ECLI:NL:RBALM:2005:AU9706

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04 / 991 WAO N1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en intrekking WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 13 januari 2005 uitspraak gedaan over de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die in beroep ging tegen het besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 2 september 2004. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond en handhaafde de intrekking van haar WAO-uitkering per 7 juni 2004, omdat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 15%. Eiseres, die sinds 1990 werkloos was en eerder een uitkering ontving op basis van de WAO, stelde dat haar beperkingen niet adequaat waren beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd, maar dat de arbeidskundige aspecten onvoldoende waren onderzocht. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigde het besluit. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid opnieuw moest worden overwogen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op EUR 648,80 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige en transparante besluitvorming in arbeidsongeschiktheidszaken, vooral met betrekking tot de gebruikte beoordelingssystemen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 04 / 991 WAO N1 A
uitspraak van de meervoudige kamer
in het geschil tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. G.F.M.G. Heutink, advocaat te Apeldoorn,
en
De Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
gevestigd te Amsterdam, locatie Hengelo, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 2 september 2004.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres was laatstelijk via uitzendbureau Start werkzaam als kippenpelster bij [bedrijf] te [plaats] in een fulltime dienstverband (2 ploegendienst). Vanaf 19 september 1990 is eiseres werkloos. Zij heeft zich op 3 december 1990 wegens hand- en polsklachten beiderzijds ziek gemeld. Naderhand ontwikkelde eiseres ook pijnklachten aan nek en achterhoofd en zijn er psychische klachten. Bij besluit van 24 oktober 1991 heeft verweerder eiseres per 30 november 1991 in aanmerking gebracht voor uitkeringen krachtens de toenmalige Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
In het kader van de periodieke herbeoordeling is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw beoordeeld. Dat heeft geleid tot het besluit van 6 april 2004, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 7 juni 2004 is vastgesteld op minder dan 15% en haar WAO-uitkering per die datum is ingetrokken, aangezien de WAO pas recht op uitkering geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer. Bij brief van 13 april 2004 heeft eiseres tegen dit besluit een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om haar bezwaren ter hoorzitting mondeling nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is op 15 juli 2004 gebruik gemaakt. Bij het bestreden besluit van 2 september 2004 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en zijn besluit van 6 april 2004 gehandhaafd.
Blijkens het ingediende beroepschrift van 8 oktober 2004 kan eiseres zich niet verenigen met dit besluit. Verweerder heeft op 25 november 2004 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, alsmede een verweerschrift ingediend. Op 7 juli 2005 heeft de rechtbank vragen gesteld aan verweerder. Deze heeft daarop geantwoord bij brief van 26 juli 2005 en daarbij nadere stukken in het geding gebracht.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 1 november 2005, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. B.J. de Haan, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. D.H. Harbers en bezwaararbeidsdeskundige N. van Rhee.
3. Overwegingen
Het geschil
1.1 Eiseres keert zich met haar beroep tegen het besluit van verweerder van 2 september 2004. In deze beslissing heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dit bezwaar richtte zich tegen het besluit van verweerder van 6 april 2004 waarbij de WAO-uitkering van eiseres in ingetrokken. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres betaalde functies kan verrichten die maken dat haar verlies aan verdiencapaciteit minder is dan 15%.
1.2 Eiseres voert tegen dit besluit in essentie aan dat zij zowel lichamelijk als psychisch meer beperkingen heeft dan verweerder heeft aangenomen. De functies waarvoor zij geschikt is geacht zijn voor haar te zwaar, zowel wat betreft haar beperkingen als wat betreft haar overige vaardigheden.
1.3 Verweerder is in zijn verweerschrift ingegaan op enkele argumenten van eiseres. Daarnaast heeft hij vragen van de rechtbank beantwoord over het door hem gebruikte systeem voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Daarbij heeft hij nieuwe stukken overgelegd die met een aangepaste versie van dit systeem zijn gemaakt.
Algemeen
2.1 Wat moet worden verstaan onder arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO, is nader omschreven in artikel 18, eerste lid, van de WAO. Gelet op de wettekst moet de mate van arbeidsongeschiktheid niet alleen op medische, maar ook op arbeidskundige gronden worden bepaald. Bekeken moet worden welke verdiensten de verzekerde thans zou hebben gehad als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, en welke verdiensten hij nog in staat is te verwerven als rekening wordt gehouden met de medische beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid. Het verschil tussen beide wordt aangemerkt als het verlies aan verdiencapaciteit. Uitgedrukt in een percentage is dit de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO.
