ECLI:NL:RBALM:2005:AT1820

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
22 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
08/004967-04
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in brand- en explosiezaak in eigen woning

In de zaak van de verdachte, geboren in 1972 en wonende in Enschede, werd op 9 december 2004 een brand en ontploffing in zijn woning vastgesteld. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting en het veroorzaken van een ontploffing, wat gemeen gevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank Almelo, zittende in meervoudige kamer, heeft de zaak behandeld op 22 maart 2005. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en vroeg om een gevangenisstraf van drie jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de bewuste datum een ontploffing en brand in de woning van de verdachte heeft plaatsgevonden. Er werd vastgesteld dat de verdachte handelingen had verricht aan de gasmeter, waardoor gas kon ontsnappen. Echter, de rechtbank oordeelde dat het niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk had gehandeld, gezien de onduidelijkheid over zijn intenties en de wisselende verklaringen die hij had afgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet, aangezien er twijfels bestonden over de bewustheid van de verdachte van het risico op brand of explosie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en hem vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door mr. Berg, voorzitter, en mrs. Teekman en Wentink, rechters, in aanwezigheid van griffier Ter Haar.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/004967-04
STRAFVONNIS
Uitspraak: 22/3/2005.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1972,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting [plaats],
terechtstaande dat:
hij op of omstreeks 9 december 2004 te Enschede, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in zijn woning aan de [x]straat 188, immers heeft verdachte toen aldaar in die woning:
-opzettelijk van een gastoestel/gasmeter de gastoevoerleiding gedemonteerd en
(vervolgens) het gastoestel/de gasmeter los op de toevoerleiding gezet en/of
(meermalen) in de gastoevoerleiding gezaagd en
-(vervolgens) een sigaret opgestoken en/of het licht in de woning uitgedaan
(ten gevolge waarvan een vonk(je) is ontstaan), in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met gas, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan de woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die belendende percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te duchten was;
art. 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
art. 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde:
Verdachte wordt –zakelijk weergegeven- verweten dat hij op 9 december 2004 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in zijn woning aan de [x]straat aldaar, tengevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand en/of tengevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en zij heeft primair gevorderd: dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden geschorst in afwachting van een door het Pieter Baan Centrum omtrent verdachte uit te brengen psychiatrisch rapport en, zo de rechtbank daartoe niet mocht overgaan, subsidiair: dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaar onvoorwaardelijk; de raadsvrouw heeft geconcludeerd tot vrijspraak.
Vaststaat dat op voornoemde datum, te omstreeks 00.25 uur, in de woning van verdachte een ontploffing/brand plaatsvond.
Op grond van het onderzoek acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat verdachte op enig moment zelf handelingen aan de aanvoerbuis van de gasmeter heeft verricht die tot gevolg hebben gehad dat deze onvast verbonden raakte en op enig moment ook daadwerkelijk elke verbinding met de gasmeter heeft verloren. Daardoor kon gas vrijelijk de meterkast in lekken en zich vervolgens in een explosieve dichtheid op de bovenverdieping ophopen.
Waardoor de brand en de explosie vervolgens zijn veroorzaakt, is mede door de wisselende verklaringen van verdachte, onduidelijk gebleven. Voor zover deze het gevolg zijn van handelingen van verdachte, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte, wetende dat in de meterkast een gaslek bestond, enig (al of niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad in het vervolgens veroorzaken van de brand en de explosie.
Tegen de overtuiging van de aanwezigheid van enige vorm van opzet pleiten in het bijzonder twijfel over het antwoord op de vraag hoe duidelijk het voor verdachte was dat een aanmerkelijke kans op een brand of explosie bestond, het gegeven dat verdachte bij het veroorzaken van een explosie een reëel risico liep om zelf ernstig letsel op te lopen of het leven te laten en het niet gebleken zijn van enig motief voor het veroorzaken van een brand of explosie in de eigen woning.
Het vorenstaande leidt ertoe dat uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting, naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte zich aan opzettelijke brandstichting c.q. een ontploffing teweegbrengen heeft schuldig gemaakt, zodat hij van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
R E C H T D O E N D E :
Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Berg, voorzitter, mrs. Teekman en Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van Ter Haar, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 maart 2005.