Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ruimtelijke onderbouwing wel degelijk de inbreuk op het planologische regime kan dragen. De ruimtelijke onderbouwing bestaat uit het besluit van burgemeester en wethouders van 8 april 2003 waarbij wordt besloten tot het voornemen om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan en de beantwoording van de zienswijzen, welke is meegestuurd naar GS. Verweerder stelt dat in die documenten elk aspect wordt aangehaald en wordt gemotiveerd waarom die aspecten verantwoord en acceptabel zijn in het licht van de inpassing van het gebouw in haar omgeving.
Verweerder wijst er op dat de stelling dat eisers er op moeten kunnen vertrouwen dat de gemeente volgens haar eigen vastgestelde beleid handelt niet opgaat omdat de raad zich in de ontwikkelingsvisie Tubbergen Centrum juist niet expliciet heeft uitgesproken over de onderhavige locatie.
Ook acht verweerder het bouwplan in overeenstemming met de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, waar als voorwaarde voor het bouwen in meer lagen is aangegeven dat maximaal twee bouwlagen met een “opbouw” dan wel kap zijn toegestaan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de derde laag in het onderhavige bouwplan aan de voorzijde aan de Oranjestraat terugliggend en derhalve in de vorm van een opbouw, wordt gerealiseerd. Het feit dat de bouw aan de achterzijde wel drie volwaardige bouwlagen heeft, acht verweerder gezien de ligging aan een parkeerterrein met daarachter het gemeentehuis verantwoord, nu omwonenden daarvan geen overlast ondervinden.
Verweerder wijst er op dat de gemeenteraad op 7 juni 2004 de welstandsnota heeft vastgesteld en daarbij een aantal criteria voor het onderhavige perceel heeft vastgesteld.
Verweerder acht het bouwen voor senioren niet in strijd met de wens van de gemeenteraad dat het bieden van huisvesting aan jongeren en voor gezinnen met kinderen ook uitgangspunt kan zijn. In dat verband ziet verweerder tevens een bevestiging in het op 5 april 2004 door de gemeenteraad vastgestelde woonplan, waarin voor de periode van 2005 – 2009 is aangegeven dat er 296 appartementen/seniorenwoningen zullen worden gebouwd.
Met betrekking tot de verminderde lichttoetreding wijst verweerder er op dat in het huidige bestemmingsplan bijruimten kunnen worden gebouwd met een maximale hoogte van 6 meter tot 1 á 2 meter van het bestemmingsvlak. Ten opzichte van de mogelijkheden in het huidige bestemmingsplan kan er dus nauwelijks sprake zijn van vermindering van lichttoetreding, nog daargelaten dat ook de ligging van het bouwplan, ten noorden van de panden van Kemperink in combinatie met de draairichting van de zon, nauwelijks tot schaduwwerking zal leiden.
Ten aanzien van de gestelde doelgroep wijst verweerder er op dat uit een onderzoek van het bureau I&O blijkt dat er de komende tijd behoefte is aan woningen voor die doelgroep en aan het bestreden besluit ook de voorwaarde is verbonden dat de appartementen voor 55 plussers zijn bestemd.
Ten aanzien van de gehanteerde parkeernorm en het aantal parkeerplaatsen geeft verweerder aan dat bij bejaardenwoningen een norm van 0,25 – 0,5 wordt gehanteerd en voor seniorenwoningen een norm van 0,8 –1,0. Aangezien 55 plussers zowel bejaarden als senioren kunnen zijn, acht verweerder norm van 0,6, hetgeen overeenkomt met de 8 geplande parkeerplaatsen acceptabel.
Ten aanzien van de aan de bouwvergunning verbonden voorwaarde dat de bergingen intern dusdanig worden opgedeeld dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat een woning een van buiten de woning toegankelijke bergruimte moet hebben die minimaal 6,5 % van de gebruiksoppervlakte van de woning beslaat, is verweerder van mening dat dit wel degelijk als voorwaarde is aan te merken welke strekt tot bescherming van de belangen, ten behoeve waarvan de voorschriften strekken krachtens welke de vergunning wordt verleend en waaraan het bouwwerk moet voldoen. Het betreft slechts het verschuiven van scheidingsmuren in de bergingen, een ondergeschikte wijziging die naar het oordeel van verweerder onder het bereik van artikel 56 van de Woningwet valt.
Voorts stelt verweerder dat het alsnog inbrengen van de aanvankelijk ontbrekende bouwtekening van de gevel van de bergingen geen wijziging van dusdanig ingrijpende aard is, dat de zienswijzenprocedure nogmaals dient te worden gevoerd. De bergingen waren immers van meet af aan op de plattegrond ingetekend en bij schrijven van 25 februari 2005 is aan eisers toegelicht hoe de zij- en achtergevels eruit komen te zien.
Met betrekking tot het al dan niet naleven van de op 27 april 1995 opgestelde overeenkomst tussen verweerder en eisers stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel nu verweerder aan de inspanningsverplichting heeft voldaan. Op het perceel is deels een doorgang voor voetgangers en fietsers gerealiseerd en een strook voor kort parkeren langs het perceel. Daarnaast is er een inspraakprocedure gevolgd. Dat deze er toe heeft geleid dat de wens van eisers en de ondernemersvereniging, gelet op de forse gevolgen voor de centrumstructuur en de forse financiële gevolgen, is afgewezen, doet daar niets aan af.
Voorts wijst verweerder er op dat het onderhavige perceel slechts een klein onderdeel van de overeenkomst betreft.
Ook wordt aangegeven dat de verkoop van de grond aan de Woningstichting eerst heeft plaatsgevonden nadat de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie was afgerond en de raad zich daarmee had uitgesproken over de wenselijke ontwikkelingen in het centrum van Tubbergen.
Voorts wijst verweerder er op dat de doorsteek is opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.
Ten aanzien van het beroep op artikel 4 van de bestemmingsplanvoorschriften stelt verweerder zich op het standpunt dat op de bestemmingsplankaart middels een geruit vlak expliciet is aangegeven waar o.a. bijruimten mogen worden gebouwd. Artikel 4 bepaalt slechts in welke gevallen de bebouwingsgrenzen mogen worden overschreden.
Voorts wijst verweerder er op dat de provincie Overijssel in het kader van het Besluit luchtkwaliteit een rapportage heeft geschreven waaruit blijkt dat in de gemeente Tubbergen geen waarden voor fijn stof worden overschreden.