ECLI:NL:RBALM:2005:AT8217

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
23 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04 / 705 WW44 AQ1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de in bezwaar gehandhaafde reguliere bouwvergunning voor verbouwing woning en wijziging berging

In deze uitspraak van de Rechtbank Almelo wordt de rechtmatigheid van een reguliere bouwvergunning voor het verbouwen van een woning en het wijzigen van een berging beoordeeld. De zaak betreft een aanvraag van 1 juli 2003 voor een bouwvergunning, die op 24 juli 2003 werd verleend na een positief advies van de Overijsselse welstandscommissie. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, waarna verweerder op 1 juni 2004 het bezwaar ongegrond verklaarde en de vergunning handhaafde. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank onderzoekt of het besluit van 1 juni 2004 in stand kan blijven. Eiser stelt dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, en verwijst naar een welstandsadvies van 16 oktober 2003. Verweerder daarentegen baseert zijn besluit op een eerder welstandsadvies van 15 juli 2003. De rechtbank concludeert dat verweerder in bezwaar zijn standpunt heeft herzien en het advies van 16 oktober 2003 terzijde heeft gelegd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont, omdat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij het welstandsadvies van 15 juli 2003 aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen ervan in stand, omdat verweerder na het bestreden besluit een nieuw positief welstandsadvies heeft ontvangen van de welstandscommissie. De rechtbank oordeelt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juni 2005, en tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: 04 / 705 WW44 AQ1 A
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rijssen-Holten, verweerder.
Derde-belanghebbende: [vergunninghouder], vergunninghouder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 1 juni 2004.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Bij aanvraag van 1 juli 2003, op 2 juli 2003 bij verweerder binnengekomen, heeft Vergunninghouder verweerder verzocht hem een reguliere bouwvergunning te verlenen voor het verbouwen van de woning en het wijzigen van de berging op het perceel [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel).
De Overijsselse welstandscommissie Het Oversticht (hierna: de welstandscommissie)heeft op 15 juli 2003 een positief advies uitgebracht.
Bij besluit van 24 juli 2003 (het primaire besluit), verzonden 11 augustus 2003 en met kenmerk 20030529, heeft verweerder een reguliere bouwvergunning verleend voor het verbouwen van de woning en het wijzigen van de berging op het perceel.
Bij brief van 18 augustus 2003, op 18 september 2003 bij verweerder binnengekomen, en aangevuld bij brief van 20 september 2003, heeft eiser tegen het bouwvergunningsbesluit van 24 juli 2003 een bezwaarschrift ingediend.
Op 16 oktober 2003 heeft de welstandscommissie op verzoek van verweerder wederom een advies uitgebracht.
Eiser is gehoord op 17 maart 2004.
Bij besluit van 1 juni 2004, verzonden 2004 (het bestreden besluit), heeft verweerder hetbezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard en de in primo verleende reguliere bouwvergunning gehandhaafd.
Bij brief van 12 juli 2004, aangevuld bij brief van 9 december 2004, heeft eiser beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Bij brief van 16 augustus 2004 heeft verweerder, onder toezegging van de op de zaak betrekking hebbende stukken, een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 15 juni 2005, waar eiser in persoon is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door M. Betten en R. van Houdt, ambtenaren in dienst van verweerders gemeente. Vergunninghouder is niet verschenen.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het besluit van 1 juni 2004 in rechte in stand kan blijven. Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard en de in primo verleende reguliere bouwvergunning voor het verbouwen van de woning en het wijzigen van de berging op het perceel, gehandhaafd.
Wettelijk kader
Artikel 40, eerste lid, van de Woningwet bepaalt dat het verboden is te bouwen zonder of in
afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
Artikel 44, eerste lid, van de Woningwet bepaalt dat de reguliere bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd, indien:
a. (…);
b. (…);
c. (…);
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of
e. (…).
Standpunten van partijen
Eiser voert, voor zover van belang, aan dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand zodat verweerder in bezwaar de bouwvergunning alsnog had moeten weigeren. Eiser verwijst hierbij naar het welstandsadvies van 16 oktober 2003. Voorts is eiser van mening dat de welstandscommissie bij haar advisering heeft verzuimd mee te laten wegen dat op eisers dak de pannen niet zullen worden vervangen, waardoor op één dakvlak twee verschillende typen dakpannen zullen liggen.
Verweerder voert, voor zover van belang, aan dat het welstandsadvies van 15 juli 2003 doorslaggevend is zodat hij dit advies aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd.
Verweerder voegt hieraan toe dat de rayonarchitect ter plaatse is geweest en heeft geoordeeld dat het gebouwde voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Vergunninghouder voert, voor zover van belang, aan dat de dakkapel reeds geruime tijd geleden door hem is aangekapt en dat verweerder dit had moeten weten.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtmatigheid van de in bezwaar gehandhaafde reguliere bouwvergunning - voor het verbouwen van de woning en het wijzigen van de berging op het perceel - komt in deze uitspraak aan de orde. De omstandigheid dat vergunninghouder vervolgens heeft gebouwd in afwijking van deze bouwvergunning alsmede de vraag of deze afwijkingen al dan niet alsnog kunnen worden gelegaliseerd door het verlenen van een nieuwe bouwvergunning dan wel wijzigingsvergunning, heeft niets van doen met voornoemde rechtsvraag. Tegen de besluiten die in die procedures worden genomen staat wederom en afzonderlijk bezwaar en beroep open. De rechtbank zal dan ook voorbij gaan aan de grieven die zijn gericht tegen het bouwen in afwijking van de verleende bouwvergunning.
