ECLI:NL:RBALM:2005:AU3061

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
68805 ha za 87 van 2005
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietigbaarheid van onredelijk bezwarend beding in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 14 september 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser M. en gedaagde H. De zaak betreft een geschil over de ontbinding van een overeenkomst die op 27 juni 2003 tot stand is gekomen. M. vordert dat de rechtbank verklaart dat de overeenkomst is ontbonden en dat H. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.321,93, vermeerderd met wettelijke rente. M. stelt dat artikel 16 van de algemene voorwaarden van H. onredelijk bezwarend is en derhalve vernietigbaar op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank overweegt dat artikel 16 in strijd is met de dwingende bepalingen van het BW, die de consument beschermen tegen onredelijk bezwarende bedingen. De rechtbank concludeert dat artikel 16 van de algemene voorwaarden nietig is, omdat het een nadelig afwijkend beding betreft dat niet in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen. De rechtbank oordeelt dat de vraag of de overeenkomst kan worden ontbonden, niet langer afhankelijk is van de vraag of de gehele vloer gebreken vertoont, maar of de gebreken die zijn ontstaan, de ontbinding rechtvaardigen. De rechtbank gelast een deskundigenonderzoek om de oorzaak van de gebreken vast te stellen en de mogelijkheid van reparatie te onderzoeken. M. wordt belast met de kosten van het deskundigenonderzoek, dat binnen drie weken na het vonnis moet worden betaald. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 68805 ha za 87 van 2005
datum vonnis: 14 september 2005 (ak)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
M.,
wonende te ,
eiser,
verder te noemen: M.,
procureur:
tegen
H.
gevestigd te,
gedaagde,
verder te noemen: H.,
procureur:
Het procesverloop
1.1 De rechtbank neemt over hetgeen dienaangaande in het tussen partijen gewezen tussenvonnis van deze rechtbank van 25 mei 2005 is overwogen.
1.2 Ter uitvoering van voormeld vonnis heeft M. een akte uitlating partijen genomen, tevens inhoudende wijziging van eis. M. heeft tevens een zakje met vier houtsnippers gedeponeerd. Ook H. heeft een akte uitlating partijen genomen.
1.3 Hierna heeft H. bij akte uitlating partijen gereageerd op bovenvermelde akte van M.
1.4 Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
2. De rechtbank neemt over hetgeen hieromtrent in voormeld vonnis is overwogen.
3.1 M. heeft bij akte zijn eis gewijzigd in die zin dat hij thans vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
- voor recht zal verklaren dat de tussen partijen op 27 juni 2003 tot stand gekomen overeenkomst is ontbonden, althans deze overeenkomst zal ontbinden;
- H. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.321,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2004;
- voor recht zal verklaren dat elk onredelijk bezwarend beding, in het bijzonder artikel 16 van de algemene voorwaarden, tussen partijen vernietigd is, althans deze te vernietigen;
- H. zal veroordelen in de kosten van de procedure,
en subsidiair:
- voor recht zal verklaren dat de tussen partijen op 27 juni 2003 tot stand gekomen overeenkomst gedeeltelijk is ontbonden, althans deze overeenkomst gedeeltelijk zal ontbinden;
- H. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een dusdanig bedrag als de rechtbank in goede justitie meent dat in overeenstemming is met de mate van afwijking van het overeengekomene, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2004;
- voor recht zal verklaren dat elk onredelijk bezwarend beding, in het bijzonder artikel 16 van de algemene voorwaarden, tussen partijen vernietigd is, althans deze te vernietigen;
- H. zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 H. heeft geen bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis. Nu ook de rechtbank niet gebleken is dat de wijziging van eis in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zal de rechtbank beslissen op grondslag van de gewijzigde eis.
4.1 M. heeft thans een beroep gedaan op vernietigbaarheid van artikel 16 van de algemene voorwaarden waarin onder meer nader is bepaald onder welke voorwaarden de tussen partijen gesloten overeenkomst kan worden ontbonden. M. stelt zich daarbij op het standpunt dat artikel 16 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is omdat hetgeen hierin is bedongen, afwijkt van het in de artikelen 7:21 en 7:22 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalde, hetgeen ingevolge artikel 7:6 van het BW niet mogelijk is.
4.2 H. bestrijdt dat artikel 16 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is en stelt dat artikel 16 van de algemene voorwaarden enkel verduidelijkt wanneer sprake is van dusdanige materiaalfouten op basis waarvan de overeenkomst ontbonden kan worden.