2.2 Daartoe onderzoekt verweerder welke concrete voorbeeldfuncties de verzekerde nog kan uitoefenen. Hij gebruikt hiervoor het Claim beoordelings- en borgingssyteem (CBBS). Verweerder beschrijft daarin zowel de mogelijkheden van de verzekerde als de belasting die een functie met zich brengt aan de hand van een groot aantal beoordelingspunten op lichamelijk en psychisch vlak, onderverdeeld in onder andere de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, werkomstandigheden, dynamische en statische belasting en werktijden. Wat de functies betreft, geschiedt deze beschrijving voor een aantal beoordelingspunten door een afzonderlijke beschrijving per punt, zoals bijvoorbeeld frequentie en duur van zitten en staan. Voor de overige beoordelingspunten geschiedt dit met name door een algemene functieomschrijving waaruit de belasting op deze punten kan worden afgeleid, zoals bijvoorbeeld vereiste concentratie. Wat de mogelijkheden van de verzekerde betreft, legt de verzekeringsarts die een persoon onderzoekt zijn conclusies neer in de zogenoemde functionele-mogelijkhedenlijst (FML). Hij noteert hierop per beoordelingspunt welke mogelijkheden de onderzochte persoon heeft. In beginsel zijn dit de mogelijkheden die ieder gezond persoon heeft, ook wel de normaalwaarde genoemd. Deze normaalwaarden beogen het niveau van functioneren aan te geven waartoe een gezond persoon van 16 tot 65 jaar (de beroepsbevolking) minimaal in staat is. Daarbij is telkens gekozen voor een normaalwaarde die ongeveer overeenkomt met de eisen van het dagelijks leven. Als de verzekeringsarts van oordeel is dat de onderzochte persoon alleen volgens de normaalwaarde kan worden belast of zelfs tot minder in staat is, geeft hij dat op de FML aan. Geeft hij geen beperking aan dan is de onderzochte persoon in ieder geval tot de normaalwaarde belastbaar op dat beoordelingspunt.
Onderzoek en motivering door verweerder in het geval van eiseres
3.1 Verzekeringsarts B. van Dijk heeft eiseres onderzocht en op 30 maart 2004 rapport uitgebracht. Daarin is hij tot de conclusie gekomen dat bij het onderzoek geringe afwijkende bevindingen werden vastgesteld. Volgens de verzekeringsarts zijn deze bevindingen een rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek. De verzekeringsarts acht eiseres hierdoor aangewezen op passende werkzaamheden zonder zware schouder-, hand- en vingerbelastende werkzaamheden. Naar de mening van de verzekeringsarts kan eiseres de huidige mogelijkheden duurzaam benutten. Op basis van deze conclusie heeft de verzekeringsarts de FML opgesteld. Hierin is in rubriek 2 (sociaal functioneren) een beperking aangenomen ten aanzien van spreken (spreekt alleen Turks), vervoer en overige beperkingen in het sociaal functioneren. In rubriek 3 (aanpassing aan fysieke omgevingseisen) is een beperking opgenomen voor trillingsbelasting. In rubriek 4 (dynamische handelingen) zijn beperkingen opgenomen voor hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord of muis, frequent reiken tijdens het werk, frequent buigen tijdens het werk, duwen en trekken, tillen of dragen, frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk en hoofdbewegingen maken. Op de overige beoordelingspunten geldt voor eiseres de normaalwaarde.
3.2 De arbeidsdeskundige H. Kuipers concludeert in zijn rapport van 6 april 2004, bij vergelijking van de door de verzekeringsarts omschreven mogelijkheden van eiseres en de belasting in het eigen werk, dat zij ongeschikt is voor de maatgevende arbeid van kippenpelster omdat de belasting in dit werk ten aanzien van onder andere reiken en hand- en vingergebruik wordt overschreden. Wel is eiseres volgens de arbeidsdeskundige geschikt te achten voor andere, algemeen gangbare arbeid. Met behulp van het CBBS is vastgesteld, aldus het rapport, dat eiseres, gelet op haar kennis, vaardigheden en resterende belastbaarheid de volgende functies moet kunnen verrichten:
- inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190);
- productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043);
- machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (Sbc-code 264122); en
- productiemedewerkster industrie (Sbc-code 111180).
Volgens de arbeidsdeskundige kan eiseres met werken in deze functies een zodanig inkomen verdienen dat zij voor minder dan 15% arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO. Over mogelijke overschrijdingen van de mogelijkheden van eiseres heeft op 1 april 2004 nader overleg met de verzekeringsarts plaatsgehad waarna de geduide functies alsnog akkoord werden bevonden voor de duiding en de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
3.3 In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat eerder bij besluit van 13 februari 1992 de haar toegekende uitkeringen per 1 april 1992 zijn herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Eiseres heeft daartegen beroep en hoger beroep ingesteld. Op verzoek van de Centrale Raad van Beroep is toen op 12 september 1997 omtrent de psychische gezondheidstoestand van eiseres rapport uitgebracht, waarna door verweerder het besluit van 13 februari 1992 niet langer werd gehandhaafd en eiseres op en na 1 april 1992 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd geacht. In de visie van eiseres is haar gezondheid in de afgelopen periode niet verbeterd. Eiseres meent dan ook dat zij nog steeds arbeidsongeschikt is naar de hoogste maatstaf van arbeidsongeschiktheid.
