ECLI:NL:RBALM:2004:AO5989

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
15 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03 / 588 BESLU N1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in het geschil over de Nabestaandenregeling vuurwerkramp Enschede

In deze zaak heeft eiseres, als nabestaande van A die omkwam bij de vuurwerkramp in Enschede op 13 mei 2000, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van de Regeling tegemoetkoming nabestaanden vuurwerkramp Enschede. De rechtbank Almelo diende te beoordelen of de Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp, die de aanvragen behandelt, kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had eerder een eenmalige uitkering en een halfwezenuitkering ontvangen, maar was het niet eens met de beslissing van de stichting om haar periodieke uitkering te herzien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting geen bestuursorgaan is, omdat de Nabestaandenregeling een privaatrechtelijke regeling is die geen overheidsinvloed kent. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, omdat de beslissing van de stichting niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt. Eiseres werd geadviseerd om haar vordering bij de burgerlijke rechter in te stellen.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op EUR 644,-- zijn vastgesteld, en heeft bepaald dat de stichting het griffierecht van EUR 116,-- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2004. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht
Meervoudige Kamer
Registratienummer: 03/588 BESLU N1 A
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
A-B, wonende te C, eiseres,
Gemachtigde: mr. D.K. Kalma, advocaat te Enschede,
en
het bestuur van de Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp te Enschede, verweerder,
Gemachtigde: mr. M.B. de Witte-van den Haak, advocaat te ’s-Gravenhage.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 28 mei 2003.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres is weduwe van A, overleden als gevolg van de vuurwerkramp op 13 mei 2000 te Enschede,
Op 5 juni 2002 heeft eiseres, als nabestaande van A, voor haar zelf en voor haar dochter een aanvraag ingediend om een tegemoetkoming als bedoeld in de Regeling tegemoetkoming nabestaanden vuurwerkramp Enschede (hierna: de Nabestaandenregeling).
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft verweerder de aanvraag van eiseres gehonoreerd en haar een eenmalige uitkering toegekend van EUR 96.000,--. Daarnaast heeft verweerder, eveneens bij besluit van 25 juni 2002, aan de dochter van eiseres een halfwezenuitkering toegekend van EUR 70,-- per maand, in beginsel tot het 21e levensjaar.
Bij besluit van 27 augustus 2002 heeft verweerder aan eiseres een periodieke uitkering toegekend van EUR 454,35 per maand tot het 90ste levensjaar, ingaande 1 september 2002.
Tegen dit besluit heeft mr. D. K. Kalma op 27 september 2002 namens eiseres een bezwaarschrift ingediend.
Op 19 december 2002 heeft een hoorzitting van de Bezwarencommissie Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp (verder te noemen: de bezwarencommissie) plaatsgevonden, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. D.K. Kalma.
De bezwarencommissie heeft op 6 maart 2003 aan verweerder geadviseerd het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren en een additionele periodieke uitkering van EUR 241,75 per maand, ingaande 1 juni 2003, aan eiseres toe te kennen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie de bezwaren van eiseres gegrond verklaard en haar periodieke uitkering herzien.
Blijkens het namens haar ingediende beroepschrift kan eiseres zich niet met dit besluit verenigen.
Verweerders gemachtigde heeft op 24 september 2003 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 2 februari 2004, waar eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
3. Overwegingen
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de rechtbank Almelo bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige beroep.
In haar verweerschrift en ter zitting heeft verweerders gemachtigde uitvoerig uiteengezet dat verweerder ter uitvoering van de Nabestaandenregeling geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerders beslissing op bezwaar van 28 mei 2003, waartegen eiseres in beroep is gekomen, is daarom niet een besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1, Awb. Dientengevolge staat op grond van artikel 7:1, lid 1, Awb geen beroep bij de rechtbank daartegen open.
Eiseres heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de zienswijze van verweerder juist. De Nabestaandenregeling is aan te merken als een privaatrechtelijke regeling. Zij is vastgesteld door het bestuur van het Nationaal Rampen Fonds (NRF). Blijkens zijn statuten is het NRF een stichting. De statuten voorzien niet in enige vorm van overheidsinvloed. Ook de Nabestaandenregeling voorziet niet in enige vorm van overheidsinvloed. Zij is de vrucht van particulier initiatief. De overheid heeft geen invloed op de wijze van uitvoering. Ter uitvoering van een daartoe strekkende opdracht van het NRF verzorgt verweerder, krachtens haar statuten een stichting, de uitvoering van de Nabestaandenregeling. De gelden die op grond van de Nabestaandenregeling worden verdeeld zijn door het NRF ingezameld en komen niet van de overheid.
Het feit dat in de Nabestaandenregeling ervoor is gekozen om de bezwaarschriftenprocedure van de Awb van overeenkomstige toepassing te verklaren maakt het allemaal niet anders. De beslissing op bezwaar is immers, zoals hiervoor is overwogen, geen besluit in de zin van de Awb.
De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren. Voor een verwijzing van het geding naar de civiele rol van deze rechtbank zoals partijen willen, biedt de Awb geen grondslag. Wel zal de rechtbank op de voet van artikel 8:71 Awb bepalen dat de zaak wordt verwezen naar de burgerlijke rechter. De vordering van eiseres kan immers uitsluitend bij die rechter worden ingesteld.
Nu eiseres de dupe is geworden van een onjuiste verwijzing in het bestreden besluit naar de sector bestuursrecht van de rechtbank Almelo, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de kosten van deze procedure als na te melden.
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart zich onbevoegd en bepaalt dat eiseres haar vordering uitsluitend bij de burgerlijke rechter kan instellen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 644,-- door de Stichting UPV te betalen aan eiseres;
- verstaat dat de Stichting UPV aan eiseres het griffierecht ad EUR 116,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Gewezen door mrs. R.J. Jue, M.L.J. Koopmans en A.M.S. Kuipers, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2004
in tegenwoordigheid van G. Kootstra, griffier. In verband met verhindering van de voorzitter wordt deze uitspraak ondertekend door een van de leden van de meervoudige kamer.
Afschrift verzonden op
AW