4.3 De rechtbank overweegt ter zake dat in artikel 16 van de algemene voorwaarden weliswaar nader is bepaald wanneer sprake is van dusdanige materiaalfouten op grond waarvan de overeenkomst ontbonden kan worden, doch dat uit die nadere bepaling volgt dat slechts dan de overeenkomst ontbonden kan worden indien de materiaalfouten de gehele of praktisch de gehele vloer betreffen. Dit is niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7:22, eerste lid en onder a, van het BW waarin als uitgangspunt is bepaald dat de koper de bevoegdheid heeft de overeenkomst te ontbinden tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit betekent dat artikel 16 van de algemene voorwaarden te gelden heeft als een van het dwingend recht voor de consument nadelig afwijkend beding dat ingevolge het bepaalde in artikel 3:40, tweede lid, van het BW tot vernietigbaarheid leidt. Aangezien M. een beroep doet op de vernietigbaarheid, zal de rechtbank voor recht verklaren dat artikel 16 van de algemene voorwaarden in de tussen partijen gesloten overeenkomst nietig is.
5. Het bovenstaande betekent dat voor de vraag of de tussen partijen gesloten koopovereenkomst ontbonden kan worden, niet langer bepalend is of de gehele vloer of praktisch de gehele vloer materiaalfouten bevat zoals in artikel 16 van de algemene voorwaarden is bepaald, doch de vraag of de beschadigingen die veroorzaakt zijn doordat H. tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, van een dermate geringe betekenis zijn dat ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd is. H. heeft ter comparitie weliswaar erkend dat het materiaal van de parketvloer fabrieksfouten vertoont omdat de gebreken zo snel na het leggen van de vloer zijn gebleken, doch hij stelt ook dat een gebrek aan onderhoud en klimatologische omstandigheden een rol hebben gespeeld.
6. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat voor de vraag of de door M. gevorderde gehele dan wel gedeeltelijke ontbinding toewijsbaar is, in de eerste plaats van belang is om vast te stellen wat de oorzaak is van de ontstane gebreken. Vervolgens komt, indien vastgesteld wordt dat de gebreken veroorzaakt zijn doordat H. tekort is geschoten, de vraag aan de orde of de gebreken de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen.
7. Voor de in het vonnis van 25 mei 2005 voorgestelde vragen ten aanzien van de oorzaken van de beschadigingen heeft het bovenstaande naar het oordeel van de rechtbank geen gevolgen. Gelet op de formuleringen van de eerste twee vragen zal de deskundige hebben te beoordelen welke beschadigingen ontstaan zijn doordat het materiaal gebreken vertoonde en welke beschadigingen ontstaan zijn door klimatologische omstandigheden en een eventueel gebrek aan onderhoud. Wel zal de rechtbank een aanvullende vraag aan de deskundige formuleren betreffende de tijdspanne waarna ook klimatologische omstandigheden en het gepleegde onderhoud een rol kunnen gaan spelen bij het ontstaan van beschadigingen.
8.1 M. heeft aangegeven dat de vragen aan de deskundige waarin naar een percentage gevraagd wordt, hergeformuleerd dienen te worden in die zin dat wordt gevraagd of de beschadigingen veroorzaakt door materiaalfouten c.q. klimatologische omstandigheden c.q. een gebrek aan onderhoud, van geringe, aanzienlijke of grote betekenis zijn.
8.2 De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding. De deskundige dient de oorzaak en de omvang van de beschadigingen vast te stellen, waarna het aan de rechtbank is om te beoordelen of de beschadigingen die veroorzaakt zijn doordat H. tekort is geschoten, ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen.
9.1 Ten aanzien van de vragen met betrekking tot de reparaties stelt M. dat H. in eerste instantie reparaties heeft uitgevoerd, doch dit vervolgens, ondanks sommatie, heeft nagelaten. M. meent dat de vragen met betrekking tot de mogelijkheid van reparatie en de daaraan verbonden kosten niet gesteld behoeven te worden.
9.2 De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om de voorgestelde vragen met betrekking tot de reparaties te laten vervallen. H. heeft weliswaar erkend dat het materiaal van de vloer fabrieksfouten bevat, doch hij heeft ook gesteld dat na de verrichte herstelwerkzaamheden, de parketvloer voldeed aan de overeenkomst. De rechtbank acht het, mede gelet op de nog bestaande onzekerheid omtrent de oorzaak van de beschadigingen, derhalve van belang om ook voorgelicht te worden omtrent de mogelijkheid van reparatie van de beschadigingen en de daaraan verbonden kosten. De rechtbank zal, zoals door M. is verzocht, de deskundige wel vragen aan te geven in welke mate de beschadigingen in het parket die niet veroorzaakt zijn door klimatologische omstandigheden dan wel een gebrek aan onderhoud, van invloed zijn op de waarde van het parket.
10. Aangezien partijen geen bezwaren hebben geuit ten aanzien van de persoon van de door de rechtbank voorgestelde deskundige, zal de rechtbank de heer D. te L. als deskundige benoemen en hem de volgende vragen voorleggen:
- Wat is de oorzaak van de beschadigingen van de door H. in de woning van M. gelegde vloer?
