ECLI:NL:RBALM:2006:AW3871
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- M. Breitbarth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vorderingen in kort geding wegens onterecht instellen tegen bestuurder in plaats van vennootschap
In deze zaak vorderden eisers in kort geding een veroordeling van gedaagde, die als bestuurder en enig aandeelhouder van een vennootschap fungeert, om inzage te geven in overeenkomsten en om een mondelinge samenwerkingsovereenkomst schriftelijk vast te leggen. Eisers stelden dat gedaagde hen in 2004 had benaderd met het plan om samen een café te exploiteren, en dat zij hiervoor een bedrijfsplan hadden opgesteld. Gedaagde ontkende echter dat er een mondelinge overeenkomst tot stand was gekomen en betwistte het bestaan van auteursrechten op de huisstijl en andere elementen van het café.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen op formele gronden moesten worden afgewezen, omdat deze waren ingesteld tegen gedaagde als persoon en niet tegen de vennootschap zelf, die de exploitatie van het café formeel uitvoert. De rechter benadrukte dat in kort geding een veroordeling tot nakoming alleen kan worden uitgesproken als met hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden verwacht dat de gewone rechter in een bodemprocedure tot toewijzing zal komen. Dit was in deze zaak niet het geval, aangezien eisers onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat er enige vorm van samenwerking was overeengekomen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eisers niet toewijsbaar waren en dat zij als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure moesten worden veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken op 25 april 2006, waarbij de rechter de vorderingen van eisers afwees en hen in de proceskosten veroordeelde.