3.4 Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft een herbeoordeling plaatsgevonden door de bezwaarverzekeringsarts E. Khoe. In het kader van deze herbeoordeling is medische informatie opgevraagd bij de behandelende cardioloog S.A.M. Said te Hengelo. Deze informatie heeft de cardioloog verstrekt bij brief van 10 augustus 2004. In zijn rapport van 21 januari 2004 komt de bezwaarverzekeringsarts tot de conclusie dat hij zich met de door de primaire verzekeringsarts aangegeven beperkingen en mogelijkheden kan verenigen.
Medische aspecten
4.1 Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze geschied. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de primaire verzekeringsarts zowel een lichamelijk als psychisch onderzoek heeft verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts een anamnese afgenomen en een dossierstudie verricht. Verder heeft de bezwaarverzekeringsarts eveneens een psychisch onderzoek verricht en heeft hij informatie bij de behandelende cardioloog opgevraagd en die informatie in zijn beoordeling betrokken. Van een onvoldoende of onzorgvuldig medisch onderzoek is in dit geval dan ook geen sprake. De rechtbank heeft geen twijfel aan de juistheid van de zienswijze van de verzekeringsartsen ten aanzien van de beperkingen die eiseres als gevolg van haar klachten ondervindt. Uit de beschikbare medische gegevens blijkt ook niet dat de juistheid van de opgestelde FML in twijfel zou moeten worden getrokken, in die zin dat voor eiseres meer en/of verdergaande beperkingen zouden moeten worden aangenomen dan die zijn opgenomen in de FML.
4.2 Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat met haar beperkingen onvoldoende rekening is gehouden. De rechtbank tekent hierbij aan dat eiseres in beroep haar stellingen niet heeft onderbouwd, bijvoorbeeld met verklaringen van haar behandelaar(s), op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van de opgestelde FML. De verwijzing door eiseres naar het onderzoek in eerdere (hoger)beroepsprocedures kan haar niet baten. De bezwaarverzekeringsarts heeft terecht omschreven dat geen sprake is van een ernstige psychopathologie die volgens de thans geldende richtlijnen moet leiden tot het aannemen van zwaardere beperkingen dan is geschied.
4.3 Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag.
Arbeidskundige aspecten
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter de arbeidskundige aspecten van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling onvoldoende onderzocht dan wel zijn besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Het besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 respectievelijk artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand gekomen. Dit is ook het geval nadat verweerder gedurende de beroepsprocedure een nadere onderbouwing heeft gegeven voor zijn besluit met behulp van de zogenoemde nieuwe release van het CBBS. Dit is een aanpassing van het CBBS naar aanleiding van een aantal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 9 november 2004 (onder andere LJN AR4716/RSV 2004, 351). In deze uitspraken heeft de Raad enkele bedenkingen geuit tegen het CBBS zoals dat destijds werd gebruikt. Het besluit kan niet in stand blijven en de rechtbank zal dit besluit vernietigen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Matchende beoordelingspunten
6.1 De arbeidsdeskundige heeft bij de vergelijking van de mogelijkheden van eiseres en de belasting in verschillende functies, gebruik gemaakt van een computerprogramma. Dit programma betrekt in de vergelijking een deel van alle beoordelingspunten. Het resterende deel van de vergelijking zal de arbeidsdeskundige zelf moeten uitvoeren. De punten die automatisch worden vergeleken worden matchende punten genoemd. Deze geautomatiseerde vergelijking is een hulpmiddel van de arbeidsdeskundige bij zijn onderzoek en bij de motivering van het besluit over de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Als bij de geautomatiseerde vergelijking blijkt dat de belasting in de functie de mogelijkheden van eiseres niet te boven gaat, dan is het uitgangspunt dat de functie op de vergeleken punten geschikt is voor eiseres. De arbeidsdeskundige hoeft de vergelijking dan niet zelf meer te maken en het resultaat daarvan op papier te zetten.
