ECLI:NL:RBALM:2004:AQ7038

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03 / 750 WAO
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid percentage

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo geoordeeld over de intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres door het UWV. Eiseres, die sinds 19 oktober 1999 recht had op een werkloosheidsuitkering, had zich op 7 februari 2001 ziek gemeld vanwege zwangerschapsklachten. Na een aanvraag voor een WAO-uitkering, werd haar in maart 2002 een uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. Echter, in februari 2003 besloot het UWV de uitkering in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en de vraag beantwoord of het besluit van het UWV om de uitkering in te trekken, in stand kon blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts de functionele mogelijkheden van eiseres correct hebben vastgesteld, op basis van medisch onderzoek en informatie van behandelende artsen. Eiseres voerde aan dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage niet overeenkwam met haar dagelijkse ervaringen en verzocht om een onafhankelijke arts te benoemen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen objectief medisch onderbouwde informatie was die de FML in twijfel trok.

De rechtbank concludeerde dat de door het UWV vastgestelde functionele mogelijkheden niet waren overschat en dat de geduide functies passend waren, ondanks signaleringen van overschrijdingen in de belastbaarheid. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 15% bedroeg. Eiseres kreeg een vergoeding voor griffierecht en reiskosten toegewezen. De uitspraak werd gedaan op 19 augustus 2004.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: 03 / 750 WAO
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: J.H.M. Stevens, adviseur bezwaar en beroep bij Arcon belangenbehartigers,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
locatie Hengelo, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 29 juli 2003.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres was werkzaam als administratief medewerkster. Sinds 19 oktober 1999 heeft ze recht op een werkloosheidsuitkering. Op 7 februari 2001 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege zwangerschapsklachten. Op 7 november 2001 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO).
Bij besluit van 12 maart 2002 heeft verweerder aan eiseres met ingang van 6 februari 2002 een uitkering toegekend ingevolge de WAO naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 10 mei 2002 heeft verweerder besloten de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres ongewijzigd voort te zetten naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 20 februari 2003 heeft verweerder besloten dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres met ingang van 21 april 2003 in te trekken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
Eiseres heeft op 26 maart 2003 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft op 6 mei 2003 van de mogelijkheid gebruik gemaakt haar bezwaarschrift tijdens een hoorzitting toe te lichten.
Bij het thans bestreden besluit van 29 juli 2002 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.
Onder gelijktijdige toezending van de op het geding betrekking hebbende stukken heeft verweerder op 14 oktober 2003 door middel van een verweerschrift gereageerd op hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd.
Bij schrijven van 21 juli 2004 heeft de gemachtigde van eiseres nadere informatie ingezonden.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 5 augustus 2004, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot [echtgenoot] en haar gemachtigde, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw L.A.P. ter Laak.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het besluit van 29 juli 2003, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van arbeidsongeschiktheidsuitkering ongegrond heeft verklaard, in rechte in stand kan blijven.
Wettelijk kader
Wat moet worden verstaan onder arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO, is nader omschreven in artikel 18, eerste lid van de WAO. Gelet op de wettekst moet de mate van arbeidsongeschiktheid niet alleen op medische, maar ook op arbeidskundige gronden worden bepaald. Bekeken moet worden welke verdiensten de betrokkene thans zou hebben gehad als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, en welke verdiensten zij nog in staat is te verwerven als rekening wordt gehouden met de medische beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid. Het verschil tussen beide wordt aangemerkt als het verlies aan verdiencapaciteit. Uitgedrukt in een percentage is dit de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO. Om te beoordelen of verweerders besluit op goede gronden berust, dient te worden bezien of de medische mogelijkheden en beperkingen juist zijn vastgesteld en of er voor eiseres nog arbeid als bedoeld in artikel 18, eerste lid van de WAO is aan te wijzen, die zij met inachtneming van de vastgestelde medische beperkingen kan verrichten.
Standpunten van partijen
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat het arbeidsongeschiktheidspercentage niet in overeenstemming is met de handicap die zij dagelijks ervaart. Eiseres zet vraagtekens bij de procedure van keuring bij UWV Gak en bij de functieduiding van de arbeidsdeskundige en de daar uit voortvloeiende verdiencapaciteit. Eiseres is van mening dat een aantal functies die geduid zijn niet door haar, met haar beperkingen uitgevoerd kunnen worden. Eiseres verzoekt om een onafhankelijk arts te benoemen om te adviseren in het kader van haar arbeidsongeschiktheidspercentage.
Verweerder heeft aangegeven dat de gronden die eiseres in beroep aanvoert dezelfde gronden als de gronden van bezwaar zijn. Eiseres vermeldt in het beroepschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden. Verweerder ziet geen aanleiding om het standpunt te wijzigen en verwijst naar de overwegingen in de beslissing op bezwaar.
Overwegingen van de rechtbank
Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft verweerder gebruik gemaakt van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Het CBBS is in de plaats gekomen van het Functie Informatiesysteem (FIS). Het FIS-belastbaarheidspatroon is vervangen door de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
Ten aanzien van de medische onderbouwing van het bestreden besluit overweegt de rechtbank het volgende.
