ECLI:NL:RBALM:2001:AB2400

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/107 WW44 J1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering van de gemeente Denekamp om te beslissen op bezwaar tegen bouwvergunning

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A.J.G. Nijland, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Denekamp, dat de rechtsopvolger is van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weerselo. Eiser had op 10 september 1999 een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het uitbreiden van zijn keuken en het aanbouwen van een plantenberging aan zijn woning. De gemeente weigerde deze vergunning, waarop eiser op 1 oktober 1999 bezwaar maakte. Toen de gemeente niet tijdig op dit bezwaar reageerde, stelde eiser op 7 februari 2000 beroep in tegen de fictieve weigering van de gemeente om op zijn bezwaar te beslissen.

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 13 juni 2000, het beroep van eiser kennelijk gegrond verklaard, maar verzuimd om te beslissen op de door eiser gevorderde proceskostenveroordeling. Eiser heeft hiertegen verzet aangetekend, wat op 8 maart 2001 ter zitting is behandeld. De rechtbank heeft overwogen dat de gemachtigde van eiser zich pas ter zitting als zodanig had gepresenteerd en dat er geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, omdat eiser geen kosten had gemaakt voor de bijstand van zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft uiteindelijk beslist om het verzoek van eiser om de gemeente te veroordelen in de proceskosten af te wijzen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 april 2001 door mr. A.E.M. Effting-Zeguers, met J.G.M. Wolbers als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht - Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: 00/107 WW44 J1 A
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: A.J.G. Nijland,
en
het Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Denekamp, rechtsopvolger van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weerselo, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Fictieve weigering van verweerder om te beslissen op eisers bezwaar tegen zijn besluit van 10 september 1999.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Bij besluit van 10 september 1999 heeft verweerder geweigerd eiser bouwvergunning te verlenen voor het uitbreiden van een keuken en het aanbouwen van een plantenberging aan zijn woning op het perceel [adres] te [woonplaats].
Eiser heeft op 1 oktober 1999 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 7 februari 2000 is door eiser beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van verweerder om te beslissen op zijn bezwaar van 1 oktober 1999. Eiser heeft daarbij verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Bij uitspraak van 13 juni 2000 is eisers beroep door de rechtbank kennelijk gegrond verklaard.
Eiser heeft 11 juli 2000 tegen deze uitspraak verzet aangetekend aangezien de rechtbank met haar uitspraak van 13 juni 2000 verweerder niet heeft veroordeeld in het vergoeden van de kosten.
Het verzet is behandeld ter zitting van 20 september 2000, waar eiser is verschenen samen met zijn gemachtigde A.J.G. Nijland.
Bij uitspraak van 3 oktober 2000 is het verzet van eiser door de rechtbank gegrond verklaard waarbij de rechtbank heeft overwogen dat in de uitspraak van 13 juni 2000 was verzuimd te beslissen op de door eiser gevorderde proceskostenveroordeling.
Ter zitting van 8 maart 2001 heeft openbare behandeling van het beroep plaatsgevonden. Eiser is hierbij verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen J.M.A. Engelbertink en W. Valk, ambtenaren in dienst van de gemeente Denekamp.
3. Overwegingen
In geschil is nog slechts de vraag of verweerder in het kader van het door eiser tegen verweerders fictieve weigering om op eisers bezwaar van 1 oktober 1999 te beslissen, dient te worden veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de rechtbank bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van zijn beroep bij de rechtbank heeft moeten maken. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
Deze nadere regels zijn uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. In artikel 1, onder a, van dit besluit is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
In het onderhavige geval heeft eisers gemachtigde zich eerst ter zitting van de behandeling van het door eiser ingestelde verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 juni 2000 als gemachtigde gepresenteerd. Voordien was op geen enkele wijze uit de stukken op te maken dat eiser zich tot de gemachtigde had gewend teneinde hem bij te staan in de behandeling van zijn beroep bij de rechtbank. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat voor de behandeling ter zitting van het door eiser ingestelde verzet geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Wat betreft de kosten verbonden aan de bijstand ter zitting merkt de rechtbank op dat, zoals eisers gemachtigde ter zitting heeft verklaard, door eiser geen kosten zijn gemaakt nu daarover tussen eiser en zijn gemachtigde is overeengekomen dat de gemachtigde zijn werkzaamheden op “no cure, no pay”-basis zou verrichten. Daarmee is niet voldaan aan het wettelijk vereiste dat eiser kosten moet hebben gemaakt.
Beslist wordt als volgt.
4. Beslissing
De Arrondissementsrechtbank te Almelo,
Recht doende:
Wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na datum van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Gewezen en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2001 door mr. A.E.M. Effting-Zeguers in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers als griffier.
Afschrift verzonden op
jk