6.2 De rechtbank merkt op dat deze geautomatiseerde vergelijking naar zijn aard ongenuanceerd is. De computer kan alleen vaste waarden vergelijken, terwijl de omschrijving van de mogelijkheden van eiseres enige speelruimte laat. De beschrijving van de belasting in de functies kan bovendien nader worden uitgelegd en geïnterpreteerd. Dit betekent dat als de geautomatiseerde vergelijking op een bepaald punt een overschrijding van de mogelijkheden signaleert, dit niet hoeft te betekenen dat de functie voor eiseres ongeschikt is. Daar komt bij dat verweerder benadrukt dat de normaalwaarden bewust laag zijn gehouden. De rechtbank begrijpt hieruit dat een gezond persoon over het algemeen gemakkelijk meer kan worden belast, dus zwaarder werk zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige kan daarom bij nadere beschouwing oordelen dat als bij de geautomatiseerde vergelijking van de voorgegeven waarden de computer een overschrijding van de mogelijkheden van eiseres signaleert, de mogelijkheden van eiseres in de functie in feite toch niet worden overschreden. Een dergelijke signalering duidt daarom alleen op een mogelijke overschrijding van de mogelijkheden.
6.3 Bestudering van de FML enerzijds en het resultaat functiebeoordeling anderzijds, leidt de rechtbank echter tot de conclusie dat de geautomatiseerde vergelijking in het geval van eiseres niet alle mogelijke overschrijdingen vindt en dus ook niet bij alle mogelijke overschrijdingen een markering geeft, dat wil zeggen een kenbare aanduiding dat een mogelijke overschrijding is gesignaleerd. Dit is in ieder geval zo in de volgende situaties.
a. Het kan voorkomen dat in de FML een beperking wordt opgenomen op een bepaald beoordelingspunt, de functiebeschrijving geen belasting kent op dit punt en de beperking toch relevant is voor de beoordeling van de functie. In het geval van eiseres deed zich dit voor bij het punt spreken (rubriek 2, nummer 3 van de FML). De verzekeringsarts heeft op de FML vermeld dat eiseres op dat punt niet beperkt is, maar wel als toelichting gegeven dat eiseres alleen Turks spreekt. Dit heeft de arbeidsdeskundige ertoe gebracht uitgebreid na te gaan in hoeverre in de geselecteerde functies beheersing van het Nederlands nodig is. Dit acht de rechtbank ook juist. De gebrekkige kennis van eiseres kan er immers aan in de weg staan dat eiseres de functie kan vervullen. Omdat in de betreffende functies bij het punt spreken geen eisen waren opgenomen, met name niet de eis van beheersing van het Nederlands, leverde dit bij de geautomatiseerde vergelijking geen signalering en dus geen markering op. De rechtbank heeft op de zitting de vraag gesteld of dit het gevolg was van een vergissing van de verzekeringsarts. Dat eiseres geen Nederlands spreekt, is in dit geval immers niet het gevolg van ziekte of gebrek. De aanwezige bezwaararbeidsdeskundige heeft echter expliciet gesteld dat de verzekeringsarts juist heeft gehandeld door de FML op deze wijze in te vullen. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat deze werkwijze deel uitmaakt van het CBBS. Dit betekent dat er een lacune bestaat bij de signalering van mogelijke overschrijdingen. De rechtbank kan niet overzien of deze lacune zich ook in andere situaties voor kan doen.
b. Verder kan een signalering ontbreken in gevallen dat in een functie op een bepaald beoordelingspunt al dan niet sprake is van een bijzondere belasting. Op de zitting heeft de rechtbank aan de orde gesteld wat de betekenis is van de begrippen "geen bijzondere belasting" en "bijzondere belasting", de laatste vaak gevolgd door een nadere aanduiding, die in de functiebeschrijving staat vermeld. De aanwezige bezwaararbeidsdeskundige heeft uitgelegd dat bij een beoordelingspunt "geen bijzondere belasting" wordt vermeld als de beschreven functie op dit punt wel een belasting kent, maar deze belasting de belasting in het dagelijks leven niet te boven gaat. De rechtbank begrijpt dit zo dat de belasting dan de normaalwaarde niet te boven gaat, tenslotte zijn ook de normaalwaarden bepaald aan de hand van de belasting in het dagelijks leven. Waar op een beoordelingspunt een "bijzondere belasting" staat vermeld, gaat het dus om een belasting op dit punt die zwaarder kan zijn dan de normaalwaarde. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg, dat bij een geautomatiseerde vergelijking een markering moet volgen:
1. als op een beoordelingspunt in de FML de normaalwaarde geldt en op het overeenkomende punt op de functiebelasting een bijzondere belasting bestaat;
2. als op een beoordelingspunt in de FML een beperking ten opzichte van de normaalwaarde geldt en het overeenkomende punt op de functiebelasting vermeldt dat geen bijzondere belasting bestaat.