Verzekeringsarts B. Krakers heeft eiseres op 4 februari 2003 onderzocht. Hij heeft in zijn rapportage aangegeven dat gelet op alle verkregen informatie, de anamnese, dagverhaal en de eigen onderzoeksbevindingen gesteld kan worden dat er nog steeds sprake is van pijn in het bekken, die met name toeneemt bij lang staan en lopen. Verder is de wond van de voorste buikwand goed genezen hetgeen het totale bewegen en mobiliteit ten goede komt. Uit onderzoek van rug en bekken blijkt volgens Krakers dat er in fysiologische zin nagenoeg geen beperkingen meer zijn. Het extreem hoge lichaamsgewicht blijft waardoor eiseres mogelijk in de bekkenstreek nog steeds pijn ervaart bij overbelasting zoals bukken, zwaar tillen, hurken, lang staan en lang lopen. Het zitten geeft nagenoeg geen beperkingen meer. Krakers is van mening dat er weer sprake is van belastbaarheid.
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de verzekeringsarts de beperkingen ten opzichte van het normaal functioneren van eiseres neergelegd in de FML. Voor eiseres zijn in de rubriek dynamische handelingen beperkingen opgenomen voor frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen en klimmen. In de rubriek statische houdingen is eiseres beperkt geacht ten aanzien van zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk, geknield of gehurkt actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn.
Voorts heeft Krakers aangegeven dat eiseres is aangewezen op bij voorkeur zittend werk.
In de bezwaarprocedure heeft bezwaarverzekeringsarts E. Khoe informatie ingewonnen bij J.W.M. Schellekens, huisarts van eiseres, dr. B.D. Westerveld, gastro-enteroloog, R.R. Ploeger, psychiater, en P.J.H. Smits, chirurg.
In zijn rapportage van 24 juli 2003 heeft de bezwaarverzekeringsarts aangegeven dat er bij eiseres sprake is van chronische aspecifieke myogene bekken- en rugklachten. Een normale lichamelijke belasting wordt volgens Khoe bij dit soort klachten volgens de huidige stand van de medische wetenschap als therapeutisch gezien. De bezwaarverzekeringsarts is van mening dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat eiseres niet normaal belastbaar is voor bekken en rugbelastende arbeid waarbij wel rekening dient te worden gehouden met het feit dat eiseres wel enigszins beperkt is ten aanzien van zeer zware dynamische en te langdurige (langer dan een uur achtereen) statische belasting van het bekken en de rug. De bezwaarverzekeringsarts ziet geen reden om meer beperkingen aan te nemen dan de verzekeringsarts in de FML heeft opgenomen. Het overgewicht van eiseres is primair gedragsmatig bepaald en de gevolgen daarvan kunnen niet geaccepteerd worden in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetgeving.
Op grond van de beschikbare medische gegevens is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van eiseres de juiste functionele mogelijkheden zijn vastgesteld. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts hebben onder andere op basis van lichamelijk onderzoek en ontvangen informatie van artsen die eiseres behandelen of hebben behandeld de functionele mogelijkheden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verzekeringsarts vastgestelde en door de bezwaarverzekeringsarts voor akkoord bevonden functionele mogelijkheden niet zijn overschat. De rechtbank merkt daarbij op dat van de zijde van eiseres geen objectief medisch onderbouwde informatie is overgelegd, op grond waarvan de juistheid van de opgestelde FML in twijfel zou moeten worden getrokken en er meer en/of verdergaande beperkingen zouden moeten worden aangenomen. Uit de door eiseres in de beroepsfase ingebrachte informatie blijkt dat eveneens niet. Voorts acht de rechtbank het niet noodzakelijk om een onafhankelijke medische deskundige te benoemen zoals door eiseres is verzocht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag.
Ten aanzien van de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit overweegt de rechtbank het volgende.
Arbeidsdeskundige S.J. Vogelsang heeft op 19 februari 2003 gerapporteerd dat eiseres niet geschikt is voor de maatgevende arbeid. Op grond van de aangegeven beperkingen ten aanzien van staan en lopen overschrijden de belastingeisen in de maatmanfunctie de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige heeft voor eiseres 14 functies geselecteerd die na weging van de opleidings- en bekwaamheidseisen als gangbaar kunnen worden aangemerkt. De berekening van de restverdiencapaciteit is gebaseerd op de functies inpakker (SBC-code 111190), statistisch medewerker (SBC-code 451050) en telefonist, receptionist, typist (SBC-code 315120).
De rechtbank is van oordeel dat door de arbeidsdeskundige, al dan niet na overleg met de verzekeringsarts, inzichtelijk dient te worden gemaakt waarom de geduide functies voor een verzekerde als passend kunnen worden beschouwd. De arbeidsdeskundige dient daarbij bijzondere aandacht te besteden aan de signaleringen die het CBBS geeft ten aanzien van mogelijke overschrijdingen van de functionele mogelijkheden van een verzekerde ten opzichte van de in de functie gevraagde belasting en aan de niet-gematchte punten.
