ECLI:NL:RBALM:2004:AQ8303

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
26 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03 / 1101 WVG Y1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vervoersvoorzieningen op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend bij verweerder voor een vervoersvoorziening op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Eiseres verzocht om een driewielscooter, maar verweerder heeft haar een scootmobiel in bruikleen toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij volledige vergoeding van de driewielscooter wenst. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure uiteengezet, waarbij het bestreden besluit van 31 oktober 2003 centraal staat. De rechtbank heeft overwogen of dit besluit in rechte in stand kan blijven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wvg bepaalt dat het gemeentebestuur verantwoordelijk is voor het verstrekken van vervoersvoorzieningen aan gehandicapten. In dit geval heeft verweerder de scootmobiel als de goedkoopste adequate voorziening aangemerkt, terwijl eiseres van mening is dat een driewielscooter ook als een adequate voorziening moet worden beschouwd. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat een gewone scooter als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Dit betekent dat eiseres niet in aanmerking komt voor de volledige vergoeding van de driewielscooter.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de beslissing van verweerder om alleen de meerkosten van de driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter te vergoeden, niet onterecht is. De rechtbank heeft de relevante juridische termen en bepalingen uit de Wvg en de VVG Borne in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2004.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: AWB 03 / 1101 WVG Y1 A
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Borne, gevestigd te Borne, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 31 oktober 2003.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres heeft op 7 mei 2003 bij verweerder een aanvraag ingediend op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) voor een vervoersvoorziening in de vorm van een scooter met achter twee wielen en één voor (driewielscooter).
Verweerder heeft eiseres laten weten dat zij in aanmerking kan komen voor een scootmobiel of voor een vergoeding in de meerkosten van een driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter. Eiseres heeft in eerste instantie voor de eerste optie gekozen.
Bij besluit van 28 mei 2003 heeft verweerder aan eiseres toegekend de voorziening van een scootmobiel (in bruikleen).
Tegen dit besluit heeft eiseres op 18 juni 2003 bezwaar gemaakt. Zij wil graag volledige vergoeding van een driewielscooter in plaats van een scootmobiel.
Op 28 augustus 2003 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarna de Commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften op dezelfde dag advies heeft uitgebracht.
Bij besluit van 31 oktober 2003 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Eiseres komt in aanmerking voor de vergoeding van de meerkosten voor een driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter.
Met dit besluit kon eiseres zich niet verenigen. Zij heeft op 5 december 2003, bij de rechtbank binnengekomen op 10 december 2003, een beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 16 januari 2004 een verweerschrift ingediend alsmede de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 23 augustus 2004, waar eiseres in persoon is verschenen, vergezeld van mw. […], terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door K. Vet, juridisch administratief medewerker bij verweerder.
3. Overwegingen
Bestreden besluit.
In geschil is de vraag of het besluit van 31 oktober 2003 in rechte in stand kan blijven.
Bij dit besluit heeft verweerder de beslissing om eiseres in aanmerking te brengen voor toekenning van de meerkosten voor een driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter, gehandhaafd.
Wettelijk kader.
De Wvg bepaalt in artikel 2 dat het gemeentebestuur zorgdraagt voor de verlening van onder andere vervoersvoorzieningen, ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige gehandicapten. Zij stelt daartoe regels vast bij verordening.
De gemeente Borne heeft daartoe de Verordening Wet voorzieningen gehandicapten Gemeente Borne (hierna: de VVG Borne) vastgesteld.
Artikel 1.2, lid 1, sub c, van de VVG Borne bepaalt dat een voorziening slechts kan worden toegekend voor zover deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.
In lid 3 van artikel 1.2. staat dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is.
In artikel 3.1 van de VVG Borne staat omschreven welke vervoersvoorzieningen de gemeente Borne kan verstrekken. De voorziening kan in natura worden verstrekt in de vorm van een verplaatsingsmiddel (artikel 3.1, sub b, onder 4). Ook kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel dan een auto of taxi, zoals fietsen, tandems, snor- en bromfietsen (artikel 3.1, sub c, onder 5).
Standpunten van partijen.
Eiseres is van mening dat zij in aanmerking moet komen voor toekenning van een driewielscooter. Een driewielscooter wordt door alle betreffende instanties gezien als een gehandicaptenvoertuig. In een andere gemeente is wel een driewielscooter toegekend, zodat ook eiseres, op grond van het gelijkheidsbeginsel, daarvoor in aanmerking moet worden gebracht.
Bovendien is het voor het revalidatieproces beter dat zij over een driewielscooter beschikt in plaats van over een scootmobiel. Tenslotte stelt eiseres dat de kosten voor een driewielscooter niet hoger zijn dan die voor de goedkoopste scootmobiel.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het geval van eiseres een scootmobiel geïndiceerd is. De gemeente heeft geen apart beleid ontwikkelt ten aanzien van driewielscooters, maar ze is wel bereid de meerkosten tussen die van een driewielscooter en een gewone scooter te vergoeden. Een gewone scooter is hierbij door verweerder als een algemeen gebruikelijke voorziening aangemerkt. Verweerder zou een scootmobiel in bruikleen kunnen geven, maar een driewielscooter niet. Verweerder huurt de scootmobielen, waardoor deze voorziening kan worden aangemerkt als de goedkoopste adequate voorziening.
Voorts stelt verweerder dat het niet tot haar zorgplicht behoort om aan eiseres een zo “normaal” mogelijk vervoermiddel te verstrekken.
Omdat de gemeente alleen de meerkosten voor de driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter voldoet, is het toch de goedkoopste adequate voorzieningen.
Overwegingen van de rechtbank.