De rechtbank constateert dat het computersysteem bij de geautomatiseerde vergelijking in beide gevallen geen markering geeft en ook hier een lacune bestaat bij het vinden van mogelijke overschrijdingen.
Wat betreft de situatie genoemd onder 1. wijst de rechtbank erop dat voor eiseres bijvoorbeeld op het punt zien (rubriek 2 nummer 1 van de FML) de normaalwaarde geldt. In de functie Productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) geldt bij zien een bijzondere belasting, namelijk: “Kleuren en codes van kleine componenten kunnen zien”. Het resultaat functiebeoordeling toont hier echter geen markering.
Voor zover de rechtbank heeft kunnen nagaan heeft de situatie genoemd onder 2. zich bij eiseres niet voorgedaan. De rechtbank wijst echter op de zaak met nummer 04/743 WAO, waarin tegelijk uitspraak wordt gedaan met de onderhavige zaak. Daarin geldt voor de verzekerde een beperking op het punt van omgaan met conflicten (rubriek 2, nummer 8 van de FML). De functie Artsenbezoeker (Sbc-code 694020) vermeldt op dit punt dat er geen bijzondere belasting is. Het resultaat functiebeoordeling toont echter geen markering. Uit dit voorbeeld blijkt dat deze mogelijke overschrijding zich wel kan voordoen zonder dat dit leidt tot een markering.
6.4 De rechtbank moet dan ook constateren dat de geautomatiseerde vergelijking niet betrouwbaar is en onvoldoende zekerheid geeft of eiseres op de punten die worden vergeleken geschikt is voor de geselecteerde functies. Daardoor kan de rechtbank niet nagaan of de functies die geschikt zijn geacht voor eiseres, wat betreft de geautomatiseerd vergeleken beoordelingspunten, de mogelijkheden van eiseres te boven gaan. De hangende het beroep overgelegde stukken die zijn gemaakt met het aangepaste CBBS-systeem brengen hierin geen verandering.
Niet-matchende punten
7.1 Zoals hiervoor beschreven bestaan er naast de punten die het computersysteem vergelijkt, ook punten die de arbeidsdeskundige zelf moet vergelijken. Dit zijn de niet-matchende beoordelingspunten. Dit zijn enerzijds beoordelingspunten die afzonderlijk zijn benoemd op de FML, maar niet in de beschrijving van de functies. De verzekeringsarts zal vaststellen wat de mogelijkheden van verzekerde zijn op deze beoordelingspunten. De arbeidsdeskundige zal dan uit het geheel van de beschrijving van de functie, met name ook de algemene omschrijving, moeten afleiden of de gegeven mogelijkheden door de functie worden overschreden. Anderzijds gaat het om niet-matchende punten van de functiebeschrijving. Dat zijn beoordelingspunten die wel afzonderlijk zijn benoemd bij rubriek 7 van de beschrijving van de functies, maar niet op de FML. Het gaat om de punten probleem oplossen, kruipen, getordeerd actief zijn en dragen. Voor de punten getordeerd actief zijn en dragen geldt dat deze wel zijn terug te vinden op de FML, echter in een combinatie met een ander beoordelingspunt, namelijk gebogen/getordeerd actief zijn (rubriek 5, nummer 6) respectievelijk tillen en dragen (rubriek 4, nummer 14). Bij deze categorie van niet-matchende punten zal de arbeidsdeskundige zelf moeten vaststellen, aan de hand van hetgeen verder bekend is over de belastbaarheid van de verzekerde, of de functie deze belastbaarheid overschrijdt.
7.2 De arbeidsdeskundige heeft in de zaak van eiseres onvoldoende duidelijk gemaakt dat in de geselecteerde functies op de niet-matchende beoordelingspunten de mogelijkheden van eiseres niet worden overschreden. De niet-matchende punten staan deels opgesomd in het resultaat functiebeoordeling en zijn daar met een * gemarkeerd. Voor de niet-matchende punten van de FML is dat het geval als een beperking is gegeven ten opzichte van de normaalwaarde. Voor de niet-matchende punten van de functiebeschrijving (rubriek 7) is dat het geval als de functie op deze punten een belasting kent. Verweerder heeft echter slechts voor de gemarkeerde niet-matchende punten gemotiveerd waarom deze de belasting van eiseres niet te boven gaan. Hij heeft daarmee miskend, dat niet is uit te sluiten dat een functie op een niet-matchend punt van de FML een bijzondere belasting kent die de normaalwaarde te boven gaat. Ook op de niet-matchende punten van de FML waarvoor alleen is vastgesteld dat de normaalwaarde tot de mogelijkheden van eiseres behoort, dient verweerder daarom te motiveren waarom de functie voor eiseres geschikt is.
