facturen verzenden en daarmee als groep een onrechmatige daad plegen en als zodanig ook hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Aegon geleden schade ten gevolge van de door hen afzonderlijk gepleegde onrechtmatige daden.
Ook van een hoofdelijke aansprakelijk op grond van het bepaalde in artikel 6:102 lid 1 BW is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Er is immers geen sprake van vergoeding van dezelfde schade. Door iedere onrechtmatige gedraging (het verzenden van valse facturen) lijdt Aegon, doordat zij deze facturen heeft voldaan, (nieuwe) schade.
Schade
Nu vast is komen te staan dat T c.s. door het verzenden van valse facturen onrechtmatig jegens Aegon hebben gehandeld, dient de door Aegon geleden schade te worden vastgesteld.
Aegon heeft de door haar geleden schade – na wijziging van eis – op 20 mei 2004 begroot op EUR 24.061.707,48 zijnde EUR 18.135.430,00 (het totaal bedrag van de door T c.s. aan Aegon verzonden zwarte facturen) vermeerderd met een bedrag van EUR 5.926.278,48 aan wettelijke rente tot 20 april 2004. T c.s. heeft de hoogte van de schade niet gemotiveerd betwist.
De rechtbank heeft onder 6.4. en 6.5. overwogen dat van een hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van het bepaalde in de artikelen 6:166 BW en 6:102 lid 2 BW geen sprake is. Wel is T (in privé) hoofdelijk aansprakelijk voor de door Aegon geleden schade.
Bij conclusie van repliek in conventie heeft Aegon haar eis gewijzigd. Voorts heeft Aegon bij conclusie van repliek in conventie in productie 11.1 een overzicht overgelegd van alle door T c.s. aan Aegon verzonden zwarte facturen. Per vennootschap is echter niet (inzichtelijk) aangegeven voor welk (totaal) bedrag T Assurantiën, Jesa, HHT en Regiotop zwarte facturen aan Aegon hebben verzonden. De rechtbank zal Aegon en AIG in de gelegenheid stellen zich bij akte alsnog uit te laten over het totaal bedrag dat T Assurantiën, Jesa, HHT en Regiotop afzonderlijk door middel van het verzenden van zwarte facturen aan Aegon in rekening hebben gebracht, alsmede over welke bedragen vanaf wanneer wettelijke rente wordt gevorderd.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
In conventie
Verwijst de zaak voor het nemen van de onder rechtsoverweging 6.9. bedoelde akte naar de rol van woensdag 22 maart 2006.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
In reconventie:
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Jongebreur, Breitbarth en Lorist en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 22 februari 2006.