ECLI:NL:RBALM:2003:AI1156
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot sluiting van een coffeeshop op basis van overtreding van de Opiumwet
In deze zaak staat de sluiting van een coffeeshop centraal, die op 12 februari 2001 door de burgemeester van Hengelo werd opgelegd voor een periode van dertien weken. Dit besluit was gebaseerd op de bevindingen van de politie, die op 6 december 2000 een grotere hoeveelheid softdrugs aantrof in de bovenwoning van de coffeeshop. De exploitanten van de coffeeshop, A1 en A2, maakten bezwaar tegen dit besluit, maar hun bezwaren werden op 18 november 2002 door de burgemeester ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroepschrift van 24 december 2002, ingediend door hun advocaat, mr. H.J.M. van Denderen.
De rechtbank Almelo behandelde de zaak op 9 juli 2003, waarbij de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. R.H. Plomp. De rechtbank moest beoordelen of de sluiting van de coffeeshop rechtmatig was, gezien de argumenten van de exploitanten dat de aangetroffen drugs niet in de coffeeshop zelf waren opgeslagen, maar in de bovenwoning. De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen softdrugs wel degelijk tot de handelsvoorraad van de coffeeshop gerekend moesten worden, ongeacht waar deze zich bevonden. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester terecht had gehandeld op basis van de gedoogcriteria die waren vastgesteld in het Hengelose coffeeshopbeleid.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de sluiting van de coffeeshop voor de duur van dertien weken. De rechtbank benadrukte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.