ECLI:NL:RBALM:2006:AX3740

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
16 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06 / 596 WW44 V1 V
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van sloopvergunning voor woonhuis en opstallen te Hengelo

In deze zaak heeft de vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor een sloopvergunning voor een woonhuis en opstallen op het perceel Brugginksweg 35 te Hengelo. De aanvraag werd op 24 april 2006 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo goedgekeurd. Verzoekers, waaronder Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu en de Vereniging Woolderparkgroep, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij de sloop voorbarig achten en menen dat de veiligheid van mens en milieu onvoldoende is gewaarborgd.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 10 mei 2006. De verzoekers stelden dat de sloopvergunning niet voldeed aan de eisen van de Nederlandse emissierichtlijn (Ner) en het Besluit luchtkwaliteit (Blk), en dat de veiligheid tijdens de sloop onvoldoende was gewaarborgd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster 1 als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat verweerder bij het verlenen van de sloopvergunning geen rekening had gehouden met de relevante wetgeving, zoals de Ner en het Blk.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van verweerder om de sloopvergunning te verlenen onduidelijkheden vertoonde en dat de uitkomst van de bezwaarschriftenprocedure ongewis was. Daarom besloot de voorzieningenrechter het verzoek toe te wijzen en de sloopvergunning te schorsen tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Tevens werd verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure en moest het griffierecht vergoeden aan de verzoekers. Deze uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 16 mei 2006.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 06 / 596 WW44 V1 V
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht d.d. 16 mei 2006
in het geschil tussen:
Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu e.a.,
gevestigd te Hengelo, verzoekster (verzoekster 1),
gemachtigde: M.H. Middelkamp, werkzaam bij Milieu-adviesbureau Middelkamp te Almelo;
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker;
gemachtigde: M.H. Middelkamp, werkzaam bij Milieu-adviesbureau Middelkamp te Almelo;
Vereniging Woolderparkgroep i.o.,
gevestigd te Hengelo, verzoekster (verzoekster 2),
gemachtigde: M.H. Middelkamp, werkzaam bij Milieu-adviesbureau Middelkamp te Almelo;
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo, verweerder,
Derde belanghebbende: Gemeente Hengelo, grondbedrijf, vergunninghoudster
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder d.d. 24 april 2006.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Op 21 maart 2006 heeft vergunninghoudster bij verweerder een aanvraag ingediend voor een sloopvergunning voor de sloop van een woonhuis en opstallen op het perceel Brugginksweg 35 te Hengelo.
Bij besluit van 24 april 2006 heeft verweerder deze vergunning verleend.
Bij bezwaarschrift van 8 mei 2006 hebben verzoekers tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 8 mei 2006 is door verzoekers aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende de schorsing van verweerders besluit van 24 april 2006.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 10 mei 2006 waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verzoekster 1 en verzoekster 2 hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door M. van Dijk en B.J.A. Leferink.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd.
Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voorzover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter.
Gelet hierop dient in het onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat het besluit van 24 april 2006, inhoudende de verlening van een sloopvergunning voorop de sloop van een woonhuis en opstallen op het perceel Brugginksweg 35 te Hengelo wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen.
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 8.1.1, eerste lid, van de Bouwverordening van de gemeente Hengelo is het verboden bouwwerken, standplaatsen en woonwagens daaronder begrepen, te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).
In artikel 8.1.6 van de Bouwverordening is bepaald dat een sloopvergunning moet worden geweigerd indien:
a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
b. de bescherming van nabij gelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
c. een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend;
d. een vergunning ingevolge een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is vereist en deze niet is verleend;
e. een aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan of op grond van een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend.
Blijkens de toelichting bij de bouwverordening betreft het hier een limitatieve opsomming van weigeringsgronden. Als geen van de onder a tot en met e bedoelde situaties zich voordoet moet de sloopvergunning worden verleend.
