ECLI:NL:RBALM:2003:AI1322
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap met betrekking tot vennootschap onder firma
In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 13 augustus 2003 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen J.E. (de vrouw) en H.R. (de man). De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken en de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap te regelen. De man, die zich refereerde aan de duurzame ontwrichting van het huwelijk, voerde verweer tegen de door de vrouw verzochte verdeling van de gemeenschap en vroeg om een alimentatie van € 1.000,-- per maand. De rechtbank oordeelde dat de man geen recht had op de gevraagde alimentatie, aangezien zijn inkomen uit een WAO-uitkering en aanvullend pensioen hoger was dan de bijstandsnorm. De rechtbank sprak de echtscheiding uit en wees de alimentatie af, maar hield verdere beslissingen aan met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
De rechtbank overwoog dat in het geval van een vennootschap onder firma, zoals die tussen de vrouw en haar zoon, sprake is van een afgescheiden vermogen. Dit betekent dat het aandeel van de vrouw in de vennootschap niet in de huwelijksgoederengemeenschap valt. De man had niet kunnen bewijzen dat er een vennootschap onder firma bestond tussen hem en de vrouw, waardoor zijn bewijsaanbod werd gepasseerd. De rechtbank benoemde een deskundige om de waarde van de onderneming te bepalen, en stelde dat de kosten van de deskundige gelijkelijk door beide partijen gedragen moesten worden. De vrouw had bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een deskundige, maar de rechtbank oordeelde dat de man niet in een onverdeelde boedel kon blijven.
De rechtbank concludeerde dat de vrouw recht had op de onderneming en de bijbehorende activa, en dat de man slechts een persoonlijk recht had op verrekening van de waarde van het vennootschapsaandeel van de vrouw bij de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling van de verdeling van de gemeenschap en de benoeming van deskundigen.