ECLI:NL:RBALM:2006:AV3132

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05 / 191 WWB A1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsverplichting voor alleenstaande ouder met zorgplicht

In deze zaak stond ter discussie of de gemeente Almelo, vertegenwoordigd door het College van Burgemeester en Wethouders, terecht een arbeidsverplichting van 20 uur per week had opgelegd aan eiseres, een alleenstaande moeder met twee jonge kinderen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 februari 2005, waarin haar werd opgelegd zich beschikbaar te stellen voor arbeid, ondanks haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bij de beslissing onvoldoende rekening heeft gehouden met de zorgplicht van eiseres voor haar kinderen, van wie één chronisch ziek is. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen bij het vaststellen van de arbeidsverplichting, en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de beschikbaarheid van kinderopvang en de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de gemeente het griffierecht van € 37,-- aan eiseres diende te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van persoonlijke omstandigheden bij het opleggen van arbeidsverplichtingen aan alleenstaande ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 05 / 191 WWB A1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d.
in het geschil tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almelo,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 4 februari 2005.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Verweerder heeft bij besluit van 16 november 2004 een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (WWB) aan eiseres toegekend ingaande 2 juli 2004. Bij dit besluit heeft verweerder tevens een waarschuwing aan eiseres opgelegd in verband met het niet, onvoldoende of niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor het verlenen van bijstand. Tot slot heeft verweerder bij voornoemd besluit aan eiseres de plicht opgelegd zich voor 26 uur per week beschikbaar te houden voor arbeid.
Eiseres heeft op 22 november 2004 een bezwaarschrift tegen dit besluit ingediend. Verweerder heeft tijdens de hoorzitting in bezwaar aangegeven dat de schriftelijke waarschuwing aan eiseres wordt ingetrokken. Bij beslissing van 13 januari 2005 (verzonden 4 februari 2005) heeft verweerder het bezwaarschrift gegrond verklaard, voor zover het was gericht tegen de beslissing tot het opleggen van een waarschuwing en deels gegrond voor zover het was gericht tegen de beslissing tot het opleggen van een arbeidsplicht van 26 uur per week. Verweerder heeft deze arbeidsplicht in bezwaar verlaagd naar 20 uur per week.
Blijkens het beroepschrift van 16 februari 2005 kan eiseres zich niet met deze beslissing verenigen. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en op 18 maart 2005 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 6 februari 2006, waar eiseres is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M. van Dijk en I. Agterbosch.
Overwegingen
In geschil is de vraag of het besluit van 4 februari 2005 in rechte in stand kan blijven.
Wettelijk kader
Per 1 januari 2004 is de Algemene bijstandswet (Abw) ingetrokken en is de WWB in werking getreden. Dit betekent dat tot en met 31 december 2003 de bepalingen van de Abw van toepassing waren en dat daarna de bepalingen van de WWB zijn gaan gelden.
Artikel 2 Invoeringsregeling WWB geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot vervroegde uitvoering van bepalingen van de WWB die krachtens het Inwerkingtredingsbesluit WWB eerst op 1 februari 2005 in werking zullen treden, alsmede tot het buiten toepassing laten van de ook na 1 januari 2004 nog doorwerkende bepalingen van de Abw. Het is de rechtbank gebleken dat de gemeente Almelo van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt en een Afstemmingsverordening heeft vastgesteld. Deze is op 1 mei 2004 in werking getreden. Dit betekent dat onderhavig geschil moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de WWB.
In artikel 9, tweede lid van de WWB is bepaald dat, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan verlenen van de verplichting tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, voorzover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a. Indien de tijdelijke ontheffing een alleenstaande ouder betreft maakt het college in het bijzonder een afweging tussen het belang van arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht.
Het vierde lid bepaalt vervolgens dat de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts geldt nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene.
Standpunten partijen
Verweerder stelt zich op het volgende standpunt. In beginsel is iedere uitkeringsgerechtigde tussen de 18 en 65 jaar verplicht om naar vermogen te trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. Verweerder acht het van groot belang dat ook alleenstaande ouders in het eigen inkomen kunnen voorzien. Als uitgangspunt geldt dus dat iedere uitkeringsgerechtigde een arbeidsverplichting krijgt, tenzij er omstandigheden zijn van bijzondere en overwegende aard die een gedeeltelijke dan wel volledige ontheffing van de arbeidsverplichting rechtvaardigen. Bij de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar dient de gemeente een afweging te maken tussen het belang van de arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgtaken. Het hebben van de zorg voor kinderen is op zichzelf onvoldoende om de alleenstaande ouder een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht te geven. Een ontheffing van de arbeidsplicht is in alle gevallen een individuele afweging. Verweerder dient zich ervan te vergewissen dat er voldoende passende kinderopvang is en of er sprake is van voldoende scholing.