7.3 Op deze plek merkt de rechtbank op dat zij vragen heeft bij de toelichting die verweerder geeft op het resultaat functiebeoordeling. Deze toelichting vermeldt:
“De nummering van de vermelde belastingpunten komt overeen met de nummering op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Het eerste cijfer geeft daarbij de rubriek aan en de overige cijfers de nummering binnen een rubriek. Een ontbrekend nummer duidt erop dat die belasting niet voorkomt in de functie”
Uit de laatste zin zou kunnen worden afgeleid dat als een nummer wel in het resultaat functiebeoordeling voorkomt, de functie op dat punt een belasting kent. Voor de in het resultaat functiebeoordeling wel opgenomen niet-matchende punten van de FML hoeft dit echter niet zo te zijn. De arbeidsdeskundige zal aan de hand van de gegevens die hij over de functie heeft, alsnog moeten beoordelen of dat het geval is.
Andere onderzoeks- en motiveringsgebreken
8.1 Ook op andere wijze is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Dit wordt geïllustreerd door de wijze waarop bij de geautomatiseerde vergelijking in de nieuwe release wordt omgegaan met een mogelijke overschrijding die wordt gesignaleerd. Deze signalering resulteert in de nieuwe release in de markering met een “M” die aan de arbeidsdeskundige wordt gepresenteerd. Zoals de rechtbank verschillende keren heeft overwogen, recentelijk nog op 14 juli 2005 (LJN AT9374), dient verweerder te motiveren waarom hij een functie geschikt acht voor een verzekerde ondanks dat het computersysteem signaleert dat in deze functie de voor deze verzekerde geldende mogelijkheden worden overschreden. De arbeidsdeskundige heeft in het geval van eiseres in een groot aantal gevallen een “M” veranderd in een “G” . Het verschil tussen een “M” en een “G” is volgens de toelichting bij het resultaat functiebeoordeling hierin gelegen dat ingeval van een “G” de arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de functiebelasting blijft binnen de in de FML aangegeven mogelijkheden zonder dat een nadere motivering noodzakelijk is. In het geval van een “M” motiveert de arbeidsdeskundige of in voorkomend geval de verzekeringsarts wel expliciet waarom de functie op dat beoordelingspunt geschikt is voor de betrokken verzekerde. In de onderhavige zaak heeft de bezwaararbeidsdeskundige in afwijking van deze algemene toelichting, bij het overleggen van de nieuwe release hangende beroep wel uitgebreid gemotiveerd waarom een “M” in een “G “ is veranderd. Naar het oordeel van de rechtbank was deze nadere toelichting ook nodig om te begrijpen waarom de functie ondanks de betreffende markering toch de mogelijkheden van eiseres niet overschreed. In aansluiting aan de uitspraken van de rechtbank Maastricht van 2 november 2005 (LJN AU5577 en AU5579) overweegt de rechtbank daarom dat niet in alle gevallen van een nadere motivering kan worden afgezien. Deze nadere toelichting ontbrak ten onrechte bij het bestreden besluit. Echter ook met de in beroep gegeven aanvullende toelichting was de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in ieder geval op één punt onvoldoende gemotiveerd. In de schriftelijke rapportage van de arbeidsdeskundige en op het resultaat functiebeoordeling, ook in de nieuwe release, staat niet vermeld dat als op een beoordelingspunt een bepaalde frequentie van een belastende handeling wordt gegeven, dit de frequentie per uur is. Deze kennis is echter nodig voor een goed begrip van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling door alle betrokkenen, waaronder niet in de laatste plaats eiseres.
8.2 Kennis van begrippen kan echter evengoed van belang zijn bij de beoordeling van de geschiktheid van een functie op niet-matchende punten. Bij de motivering van deze geschiktheid zal zo nodig informatie over deze begrippen moeten worden verstrekt. Bij het bestreden besluit evenals in de nieuwe release ontbreekt bijvoorbeeld de mededeling dat bij het beoordelingspunt dragen de aaneengesloten duur van het dragen in minuten staat vermeld. Het resultaat functiebeoordeling noemt slechts een getal waarvan de betekenis onduidelijk is. Nog in zijn aanvullende rapportage van 22 juli 2005 heeft de bezwaararbeidsdeskundige het standpunt ingenomen dat dit getal een interne codering is die moet worden genegeerd. Eerst ter zitting nam hij het standpunt in dat het gaat om de duur van het dragen.
