RECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: 04 / 89 WAO AW1 A
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
Gemachtigde A.V.L.L. van Meurs, werkzaam bij Meiborg advocaten te Almelo,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
locatie Hengelo, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 18 december 2003.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres was werkzaam als schoonmaakster. Wegens klachten van bekkeninstabiliteit is haar, nadat zij gedurende de maximale termijn van 52 weken een uitkering ingevolge de Ziektewet had ontvangen, met ingang van 9 juni 1998 een uitkering toegekend ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Verweerder heeft deze uitkering bij besluit van 3 juni 2003 met ingang van 14 juli 2003 ingetrokken, aangezien eiseres ingaande deze datum minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht. Tegen dit besluit heeft eiseres op 10 juni 2003 bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres kan zich blijkens het beroepschrift niet met dit besluit verenigen. Verweerder heeft vervolgens de op het geding betrekking hebbende stukken en een verweerschrift, bij de rechtbank ingekomen op 30 maart 2004, ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 10 januari 2005, waar eiseres niet is verschenen, doch wel haar gemachtigde de heer Van Meurs voornoemd, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door de heer J.L.M. Liesting.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het bestreden besluit, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van de door eiseres ontvangen uitkering ingevolge de WAO met ingang van 14 juli 2003 ongegrond heeft verklaard, in rechte in stand kan blijven.
Wat moet worden verstaan onder arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO, is nader omschreven in artikel 18, eerste lid, van de WAO. Gelet op de wettekst moet de mate van arbeidsongeschiktheid niet alleen op medische, maar ook op arbeidskundige gronden worden bepaald. Bekeken moet worden welke verdiensten de betrokkene thans zou hebben gehad als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, en welke verdiensten hij nog in staat is te verwerven als rekening wordt gehouden met de medische beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid. Het verschil tussen beide wordt aangemerkt als het verlies aan verdiencapaciteit. Uitgedrukt in een percentage is dit de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO. Om te beoordelen of verweerders besluit op goede gronden berust, dient te worden bezien of de medische mogelijkheden en beperkingen juist zijn vastgesteld en of er voor eiseres nog arbeid als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WAO is aan te wijzen, die zij met inachtneming van de vastgestelde medische beperkingen kan verrichten.
In het onderhavige geval heeft I. Baronner, in overleg en onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts A.J. Wolbers op 16 april 2003 rapport uitgebracht en is daarin tot de conclusie gekomen dat er geen bezwaar bestaat tegen gedoseerde belasting. De conditie moet met gedoseerde belasting geleidelijk te verbeteren zijn. Het lopen en staan moet van een half uur naar een uur op te bouwen zijn. De inmiddels onstane overspannenheid wordt veroorzaakt door problemen met vader, maar leidt niet tot beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren.
Op basis van deze conclusie is een belastbaarheidspatroon opgesteld. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige G.J. van de Zande bekeken of er voldoende functies te duiden waren die eiseres ondanks haar beperkingen nog zou kunnen vervullen. Blijkens de rapportage van 13 mei 2003 is de arbeidsdeskundige van mening dat dergelijke arbeid inderdaad nog aanwijsbaar is en dat eiseres hiermee ongeveer evenveel zou kunnen verdienen van het te dezen in aanmerking te nemen loon van een geheel valide schoonmaakster.
Gelet op bovenstaande medische en arbeidskundige bevindingen heeft verweerder bij besluit van 3 juni 2003 besloten de WAO-uitkering van eiseres per 14 juli 2003 in te trekken.
Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft een herbeoordeling plaatsgevonden door de bezwaarverzekeringsarts J.M. Fokke. In het rapport van 18 oktober 2003 komt de bezwaarverzekeringsarts tot de conclusie dat de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht, waarbij beperkingen zijn geconstateerd die voldoende consistent zijn met de onderzoeksbevindingen. Met het in acht nemen van beperkingen ten aanzien van bovennormale fysieke belasting heeft de verzekeringsarts voldoende rekening gehouden met de door betrokkene ervaren pijnklachten en de hieruit voortkomende verminderde stressbestendigheid voor zware fysieke belasting.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder naar aanleiding van het advies van de bezwaarverzekeringsarts besloten het bezwaarschrift van eiseres ongegrond te verklaren.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat de klachten omvangrijker zijn dan in het belastbaarheidspatroon is vastgesteld. Eiseres stelt de haar voorgehouden functies niet te kunnen verrichten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de medische aspecten het volgende.
De rechtbank heeft in een aantal uitspraken, kort weergegeven, het volgende geoordeeld. Als er sprake is van moeizaam te objectiveren psychische beperkingen (klachten van neurologische en psychische aard), dient het beoordelingsgesprek gevoerd te worden door de verzekeringsarts en kan dit niet worden uitgevoerd door een medewerker verzekeringsarts, gelet op de in acht te nemen zorgvuldigheid. Als er sprake is van een moeizaam te objectiveren lichamelijke aandoening, zoals fibromyalgie en whiplash, dient het beoordelingsgesprek uitgevoerd te worden door de verzekeringsarts, gelet op de in acht te nemen zorgvuldigheid. Ditzelfde geldt voor andere claimklachten die niet of moeizaam objectiveerbaar zijn, zoals pijnen waarvoor geen lichamelijke oorzaak kan worden gegeven.
