ECLI:NL:RBALM:2003:AI0662

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
08/004268-03
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Breitbarth
  • mr. Stoové
  • mr. Veurink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en verboden wapenbezit in Almelo

In deze zaak, uitgesproken op 29 juli 2003 door de Rechtbank Almelo, werd de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling, bedreiging en verboden wapenbezit. De feiten vonden plaats op 7 april 2003 in Almelo, waar de verdachte met een geladen pistool dreigde en trachtte te schieten op een persoon genaamd [benadeelde]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag en het verboden wapenbezit bewezen waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op aan de verdachte, die ook aansprakelijk werd gesteld voor schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat de verdachte met een geladen vuurwapen naar de sportschool was gegaan, waar hij het slachtoffer had bedreigd. De rechtbank vond de straf passend gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €500,= aan de benadeelde. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de maatregel op dat hij verplicht was tot betaling aan de Staat der Nederlanden ten behoeve van de benadeelde.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/004268-03
STRAFVONNIS
Uitspraak: 29 juli 2003
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[A.I.],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1964],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats HvB],
terechtstaande terzake dat:
1.
hij op of omstreeks 7 april 2003,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon, genaamd [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet een met
scherpe patronen geladen pistool/vuurwapen heeft gericht op (het lichaam van)
genoemde [benadeelde] en/of (vervolgens) drie keer, althans een keer of meerdere
keren, de trekker van dat pistool/vuurwapen heeft overgehaald en/of/althans
(aldus) heeft getracht een of meer kogels af te vuren op (het lichaam van)
genoemde [benadeelde], in elk geval naar - en/of in de richting van genoemde [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 7 april 2003,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan en persoon,
genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet een met scherpe patronen geladen pistool/vuurwapen heeft gericht
op (het lichaam van) genoemde [benadeelde] en/of (vervolgens) drie keer, althans een keer of meerdere keren, de trekker van dat pistool/vuurwapen heeft overgehaald
en/of/althans (aldus) heeft getracht een of meer kogels af te vuren op (het
lichaam van) genoemde [benadeelde], in elk geval naar - en/of in de richting van
genoemde [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 7 april 2003,
te Almelo, een persoon, genaamd [benadeelde], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool, althans een vuurwapen
gericht op - en/of gericht gehouden op die [benadeelde] en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, de trekker van dat pistool/vuurwapen overgehaald, althans heeft gedaan alsof hij een of meerdere kogel(s) op die [benadeelde] wilde afvuren;
2.
hij op of omstreeks 7 april 2003,
in de gemeente Almelo,
een wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een
pistool, merk Star, kaliber 9 mm. en/of munitie van categorie III van die Wet,
te weten 39, althans een aantal patronen, kaliber 9 mm., voorhanden heeft
gehad;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
[bewijsmiddelen]
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair en het sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 april 2003 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet een met scherpe patronen geladen pistool heeft gericht op het lichaam van genoemde [benadeelde] en vervolgens drie keer de trekker van dat pistool heeft overgehaald en aldus heeft getracht kogels af te vuren op het lichaam van genoemde [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 april 2003 in de gemeente Almelo een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Star, kaliber 9 mm. en munitie van categorie III van die Wet, te weten 39 patronen, kaliber 9 mm., voorhanden heeft
gehad;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 primair tenlastegelegde, het misdrijf:
"Poging tot doodslag",
strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 2, het misdrijf:
"Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III",
strafbaar gesteld bij artikel 55 WWM, meermalen gepleegd.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake het sub 1 meer subsidiair en het sub 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest,
met toewijzing van de civiele vordering van [benadeelde] tot een bedrag van e 1.000,= en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel, en de vordering voor het resterende deel niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte is met een geladen vuurwapen van huis gegaan zonder te weten of dit al dan niet op de veiligheidsstand stond en is daarmee vervolgens naar de sportschool, alwaar het slachtoffer werkzaam was, gegaan, terwijl hem daar de toegang was ontzegd door het slachtoffer. In de worsteling die vervolgens tussen verdachte en het slachtoffer is ontstaan doordat het slachtoffer verdachte uit de sportschool zette, heeft verdachte het vuurwapen op de buik van het slachtoffer gericht en drie maal de trekker overgehaald, daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardend dat het vuurwapen niet op de veiligheidsstand stond en het slachtoffer dodelijk zou worden getroffen. Door aldus te handelen heeft verdachte het slachtoffer aan grote angsten blootgesteld en het is niet de verdienste van verdachte geweest dat er van ernstige gevolgen voor het slachtoffer geen sprake was. Gelet op het feit dat de rechtbank anders heeft bewezenverklaard dan waartoe de officier van justitie heeft geconcludeerd en gelet op de recidive met betrekking tot geweldsdelicten en vuurwapenbezit van verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur de door de officier geëiste straf fors overschrijdt thans de meest passende straf.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde], wonende te [adres en woonplaats] ter zake van feit 1 primair, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van e 1.500,=, bestaande uit een voorschot op de door hem geleden immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze, niet gemotiveerd door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De schade bedraagt minder dan het gevorderde bedrag, namelijk e 500,=, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair en het sub 2 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte zijn begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van
4 jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 1 primair tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] voornoemd van een bedrag groot: e 500,= (zegge: vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot e 500,= ten behoeve van de benadeelde [benadeelde], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 10 dagen zal worden toegepast,
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [benadeelde], voor een deel van e 1.000,= niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Breitbarth, voorzitter, mr. Stoové en mr. Veurink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Dallinga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 juli 2003.
De rechter Stoové is wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.