Partijen zijn verdeeld over de vraag welk welstandsadvies, te weten het advies van 15 juli 2003 of het advies van 16 oktober 2003, verweerder aan zijn besluitvorming ten grondslag had moeten leggen. Ten aanzien hiervan merkt de rechtbank het volgende op.
Het bouwvergunningsbesluit ziet op onder meer het vergroten van een aangekapte dakkapel. De bestaande situatie betreft alsdan de reeds feitelijk bestaande aangekapte dakkapel. Dat deze dakkapel in het verleden is aangekapt zonder dat hiervoor een bouwvergunning is verleend, is in het thans voorliggende geschil niet relevant. Dit betekent dat het welstandsadvies van 15 juli 2003 aan de besluitvorming ten grondslag moet worden gelegd. In de primaire besluitvorming heeft verweerder dan ook terecht dit advies aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd.
In de bezwaarfase heeft verweerder aanvankelijk een foutief standpunt ingenomen. Verweerder oordeelde dat de bestaande situatie niet de feitelijk bestaande situatie betrof maar de destijds vergunde situatie (dakkapel met plat dak). Het welstandsadvies van 16 oktober 2003, dat was uitgebracht op verzoek van verweerder, betrof een advies over het veranderen van een dakkapel met plat dak in een vergrote aangekapte dakkapel. Hiermee werd een advies gegeven over een aanvraag die ingrijpend afweek van de aanvraag zoals vergunninghouder deze tot verweerder had gericht. Verweerder verliet in bezwaar (aanvankelijk) dan ook de aanvraag.
Uit de stukken blijkt dat verweerder tijdig, te weten voor de beslissing op bezwaar, zijn foutieve standpunt heeft herzien. In bezwaar heeft verweerder terecht het advies van 16 oktober 2003, dat zoals reeds aangegeven zag op een bouwplan dat niet was aangevraagd, terzijde gelegd.
Verweerder heeft terecht zijn besluitvorming in bezwaar gebaseerd op het welstandsadvies van
15 juli 2003.
De grieven van eisers met betrekking tot het welstandsadvies van 16 oktober 2003 falen derhalve.
Ten aanzien van de grief van eiser dat de welstandscommissie in haar advisering van 15 juli 2003 is uitgegaan van de foutieve veronderstelling dat het gehele dakvlak zou worden voorzien van nieuwe dakpannen, terwijl dit feitelijk niet juist is, merkt de rechtbank wel het volgende op.
Uit de jurisprudentie blijkt dat bij de welstandstoetsing als regel aan het advies van de welstandscommissie groot gewicht moet worden toegekend. Hoewel verweerder aan dit advies niet is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij verweerder berust, mag hij aan dit advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft geen nadere motivering, tenzij een tegenadvies wordt overgelegd van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Het vereiste van het indienen van een tegenadvies in de bezwaarfase geldt indien er sprake is van een gemotiveerd welstandsadvies. Indien er daarentegen sprake is van een summier gemotiveerd advies of een stempeladvies, dan dient verweerder zijn welstandsbeoordeling nader te motiveren, ook als er geen tegenadvies is overhandigd.
Het welstandsadvies van 15 juli 2203 betreft een zogenaamd stempeladvies, zodat niet is vereist dat eiser zijn welstandsgrieven onderbouwt met een tegenadvies van een ter zake deskundige.
Het had op de weg van verweerder gelegen om de grieven van eiser voor te leggen aan de welstandscommissie met het verzoek hierop te reageren. In de beslissing op bezwaar had verweerder dan dienen te motiveren waarom hij zijn welstandsoordeel handhaaft. Het bestreden besluit bevat dan ook een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit kan reeds hierom niet in stand blijven en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal vervolgens bezien of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten.
Na het bestreden besluit, te weten op 26 augustus 2004, heeft de welstandscommissie op verzoek van verweerder wederom esthetische aanvaardbaarheid van het bouwplan bezien. Hierbij is de welstandscommissie expliciet ingegaan op eisers grief dat op het dakvlak twee verschillende soorten dakpannen worden aangebracht. De welstandscommissie is tot een gemotiveerd positief advies gekomen.
Nu verweerder, opnieuw oordelend in bezwaar, het gemotiveerde positieve advies van de welstandscommissie van 26 augustus 2004 aan zijn besluitvorming ten grondslag kan leggen, is voldaan aan de vereisten voor het toepassen van artikel 8:72, derde lid, van de Awb.
Op grond van het vorenoverwogene acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de reiskosten ad EUR 4,16 voor het bijwonen van de zitting.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 4,16, door de gemeente Rijssen-Holten te betalen aan eiser;
- verstaat dat de gemeente Rijssen-Holten aan eiser het griffierecht ad EUR 136,- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gegeven door mr. W.M.B. Elferink, in tegenwoordigheid van A.E.M. Lever als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2005.
Afschrift verzonden op
AB