Standpunten van partijen
Verzoekers achten de sloop van het woonhuis en opstallen gelegen aan de Brugginksweg 35 te Hengelo voorbarig. Verzoekers zien de sloop als een oneigenlijke methode van verweerder om de besluitvorming rond het ter plaatse voorziene gezondheidspark te beïnvloeden. Verder zijn verzoekers van mening dat de veiligheid van mens en milieu onvoldoende is gewaarborgd gelet op de aan de sloopvergunning verbonden voorwaarden. Volgens verzoekers ontbreken in de sloopvergunning adequate voorschriften die de stofverspreiding tegengaan. Verweerder had volgens verzoekers aan de sloopvergunning de eisen dienen te verbinden zoals die zijn neergelegd in de Nederlandse emissierichtlijn (Ner). Verder had verweerder de sloopaanvraag volgens verzoekers dienen te toetsen aan het Besluit luchtkwaliteit (Blk) omdat door de sloop verspreiding van fijnstof ontstaat die zonder nadere maatregelen niet is toegestaan.
Verweerder is allereerst van mening dat verzoekster 1 en verzoeker niet als belanghebbenden zijn aan te merken bij het bestreden besluit. Volgens verweerder is het doel van verzoekster1, zoals dat blijkt uit de staturen, zodanig ruim geformuleerd dat naar de mening van verweerder niet gezegd kan worden dat verzoekster 1 door het bestreden besluit in voldoende mate geraakt wordt in de belangen die zij behartigt. Verzoeker woont volgens verweerder op ongeveer 200 meter van het te slopen bouwwerk zodat hij naar verweerders mening niet rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat geen van de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde weigeringsgronden zich voordoet zodat hij gehouden was de gevraagde vergunning te verlenen. Volgens verweerder is de veiligheid tijdens het slopen voldoende gewaarborgd door de voorschriften die aan de vergunning verbonden zijn. Met betrekking tot de stelling van verzoekers dat de eisen zoals die in de Ner zijn neergelegd aan de vergunning verbonden hadden moeten worden stelt verweerder zich op het standpunt dat zijn inziens de Ner alleen van toepassing is als er een vergunning in het kader van de wet milieubeheer wordt verleend. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat de vergunningaanvraag niet getoetst behoeft te worden aan het Blk omdat er volgens verweerder sprake is van een gebonden beschikking.
Overwegingen
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat verzoekster 1 als belanghebbende is te beschouwen in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb. De omschrijving van het doel en het werkterrein van verzoekster 1 blijkens de overgelegde wijziging van de statuten van verzoekster biedt daarvoor voldoende houvast.
In het kader van deze voorlopige voorziening kan mitsdien in het midden blijven of beide andere verzoekers eveneens als belanghebbenden zijn aan te merken.
Verweerder heeft bij het verlenen van de sloopvergunning geen aandacht geschonken aan de Ner en evenmin aan het Blk. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28-10-2005 (AB 2006, 33) volgt dat bij gebonden beschikkingen, waar belangen in een wettelijk systeem geacht worden te zijn afgewogen, geen plaats is voor een toetsing aan andere maatstaven dan die van dat wettelijk systeem. Het verlenen van een sloopvergunning betreft een gebonden beschikking, nu de weigeringsgronden limitatief in de Bouwverordening zijn opgenomen.
Een van de maatstaven die bij het verlenen van een sloopvergunning als in dit geval een rol speelt, is het waarborgen van de veiligheid tijdens het slopen. In verband met deze maatstaf heeft verweerder een voorschrift aan de sloopvergunning verbonden. Dat voorschrift luidt “het verspreiden van stof moet zoveel mogelijk worden tegengegaan door de gesloopte onderdelen met water te besproeien”. Hieruit leidt de voorzieningrechter af dat het tegengaan van het verspreiden van stof mede tot de belangen van het wettelijk systeem (artikel 8 e.v. van de Bouwverordening) wordt gerekend. Mitsdien had het op de weg van verweerder gelegen om de gevraagde sloopvergunning aan Ner en Blk te toetsen. Nu dat niet is gebeurd is onduidelijk of aan de verleende sloopvergunning een gebrek kleeft. Daardoor is de uitkomst van de bezwaarschriftenprocedure ongewis. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding het besluit waarop het verzoek ziet te schorsen als na te melden.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- wijst het verzoek toe en schorst het besluit van verweerder van 24 april 2006 (sloopvergunning) tot zes weken nadat op het bezwaarschrift zal zijn beslist;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure ad € 644,-- door verweerders rechtspersoon te betalen aan verzoekers;
- verstaat dat verweerders rechtspersoon het griffierecht van verzoekers ad € 281,00 vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers als griffier.
Afschrift verzonden op 16 mei 2006
AW