Conclusie arbeidskundige aspecten
9. Concreet betekent het bovenstaande naar het oordeel van de rechtbank het volgende.
a. Verweerder had moeten onderzoeken of bij de geautomatiseerde vergelijking ten onrechte mogelijke overschrijdingen niet zijn gesignaleerd en voorzien van een markering. Van dit onderzoek is niet gebleken uit het bestreden besluit of de arbeidsdeskundige rapportages die daaraan ten grondslag liggen. Eventueel gevonden signaleringen hadden alsnog (met een markering) kenbaar moeten worden gemaakt.
b. Verweerder had bij een signalering dat de mogelijkheden van een verzekerde mogelijk zijn overschreden, ongeacht of dit een overschrijding is van een normaalwaarde of van een ten opzichte van de normaalwaarde gegeven beperking, zo nodig expliciet moeten motiveren:
1. op welke aspecten van een beoordelingspunt de functiebelasting de omschreven mogelijkheden overschrijdt;
2. waarom de arbeidsdeskundige tot de conclusie is gekomen dat, ondanks die signalering, de omschreven mogelijkheden van de betrokken verzekerde toch niet worden overschreden, dan wel dat, en om welke reden een zodanige overschrijding acceptabel wordt geacht;
3. in geval de arbeidsdeskundige overschrijding van de omschreven mogelijkheden acceptabel acht: of overleg met de verzekeringsarts noodzakelijk wordt geacht en zo nee, waarom niet, waarbij de rechtbank in het midden laat of, en in welke gevallen overleg met de verzekeringsarts noodzakelijk is.
Deze motivering heeft verweerder in het geval van eiseres hangende beroep voor een groot aantal beoordelingspunten wel gegeven, maar niet voor alle, met name niet voor de punten waarop ten onrechte de markeringen achterwege zijn gebleven.
c. Verweerder had voor ieder niet-matchend beoordelingspunt moeten nagaan welke belasting de geselecteerde functie op dit punt kent en moeten motiveren dat deze belasting de mogelijkheden van de verzekerde niet te boven gaat. Dit is nadrukkelijk het geval zowel voor de niet-matchende punten waarvoor op de FML de normaalwaarde geldt als de punten waarvoor een beperking ten opzichte van de normaalwaarde geldt. Ook van dit onderzoek en van deze motivering had moeten blijken uit het bestreden besluit of de arbeidsdeskundige rapportages die daaraan ten grondslag liggen. Niet voor alle niet-matchende items is dat het geval.
Beoordeling van de nieuwe release
10.1 De Centrale Raad van Beroep heeft in de aangehaalde uitspraken van 9 november 2004 geoordeeld dat een systeem als het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar is te achten als ondersteunend systeem en methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. De Raad tekent daarbij aan dat verweerder bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid enige beoordelingsruimte heeft. Wel heeft de Raad enige bedenkingen tegen het systeem. Het CBBS zoals dat ten tijde van de uitspraak bestond, bevatte namelijk een aantal karakteristieken dat ertoe kan leiden dat de wijze van totstandkoming van en de gehanteerde uitgangspunten bij een schatting zowel voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende, als in voorkomende gevallen ook voor de rechter, minder inzichtelijk, minder verifieerbaar en minder toetsbaar zijn dan voorheen het geval was. Of, en zo ja in welke mate, deze problemen zich ook in de praktijk feitelijk zullen voordoen, zou volgens de Raad sterk afhangen van de feiten en omstandigheden van het voorliggende concrete geval.
10.2 Aan dit oordeel heeft de Raad de consequentie verbonden dat hoge(re) eisen moeten worden gesteld aan de verslaglegging en motivering van de in een concreet geval aan het betreffende besluit ten grondslag gelegde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige uitgangspunten. Deze eisen gelden zolang verweerder het CBBS niet heeft aangepast om de bedenkingen weg te nemen. Uiterlijk bij de beslissing op bezwaar moet aan deze eisen zijn voldaan, zo niet volgt vernietiging van dit besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en/of 7:12 van de Awb. Tot 1 juli 2005, zo oordeelde de Raad, kan verweerder in beroep of hoger beroep nog een nadere motivering geven om aan de eisen te voldoen. In dat geval kunnen de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten. Na 1 juli 2005 vervalt deze herstelmogelijkheid en zullen besluiten die na die datum zijn genomen en op dit punt gebreken vertonen, worden vernietigd zonder instandlating van de rechtsgevolgen. Verweerder heeft met de genoemde nieuwe release van het CBBS gemeend aan de bedenkingen van de Raad te zijn tegemoetgekomen. Gelet op hetgeen hiervoor in het geval van eiseres is geoordeeld, overweegt de rechtbank als volgt.
