2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiser is sedert september 2000 vanuit de politieorganisatie gedetacheerd bij de gemeente [gemeente] als inspecteur bijzondere wetten bij het teamonderdeel bijzondere wetten en sedert 1 december 2001 in die functie in vaste dienst bij verweerder benoemd.
Omdat onregelmatigheden zijn geconstateerd bij de verwerking van financiële transacties, die mogelijk kunnen duiden op ernstig plichtsverzuim, heeft de gemeentesecretaris [gemeentesecretaris] eiser bij schrijven van 10 maart 2004 namens verweerder doen weten dat hij voornemens is om eiser met ingang van 11 maart 2004 bij wijze van ordemaatregel, in het belang van de dienst, op grond van het bepaalde in artikel 8:15:1, lid d, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente [gemeente] (hierna: CAR), te schorsen gedurende de periode dat een onderzoek wordt ingesteld naar diens functioneren.
In een op 29 maart 2004 gehouden gesprek heeft eiser op eigen initiatief in het bijzijn van zijn toenmalige gemachtigde, ten overstaan van de gemeentesecretaris en het hoofd Personeel Informatisering Communicatie & Organisatie (PICO), zijn zienswijze op de geconstateerde feiten gegeven. Bij e-mail van 31 maart 2004 heeft eiser verweerder aanvullende informatie verstrekt.
Bij schrijven van 31 maart 2004 heeft de gemeentesecretaris eiser namens verweerder doen weten voornemens te zijn om hem met toepassing van het bepaalde in hoofdstuk 16 van de CAR op grond van zeer ernstig plichtsverzuim, de disciplinaire straf op te leggen van ongevraagd ontslag uit zijn functie van inspecteur bijzondere wetten. Daarbij is aangegeven dat eiser in de gelegenheid wordt gesteld om zich mondeling, dan wel schriftelijk te verantwoorden. Vervolgens heeft verweerder een onderzoek door het bureau Deloitte, Onderzoek en Integriteitsadvies (hierna: Deloitte) doen instellen naar de geconstateerde onrechtmatigheden bij het teamonderdeel bijzondere wetten.
Bij schrijven van 13 april 2004 heeft eiser schriftelijk verantwoording afgelegd ten aanzien van het voornemen tot strafontslag.
Bij schrijven van 29 april 2004 heeft de gemeentesecretaris eiser namens verweerder bericht dat de besluitvorming ten aanzien van het voornemen tot strafontslag zal worden aangehouden teneinde het resultaat van het lopende onderzoek af te wachten.
Vervolgens is eiser op 26 mei 2004 gehoord door de onderzoekscommissie van Deloitte. Op 16 juli 2004 heeft Deloitte rapport van het onderzoek teamonderdeel bijzondere wetten uitgebracht.
Bij schrijven van 12 augustus 2004 heeft de gemeentesecretaris eiser namens verweerder een nieuwe tenlastelegging doen toekomen. Daarin is eiser het navolgende ten laste gelegd:
• het in strijd met de regels storten van geïnde gelden afkomstig van bestuursdwang in de kas Bijzondere Wetten;
• het niet bijhouden van een adequate administratie van inkomsten en uitgaven;
• het aanwenden van gelden voor een doel waarvoor deze niet gebruikt mogen worden;
• het hebben van contact met collega’s Bijzondere Wetten op de avond van de dag waarop de schorsing is aangezegd, welk contact mede tot doel had om in gezamenlijkheid de nog af te leggen verklaringen op elkaar af te stemmen en het bestaan van de kas te verzwijgen. Tevens is daarbij gepoogd om een valse verklaring op te stellen dan wel af te laten leggen omtrent de herkomst van de alsnog af te dragen gelden in de zaak [aangeschrevene];
• het afleggen van een valse verklaring omtrent het afstorten van gelden bij de afdeling Financiën in de zaak [aangeschrevene].
Tevens is daarbij aangegeven dat het voornemen tot het opleggen van de straf van ongevraagd ontslag op basis van deze tenlastelegging ongewijzigd gehandhaafd blijft.
Bij schrijven van 3 september 2004 heeft eiser schriftelijk verantwoording afgelegd ten aanzien van de tenlastelegging.
Bij schrijven van 9 september 2004 heeft de gemeentesecretaris eiser vervolgens namens verweerder in kennis gesteld van het voornemen om hem op grond van ernstig plichtsverzuim met toepassing van het bepaalde in artikel 8:13 CAR de straf van ongevraagd ontslag op te leggen. Subsidiair is daarbij aangegeven dat het vertrouwen in eiser als ambtenaar aanzienlijk is geschaad en dat zijn optreden getuigt van een grote mate van normvervaging, waaruit de conclusie dient te worden getrokken dat eiser ongeschikt moet worden geacht voor de verdere uitvoering van zijn functie bij het teamonderdeel bijzondere wetten en het voornemen bestaat om hem subsidiair ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor de functie anders dan wegens ziekten of gebreken onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:6 van de CAR.
Bij schrijven van 20 september 2004 heeft eiser zijn zienswijze ten aanzien van dit voornemen aan verweerder doen toekomen.
Bij besluit van 30 september 2004 heeft de gemeentesecretaris eiser vervolgens namens verweerder primair met toepassing van het bepaalde in artikel 8:13 van de CAR de straf van ongevraagd ontslag opgelegd, waarbij die strafoplegging overeenkomstig het bepaalde in artikel 16:1:5 van de CAR onmiddellijk ten uitvoer is gelegd. Subsidiair is eiser met toepassing van het bepaalde in artikel 8:6 van de CAR de straf van ontslag op grond van ongeschiktheid voor de functie anders dan wegens ziekten of gebreken opgelegd.
Bij bezwaarschrift van 9 november 2004 heeft eiser tegen dit besluit bezwaar gemaakt.