Vastgesteld kan worden dat eiseres de volledige zorg heeft voor haar ten laste komende kinderen van twee en vijf jaar. Daarnaast is zij verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De kinderen hebben moeite met de scheiding en zijn erg uit hun doen. De zorg voor de kinderen vraagt daarom meer tijd. Verweerder heeft derhalve besloten om eiseres op grond van persoonlijke omstandigheden tot 1 juli 2005 gedeeltelijk voor 20 uur per week te ontheffen van de verplichtingen tot het verkrijgen van arbeid. Op de inlichtingenstaat bij het CWI heeft eiseres aangegeven zich voor 20 uur per week beschikbaar te stellen en vanaf 5 augustus 2004 staat zij voor 20 uur per week bij het CWI ingeschreven als werkzoekende. De gemeente Almelo zal eiseres ondersteuning bieden alsmede voorzieningen ter beschikking stellen zodat een verantwoorde invulling gegeven kan worden aan de combinatie van arbeid en zorg. Er is voldoende passende kinderopvang en scholing beschikbaar.
Eiseres voert aan dat zij nimmer een algemeen gesprek heeft gehad met verweerder over haar persoonlijke omstandigheden. Tijdens een gesprek met mevrouw Pisano op 7 december 2004 werd haar te verstaan gegeven dat iedereen werd verplicht te werken, ongeacht de situatie. Alleen op dat moment kon eiseres kort aangeven dat zij haar inziens verplicht is haar kinderen op te voeden, omdat zij nog heel jong zijn en er medische omstandigheden zijn die het vervullen van de arbeidsplicht heel moeilijk maken. Verder is van belang dat de kinderen na de scheiding een moeilijke tijd hebben doorgemaakt en dat hun problemen zijn verergerd door de vele fouten van de sociale dienst. Eiseres stelt dat haar situatie nooit individueel is bekeken, maar dat slechts op basis van een rekensom is bepaald dat zij een arbeidsplicht van 26 uur heeft. Eiseres heeft de volledige zorg voor haar kinderen van 2 en 5 jaar. Het jongste kind is chronisch astma-patiënt. Hij is veel ziek geweest en gebruikte vele medicijnen, waaronder inhalers. Door zijn astma en longproblemen heeft hij gehoorschade opgelopen waardoor hij gedragsproblemen vertoont. Hij is onder behandeling bij een KNO-arts en een kinderarts. Omdat dit kind dusdanige zorg nodig heeft en achterloopt op zijn leeftijdsgenoten, acht eiseres het onverantwoord hem op een kinderdagverblijf te plaatsen. Zij vindt dat zij voor hem moet zorgen, gezien zijn leeftijd en zijn gezondheid. Ook haar oudste kind kampt met problemen als gevolg van de scheiding. Zij vertoont onhandelbaar gedrag en slaapt nauwelijks. Naast deze problemen dient eiseres voor diverse buitenschoolse activiteiten te zorgen, zoals zwemlessen en logopedie alsmede doktersbezoeken en het brengen en halen naar school. Eiseres stelt dat het haar plicht is haar kinderen te laten opgroeien in een stabiele leefomgeving, zeker na de heftige periode van de scheiding. Zij acht het dan ook onverantwoord om de zorg voor haar kinderen, gelet op hun medische en gedragsproblemen, aan derden over te laten. Er is in haar geval dan ook zeker sprake van omstandigheden van bijzondere en overwegende aard. Eiseres stelt graag te willen werken, maar niet ten koste van haar kinderen.