In het onderhavige geval doet zich bij de beoordeling door de primaire verzekeringsarts geen van deze gevallen voor. Bij eiseres is sprake van zwangerschapsklachten in het bijzonder bekkeninstabiliteit. Bij lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts van nek, rug en schouders blijken alle bewegingen onbeperkt en pijnloos te doen. Daarnaast heeft eiseres bij de verzekeringsarts aangegeven zelf te kunnen strijken en een half uur te kunnen lopen. Lang zitten is moeilijk, maar eiseres kan een vliegreis van 4,5 uur naar Turkije wel volhouden als ze af en toe even kan staan. Voor de stelling dat ten tijde van de beoordeling sprake zou zijn van niet-verklaarbare klachten die ten onrechte niet zijn meegenomen in het belastbaarheidpatroon, zoals namens eiseres is betoogd, vindt de rechtbank geen steun. Uiteraard is voor de vaststelling van de functionele mogelijkheden de gezondheidsbeleving van eiseres wel van belang, maar niet doorslaggevend. Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt alleen rekening gehouden met beperkingen, zoals die naar voren komen uit objectief vastgestelde medische beperkingen.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat verweerder geen reden had om aan te nemen dat de gemelde familieproblemen psychische problemen opleverden die aanleiding zouden moeten zijn voor beperkingen op psychisch vlak ten tijde van de beoordeling. De namens eiseres overgelegde brieven van de huisarts maken dat niet anders. De beoordeling in het kader van de WAO is gericht op benutbare mogelijkheden voor werk, rekening houdend met die beperkte belastbaarheid. De huisarts geeft in de eerste brief van 14 februari 2004 aan dat naast depressieve klachten, de klachten in de schouders en nek met spanning te maken lijken te hebben. Deze klachten werden door de primaire verzekeringsarts reeds bij onderzoek in april 2003 (h)erkend, maar leidden naar het oordeel van de verzekeringsarts op dat moment niet tot duidelijke beperkingen qua persoonlijk en sociaal functioneren, die deelname aan het arbeidsproces belemmeren. Ook de bezwaarverzekeringsarts heeft aangenomen dat wel sprake is van psychosociale omstandigheden die spanningen veroorzaken, maar dat geen sprake is van aantoonbare psychopathologie. Dat de huisarts in zijn tweede brief van 26 december 2004 melding maakt van toenemende problemen en eiseres de dato 26 december 2004 een forse depressie heeft, alsmede dat eiseres inmiddels voor onderzoek naar een neuroloog is verwezen maakt vorenstaande niet anders, nu de beoordelingsdatum in geding 14 juli 2003 betreft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval geen gronden bestaan om te oordelen dat het onderzoek bij de beoordeling onzorgvuldig zou zijn.
Ten aanzien van de arbeidsdeskundige aspecten overweegt de rechtbank dat op 9 november 2004 de CRvB een aantal uitspraken (onder meer LJN AR 4716) heeft gewezen waarin onder meer het zogeheten claimbeoordelings- en borgingssyteem (CBBS) als ondersteunend systeem bij de beoordeling van aanspraken op een uitkering ingevolge de arbeidsongeschiktheidswetten beoordeeld is. Kort samengevat heeft de CRvB geoordeeld dat het CBBS als ondersteunend systeem en methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten, rechtens aanvaardbaar is. Echter, de CRvB heeft ook een aantal bedenkingen geuit waar het betreft de inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van het systeem. De CRvB heeft hierbij onder meer het oog gehad op het gegeven dat in de FML de nummering van de belastbaarheidsaspecten niet overeenstemt met de nummering van de naar inhoud overeenkomende (matchende) items in de lijsten met de functiebelastinggegevens, het feit dat in het dossier geen signaleringen meer voorkomen ten teken dat met betrekking tot een onderdeel of meerdere onderdelen van de functiebelasting sprake kan zijn van een overschrijding van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde op dat punt of op die punten, alsmede het gegeven dat het CBBS naast matchende items, ook niet-matchende items kent die niet door het geautomatiseerde systeem worden vergeleken. De CRvB is van oordeel dat, zolang het CBBS niet is aangepast, hoge(re) eisen gesteld dienen te worden aan de verslaglegging en motivering van de in een concreet geval aan het betreffende schattingsbesluit ten grondslag gelegde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige uitgangspunten. Voldoet het besluit hier niet aan, dan komt het wegens strijd met de artikelen 3:2 en/of 7:12, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking.
Indien deze jurisprudentie wordt toegepast op de onderhavige zaak constateert de rechtbank dat het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige van de Zande blijkt dat door het CBBS geen functies zijn geselecteerd met signaleringen/overschrijdingen. Ook namens eiseres is daaromtrent niets aangevoerd –de stelling dat eiseres de functies niet kan uitoefenen vindt immers zijn oorzaak in het betoog dat de functionele mogelijkhedenlijst te positief is vastgesteld- en ook de rechtbank heeft geen overschrijdingen aangetroffen. Daarnaast zijn er geen zogenaamde niet-matchende items. Voor wat betreft de aangenomen beperkingen van lopen, staan afwisselen met zitten en afwisselende werkhouding voldoen de functies aan de in de functionele mogelijkhedenlijst opgenomen beperking dat eiseres maximaal 1 uur achtereengesloten kan staan.
Concluderend ziet de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat door verweerder meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen en dat het arbeidsongeschiktheidspercentage hoger dient te zijn dan door verweerder is geoordeeld. Hetgeen overigens door eiseres ter zitting is aangevoerd heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat met de beperkingen van eiseres onvoldoende rekening is gehouden. Evenmin heeft het aanleiding gegeven tot het instellen van een onafhankelijk medisch onderzoek.
Derhalve heeft verweerder in het bestreden besluit terecht geoordeeld dat eiseres op 14 juli 2003 minder dan 15% arbeidsongeschikt moest worden geacht in de zin van de WAO. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten.
Beslist wordt derhalve als volgt:
- verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Gewezen en in het openbaar uitgesproken op
door mr. S. Taalman, in tegenwoordigheid van H.B. Slot-Akkerman als griffier.