De rechtbank merkt allereerst op dat de beslissing om eiseres in aanmerking te brengen voor de vergoeding van de meerkosten van een driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter, niet in het primaire besluit staat. Dat ging nog uit van de toekenning van een scootmobiel. Uit het dossier blijkt echter dat deze optie wel aan de orde is geweest en dat met de toekenning van de scootmobiel bij het primaire besluit, tevens het verzoek om volledige vergoeding van een driewielscooter is afgewezen. Bij de beslissing op bezwaar is gehandhaafd het besluit dat eiseres slechts in aanmerking komt voor vergoeding van de meerkosten van een driewielscooter.
Aan de orde is derhalve de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres slechts in aanmerking komt voor vergoeding van de meerkosten van een driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter en niet voor vergoeding van de hele driewielscooter. Dit standpunt is gebaseerd op de stelling dat een scooter kan worden gezien als een algemeen gebruikelijke voorziening.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich inderdaad op dit standpunt kunnen stellen. Ze overweegt daartoe als volgt.
In de toelichting op artikel 1.2, onder a, van de VVG Borne staat dat geen voorziening toegekend wordt in het geval een voorziening voor een persoon als aanvrager algemeen gebruikelijk is. Voorts staat in deze toelichting: “Waar de grens tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is precies getrokken moet worden, zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen. Rolstoelen zijn nooit algemeen gebruikelijk voor een persoon als de aanvrager. Met “als” wordt bedoeld een niet gehandicapte persoon die in een vergelijkbare situatie verkeert (bijvoorbeeld wat betreft inkomen, leeftijd, etc.). Een fiets daarentegen is voor een persoon als gehandicapte wel algemeen gebruikelijk omdat in Nederland een ieder geacht kan worden te beschikken over een fiets. Om die reden komt de gehandicapte niet voor een fiets in aanmerking. Indien daarentegen de gehandicapte een speciale fiets nodig heeft, worden op grond van het feit dat de fiets algemeen gebruikelijk is, de kosten van een gewone fiets in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere uitvoering.”.
Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) blijkt dat met het begrip “algemeen gebruikelijk” wordt beoogd te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij niet gehandicapt was, de beschikking zou kunnen hebben (onder andere: CRvB 3 juli 2001, JSV 2001/157).
Naar het oordeel van de rechtbank kan een scooter, voor iemand van (op het moment van de aanvraag) 29 jaar, anno 2003, als “algemeen gebruikelijk” worden beschouwd. Het is aannemelijk te achten dat eiseres, ook indien zij niet gehandicapt was, over een scooter zou kunnen beschikken.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de CRvB in haar uitspraak van 17 december 1996 (JSV 1997/96) heeft uitgesproken dat de kosten van het gebruik van een bromfiets als algemeen gebruikelijk dienen te worden aangemerkt en dat dat ook geldt voor gelijksoortige vervoermiddelen zoals een snorfiets, een bromfietsscooter dan wel een andersoortige fiets met hulpmotor zoals een Spartamet. Voor eiseres kan een scooter als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt.
Uit het voorgaande blijkt tevens dat verweerder er voor heeft kunnen kiezen de suggestie van de Commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, om eiseres een maandelijkse vergoeding te verstrekken ter grootte van de kosten verbonden aan het verstrekken van een scootmobiel, niet over te nemen. Het vergoeden van de meerkosten van een driewielscooter voldoet aan de eisen die de Wvg stelt.
Hetgeen eiseres voorts heeft aangevoerd in haar beroepschrift, kan daar, zoals uit het hiernavolgende blijkt, naar het oordeel van de rechtbank niet aan af doen.
Dat een driewielscooter algemeen als gehandicaptenvoertuig wordt aangemerkt, maakt niet dat een gewone scooter niet als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Verweerder heeft (terecht) de meerkosten voor een driewielscooter ten opzichte van een gewone scooter wel vergoed. Daaruit blijkt dat verweerder de driewielscooter als gehandicaptenvoertuig beschouwt.
Eiseres heeft voorts een voorbeeld gegeven van een zaak waarin wel een driewielscooter door de betreffende gemeente geheel is vergoed. De rechtbank overweegt hierover dat uit de overgelegde beslissing niet blijkt of die betreffende gemeente het criterium van “algemeen gebruikelijk” kent en zo ja, of zij de scooter voor die betreffende persoon als algemeen gebruikelijk heeft aangemerkt. Ook is het mogelijk dat een driewielscooter voor die gemeente goedkoper was. Reeds omdat het hier een andere gemeente betreft is er geen sprake van een gelijk geval.
Verder voert eiseres aan dat het voor het psychische aspect van haar revalidatie van belang is dat zij zich zo “normaal” mogelijk kan vervoeren. Hoewel begrijpelijk, kan dit niet leiden tot het oordeel dat verweerder daarom de driewielscooter volledig had moeten vergoeden in plaats van slechts de meerkosten of in plaats van de vertrekking van een scootmobiel. De Wvg geeft gehandicapten recht op een verantwoorde voorziening. Blijkens de VVG Borne mag dat de goedkoopste adequate voorziening zijn. Een scootmobiel of de vergoeding van de meerkosten voor een driewielscooter is een adequate voorziening.
De stelling van eiseres tenslotte dat een driewielscooter niet duurder is dan de goedkoopste scootmobiel, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft uitgelegd dat voor haar het in bruikleen geven van een scootmobiel goedkoper is dan het geheel betalen van een driewielscooter, omdat zij de scootmobiels huurt en deze in bruikleen geeft.
Verweerder kan geen driewielscooter huren van haar leverancier omdat deze geen driewielscooters heeft.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat de bestreden beslissing onjuist is.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Gewezen en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2004
door mr. H. van Ommeren, rechter, in tegenwoordigheid van A.F.M.C. Wolthuis, griffier.
Afschrift verzonden op
AW