10.3 De Centrale Raad van Beroep had als eerste bedenking dat bij de geautomatiseerde vergelijking markeringen niet in de dossiergegevens terecht kwamen. De arbeidsdeskundige zag dergelijke markeringen door het systeem nog wel op het scherm, maar ze kwamen vervolgens niet terug in de geprinte versies van de CBBS-formulieren. Aan dit bezwaar is verweerder in het gewijzigde CBBS deels tegemoetgekomen door de genoemde vermelding van een “M’ of een “G’. Doordat naar het oordeel van de rechtbank echter nog steeds markeringen ontbreken is niet volledig tegemoetgekomen aan de bedenking die de Raad heeft geformuleerd.
10.4 Ook bij de niet-matchende punten had de Centrale Raad van Beroep een bedenking. De Raad kende overigens bij zijn beoordeling van het CBBS slechts de niet-matchende punten van de FML en nog niet de niet-matchende punten van de functiebeschrijving. Deze laatste zijn pas geïntroduceerd met de nieuwe release. De Centrale Raad van Beroep heeft over de niet-matchende punten van de FML geoordeeld dat zij in voorkomende gevallen een extra belemmering vormen voor de justitiabele en/of de rechter om te controleren of een functie terecht als passend is aangemerkt. De Raad overwoog daarbij dat het in beginsel mogelijk is dat functies door het computersysteem worden geselecteerd als potentieel passende functies omdat bij vergelijking door het systeem van de matchende beoordelingspunten niet gebleken is van onaanvaardbare overschrijdingen van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde. Dit terwijl de betreffende functies bij die selectie eigenlijk als niet, of niet zonder meer, geschikt zouden moeten zijn aangemerkt, aangezien ze een aanmerkelijke belasting kennen op onderdelen waarvoor de betrokken verzekerde volgens de (niet-matchende beoordelingspunten van de) FML evenzeer aanmerkelijk beperkt is. De rechtbank ziet geen reden anders te oordelen over de niet-matchende punten van de functiebeschrijving. Ook daar vindt geen geautomatiseerde vergelijking plaats. Ook daar kan niet zonder nader onderzoek en interpretatie worden beoordeeld of de functie geschikt is voor de verzekerde. De rechtbank constateert ten slotte dat dit gebrek in het gewijzigde CBBS niet is opgeheven. Niet-matchende punten bestaan nog steeds en zijn zelfs in aantal toegenomen. Een geautomatiseerde selectie van functies die niet geschikt zijn voor een verzekerde wegens een te grote overschrijding van de belasting op een niet-matchend punt is nog steeds mogelijk.
10.5 De laatste bedenking tegen het CBBS in de, niet limitatief bedoelde, opsomming van de Centrale Raad van Beroep, had betrekking op de nummering van de beoordelingspunten op de FML en de functiebeschrijving. Deze nummering stemde niet overeen. Dit gebrek is naar het oordeel van de rechtbank echter met het gewijzigde CBBS opgelost. De nummering is nu gelijk getrokken. Weliswaar kent het resultaat functiebeoordeling in de nieuwe release nu een rubriek 7, die geen tegenhanger heeft op de FML, maar de rechtbank acht dit voor de inzichtelijkheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen probleem. Deze rubriek bestaat immers volledig uit niet-matchende beoordelingspunten waarbij, als deze punten voorkomen, steeds uitdrukkelijk moet worden gemotiveerd waarom de functie op deze punten binnen de mogelijkheden van de verzekerde blijft. Dit heeft verweerder erkend.
10.6 Naar het oordeel van de rechtbank is in de zaak van eiseres gebleken dat de meest fundamentele bedenkingen die de Centrale Raad van Beroep tegen het CBBS heeft geformuleerd ook gelden voor de nieuwe release van het CBBS. De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is daarmee nog steeds onvoldoende inzichtelijk, onvoldoende verifieerbaar en onvoldoende toetsbaar. Dit betekent enerzijds dat nog steeds hoge(re) eisen moeten worden gesteld aan de verslaglegging en motivering van de in een concreet geval aan het betreffende besluit ten grondslag gelegde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige uitgangspunten, hetgeen de rechtbank in de voorgaande beoordeling van de zaak van eiseres tot uitdrukking heeft gebracht. Anderzijds heeft dit tot gevolg dat de rechtbank besluiten die na 1 juli 2005 zijn genomen en die tot eenzelfde beoordeling leiden als de onderhavige zaak, zal vernietigen zonder dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand worden gelaten. Dit geldt ook dan als tijdens de beroepsprocedure verweerder er alsnog blijk van zou hebben gegeven aan de eisen te hebben voldaan.
Proceskosten
11. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde reiskosten en kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 648,80, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te betalen aan de griffier;
- verstaat dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het griffierecht ad EUR 37,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gegeven door mr. M.E. van Wees, mr. R.J. Jue en mr. E. Venekatte, in tegenwoordigheid van J. Wenniger als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2005.
De griffier is niet in staat te tekenen
Afschrift verzonden op