Uit het dossier blijkt dat door de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts hieraan aandacht is besteed. De beweegredenen van de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts om de geduide functies ondanks deze signaleringen passend te achten, zijn beschreven in de rapportage “overleg va – ad – afwijkende functiebelasting van 12 februari 2003”.
Volgens de Kritische Functionele Mogelijkhedenlijst is eiseres onder meer beperkt ten aanzien van de aspecten staan en zitten. Eiseres wordt in staat geacht ongeveer een kwartier achtereen te staan en tijdens het werk is staan gedurende ongeveer 1 uur van de dag mogelijk.
Bij de functie inpakker (SBC-code 111190) is er sprake van een signalering ten aanzien van het aspect staan. De functie vereist een dagelijkse totale belasting van 2 uur per dag staan.
In de zojuist genoemde rapportage van het overleg tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige is hieromtrent opgemerkt “gelet op de minimale overschrijdingen behoren de items 19, 20 en 4 zeker tot de mogelijkheden”.
Ten aanzien van het aspect zitten is als beperking aangegeven dat eiseres ongeveer een uur achtereen kan zitten en dat ze het grootste deel van de werkdag (ongeveer 6-8 uur) kan zitten.
Bij de functie statistisch medewerker (SBC-code 451050) is er met betrekking tot het aspect zitten sprake van een signalering omdat bij twee functienummers de belasting voor zitten tijdens werkuren 4 maal ongeveer 1,5 uren achtereen bedraagt. In de rapportage van het overleg tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige is hieromtrent de vraag van de arbeidsdeskundige “Kan belanghebbende dit?” door de verzekeringsarts beantwoordt met “accoord”.
De rechtbank is van oordeel dat uit het overleg tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige en de weergave daarvan in bovengenoemd stuk in het onderhavige geval onvoldoende is gebleken dat de functies inpakker (SBC-code 111190) en statistisch medewerker (SBC-code 451050) voor eiseres geschikt kunnen worden geacht. De rechtbank stelt vast dat in de rapportage van het overleg tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige onder meer slechts door middel van het woord “accoord” is aangegeven dat de betreffende functies, ondanks de signaleringen, passend zijn voor eiseres. Enige motivering ontbreekt. De rechtbank is daarom in dit geval, gelet op de omvang van de gesignaleerde overschrijdingen, onvoldoende overtuigd van de geschiktheid van eiseres voor deze functies.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit derhalve niet berust op een deugdelijke motivering ingevolge artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het vervallen van de functies inpakker en statistisch medewerker leidt evenwel niet tot een andere arbeidsongeschiktheidsklasse. Een vergelijking van de Kritische FML met de belastingsaspecten van zowel de functie boekhouder (SBC-code 515070) als de functie elektronica monteur (SBC-code 267040) levert geen aanwijzingen op dat, ondanks de signaleringen, deze functies niet binnen de functionele mogelijkheden van eiseres blijven. Eiseres was dan ook per 21 april 2003 in staat te achten deze functies te verrichten. Vergelijking van het mediane uurloon van deze functies (EUR 10,50) met het maatmanloon (EUR 7,94) levert een verlies aan verdiencapaciteit op van minder dan 15%. Aangezien het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 15% bedraagt, heeft verweerder terecht besloten de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres in te trekken.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op de voet van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in rechte in stand kunnen worden gelaten.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat hij de FML van eiseres niet tot zijn beschikking heeft gehad ondanks dat tijdens de bezwaarfase is verzocht om toezending van dit stuk waardoor hem de mogelijkheid is onthouden om op de FML te reageren.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige situatie, zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd, de FML geen onderdeel uitmaakt van het dossier zodat deze niet als gedingstuk kan worden aangemerkt. Er bestond echter voor verweerder wel een plicht deze te verstrekken nu de gemachtigde van eiseres hier expliciet om heeft verzocht en de FML normaliter deel uit maakt van het dossier. Het was voor verweerder zonder meer mogelijk de gevraagde FML ter beschikking te stellen. Eiseres heeft ook terecht aangevoerd de FML nodig te hebben voor het voeren van de bezwaar- en beroepsprocedure. Uit de beschikbare kritische FML volgt alleen op welke punten verweerder eiseres beperkt heeft geacht. Er blijkt niet uit op welke punten verweerder eiseres niet beperkt heeft geacht maar wel heeft beoordeeld. Dit zou eiseres kunnen beperken in de mogelijkheid verweer te voeren tegen het bestreden besluit. De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres in dit geval niet in haar belangen is geschaad nu haar gemachtigde als gespecialiseerde belangenbehartiger over een FML kon beschikken dan wel uit hoofde van zijn beroep over de kennis beschikt om op de FML te reageren. Deze beroepsgrond kan daarom niet tot vernietiging leiden.
De rechtbank acht het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de reiskosten voor het verschijnen ter zitting.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- verstaat dat het UWV aan eiseres het griffierecht ad EUR 31,-- vergoedt;
- verstaat dat het UWV aan eiseres de reiskosten ad EUR 4,10 vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Gewezen en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2004 door mr. M.E. van Wees, in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Heerdink als griffier.
Afschrift verzonden op
nb