- Zijn de beschadigingen ontstaan doordat het gelegde materiaal fabrieksfouten bevat of zijn ook klimatologische omstandigheden en het gepleegde onderhoud van invloed op de beschadigingen? Zo ja, in welke mate?
- Kunt u aangeven hoeveel tijd na het leggen van een vloer klimatologische omstandigheden en een gebrek aan onderhoud een rol kunnen gaan spelen bij het ontstaan van beschadigingen zoals in casu aanwezig bij de vloer van M.?
- Welk percentage van de totaal gelegde vloer vertoont op dit moment materiaalfouten? Hebben de materiaalfouten zich reeds geopenbaard of is ook gebrekkig materiaal aanwezig waarvan de beschadiging zich nog niet heeft geopenbaard? Zo ja, welk percentage?
- Kunnen de beschadigingen aan de vloer duurzaam gerepareerd worden en zo ja, op welke wijze? Welke kosten zijn hieraan verbonden?
- Zijn de verrichte reparaties goed uitgevoerd? Wilt u hierbij letten op eventuele kleurverschillen? Indien de reparaties niet goed zijn uitgevoerd, op welke wijze kunnen deze verbeterd worden? Welke kosten zijn hieraan verbonden?
- In welke mate zijn de beschadigingen in het parket die niet veroorzaakt zijn door klimatologische omstandigheden dan wel een gebrek aan onderhoud, van invloed op de waarde van het parket?
- Hebt u overigens nog opmerkingen die van belang zijn voor de beoordeling van deze zaak?
11. De deskundige heeft zijn kosten begroot op € 1.000,-- exclusief BTW. Nu M. de partij is die zich op een tekortkoming van H. beroept en ontbinding van de overeenkomst vordert, ziet de rechtbank aanleiding M. te belasten met de betaling van dat voorschot.
12. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
I. Gelast een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de in rechtsoverweging 10. vermelde vragen.
II. Benoemt daartoe tot deskundige D.
III. Bepaalt dat M. binnen 3 weken na datum vonnis € 1.190,- incl. BTW als voorschot op de declaratie van de deskundige dient over te maken op bankrekening bankrekeningnummer 19.23.25.744 t.n.v. MvJ Arr. Almelo, onder vermelding van ‘deskundigenbericht nr. 68805 ha za 87 van 2005’.
IV. Bepaalt dat het deskundigenonderzoek dient plaats te vinden met inachtneming van het navolgende en onverminderd het bepaalde in de artikelen 194-200 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
V. Ieder der partijen stelt binnen 3 weken na datum vonnis het volledige procesdossier in handen van de deskundige.
VI. De deskundige zal niet eerder met zijn werkzaamheden beginnen dan nadat hij van de griffier bericht heeft ontvangen, dat het volledige voorschot is gedeponeerd.
VII. Mocht gedurende het onderzoek blijken dat het gedeponeerde voorschot onvoldoende zal zijn, dan dient de deskundige zo spoedig mogelijk aanvulling daarvan te verzoeken.
VIII. De deskundige zal het schriftelijk en ondertekend bericht van zijn bevindingen samen met zijn declaratie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor 16 november 2005 in drievoud inleveren ter griffie.
IX. Wanneer het bericht die dag nog niet is binnengekomen, kan de rechter op verzoek van (één van de) partijen een nadere termijn van inlevering stellen.
X. De deskundige dient bij het onderzoek partijen in de gelegen-heid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijk bericht moet blijken of aan dit wettelijk voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken zal in het schriftelijk bericht melding worden gemaakt. Tevens dient de deskundige partijen uit te nodigen aanwezig te zijn bij het onderzoek.
XI. Indien een partij schriftelijk opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt hij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij.
XII. De griffier zendt partijen afschrift van het schriftelijke bericht van de deskundige.
XIII. De griffier plaatst de zaak weer op de rol van woensdag 14 december 2005, maar in ieder geval op die van 4 weken na verzending van het deskundigenbericht aan partijen. In het laatste geval zal concluderen na deskundigenbericht en zij staat dan ambtshalve peremptoir, behoudens schriftelijk gemotiveerd verzoek om uitstel.
XIV. De griffier betaalt het honorarium van de deskundige uit het gestelde voorschot terstond nadat het bericht is gedeponeerd. Voorzover dit voorschot onvoldoende zou zijn, geldt artikel 195 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
XV. Verklaart onderdeel III. van het dictum uitvoerbaar bij voorraad.
XVI. Bepaalt dat uitsluitend van onderdeel III. van het dictum hoger beroep mogelijk is.
XVII. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.M.S. Kuipers en is op 14 september 2005 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.