Overwegingen van de rechtbank
Tussen partijen is in geschil of verweerder, gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiseres, redelijkerwijs tot het opleggen van een arbeidsverplichting van 20 uur per week heeft kunnen komen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 9, tweede lid van de WWB kan verweerder, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, ontheffing verlenen van de verplichting tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Deze bevoegdheid is door verweerder nader uitgewerkt in artikel 10 van de Reïntgratieverordening van de gemeente Almelo en de daarop gebaseerde “Beleidsregels reïntegratie Almelo” welke op 1 mei 2004 van kracht zijn geworden. Ingevolge deze beleidsregels dient verweerder te onderzoeken of tijdelijke ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling op individuele gronden mogelijk is. Afgewogen dient te worden of er een zorgplicht voor de kinderen is en welke gevolgen dit heeft voor de belastbaarheid. Als sprake is van aannemelijke belemmeringen, dan is dit aanleiding de belastbaarheid aan te passen. Uitgangspunt is dat de belastbaarheid op basis van fulltime arbeid wordt verlaagd met 30% bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Persoonlijke omstandigheden van bijzondere en overwegende aard van ouder en kind kunnen reden zijn de belastbaarheid verder te verlagen. Daarbij kan worden gedacht aan een echtscheidingssituatie, waarin de zorg voor de kinderen meer tijd vraagt dan gebruikelijk of aan extreem drukke kinderen met concentratieproblemen, die daardoor meer aandacht nodig hebben.
Met betrekking tot het door verweerder gehanteerde beleid overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 9, tweede lid WWB geeft gemeenten beleidsvrijheid inzake het bepalen van de criteria betreffende de ontheffing van de arbeidsplicht. Deze vrijheid vindt haar begrenzing hierin dat zodanig beleid moet passen in de WWB en moet voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Doelstelling van de WWB is iedere Nederlander, die niet in staat is zelfstandig in zijn bestaan te voorzien door middel van arbeid, te helpen met het zoeken naar werk en, zo lang met werk nog geen zelfstandig bestaan mogelijk is, met inkomensondersteuning. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 9 WWB blijkt dat het kabinet er met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling voor gekozen heeft de vrijstelling van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf jaar te laten vervallen in de WWB. Reden daarvoor is het gegeven dat het voor deze ouders na vijf jaar te moeilijk wordt om weer terug te keren in het arbeidsproces. Daar komt bij dat naarmate mensen langdurig van een minimum inkomen moeten rondkomen dit meer problemen geeft, en de risico's op sociale uitsluiting toenemen. In plaats van een categoriale ontheffing is ervoor gekozen meer te investeren in de randvoorwaarden voor het opleggen van arbeidsverplichtingen voor deze groep, onder meer door te voorzien in kosteloze kinderopvang voor bijstandsgerechtigden en het verlenen van subsidie aan projecten, die zich richten op de scholing en participatie van laag opgeleide vrouwen. De rechtbank is van oordeel dat het beleid van de gemeente Almelo overeenstemt met voornoemde uitgangspunten van de WWB en niet als kennelijk onredelijk of anderszins strijdig met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan worden bestempeld.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder, alvorens tot zijn besluit inzake de omvang van de aan eiseres op te leggen arbeidsverplichting te komen, geen zorgvuldig onderzoek heeft ingesteld. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat de in het bestreden besluit aan eiseres opgelegde arbeidsverplichting van 20 uur per week gebaseerd is op de beschikbaarstelling van eiseres bij het CWI en dat verweerder terzake geen eigen onderzoek heeft ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich hierbij onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het bepaalde in artikel 9, tweede en vierde lid van de WWB, uit welke artikel volgt dat verweerder in het concrete geval van eiseres als alleenstaande ouder een afweging dient te maken tussen het belang van de arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht, en waarbij de verplichting tot arbeidsinschakeling slechts geldt nadat verweerder onder meer genoegzaam heeft vastgesteld dat passende kinderopvang beschikbaar is en eiseres belastbaar is. Reeds tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft eiseres melding gemaakt van de gezondheidsproblemen van haar zoontje, hetgeen in beroep nader is toegelicht en onderbouwd met medische gegevens. Niet gebleken is dat verweerder hiermee in het kader van de vaststelling van eiseres’ arbeidsverplichting op enigerlei wijze rekening mee heeft gehouden.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit niet de benodigde informatie heeft vergaard en aldus het besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Het bestreden besluit komt derhalve wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 en 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit:
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerders gemeente aan eiseres het griffierecht ad € 37,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Deze uitspraak is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers en is in tegenwoordigheid van J. Wenniger als griffier in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2006.
Afschrift verzonden op
mtl