ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
zaaknummer: 28127 ha za 952 van 98
datum uitspraak vonnis: 1 maart 2000 (vdw)
Vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
De ontvanger van de Belastingdienst
Ondernemingen Almelo,
Kantoorhoudende te Almelo,
eiser,
hierna te noemen de Ontvanger,
procureur: mr H.A.A. Kienhuis,
advocaat: mr L.P. Broekveldt te Amsterdam,
Mr E.D. Breuning ten Cate
in persoon en in zijn hoedanigheid van
Curator in het faillissement van De Twentse Eik B.V.,
kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde,
hierna te noemen de Curator,
procureur: mr E.D. Breuning ten Cate,
Advocaat: mr R.V. Kist te Den Haag.
De Ontvanger heeft voor eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van de inleidende dagvaarding.
De Curator heeft hierna geconcludeerd voor antwoord.
Vervolgens hebben partijen gerepliceerd en gedupliceerd.
Tenslotte hebben partijen de processtukken overgelegd en vonnis gevraagd.
1. In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, het navolgende vast:
In de periode 1992-1995 zijn door de Ontvanger ten laste van de vennootschap onder firma [v.o.f.] verschillende executoriale beslagen gelegd op de haar toebehorende roerende zaken, in het bijzonder de volledige bedrijfsinventaris;
De belastingschuld van [v.o.f.] beliep in elk geval een bedrag van ongeveer f 350.000,--. Deze schuld is ook thans nog niet volledig voldaan;
Na het leggen van voormelde beslagen zijn op 1 oktober 1995 de activa van [v.o.f.] ingebracht in De Twentse Eik B.V., waaronder voormelde bedrijfsinventaris. Deze bedrijfsinventaris is aan de Twentse Eik B.V. verkocht voor een bedrag van f 160.000,--. De koopsom is nimmer voldaan;
De Twentse Eik B.V. heeft voormelde bedrijfsinventaris bij [v.o.f.] meegenomen en feitelijk gebruikt;
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 12 juli 1996 is De Twentse Eik B.V. in staat van faillissement verklaard;
Bij brief van 8 augustus 1996 heeft de advocaat van [v.o.f.], mr Kolkman, zich op het standpunt gesteld dat de voormelde bedrijfsinventaris niet aan De Twentse Eik B.V. zijn geleverd zodat de eigendom bij [v.o.f.] is gebleven en subsidiair heeft hij namens zijn cliënte het recht van reclame ingeroepen;
Medio september 1996 heeft de Curator - met instemming van de Ontvanger - ook de onderhavige goederen op een veiling doen verkopen, waarbij partijen van mening verschillen in welke hoedanigheid de Curator dat heeft gedaan;
2. De Ontvanger vordert veroordeling van gedaagde (kort samengevat):
primair in zijn hoedanigheid van Curator, tot integrale betaling en afdracht van f 149.026,29 te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair in persoon, tot vergoeding van de door de Ontvanger geleden of te lijden schade, voor het geval het boedelactief niet meer toereikend is om het primair gevorderde te voldoen;
in beide gevallen de Curator te veroordelen in de proceskosten.
Hij stelt daartoe
Dat [v.o.f.] de eigendom heeft behouden van de onderhavige bedrijfsinventaris gelet op hetgeen in voormelde brief van 8 augustus 1996 door de advocaat van [v.o.f.] is aangevoerd. De opbrengst van de bedrijfsinventaris behoort niet tot de faillissementsboedel maar moet door de Curator worden afgegeven aan de Ontvanger.
Dat als De Twentse Eik B.V. wel de eigendom van voormelde bedrijfsinventaris heeft verkregen de opbrengst evenmin tot de faillissementsboedel behoort krachtens het bepaalde in artikel 453a Rv. Door de executoriale beslagen was [v.o.f.] relatief beschikkingsonbevoegd jegens de Ontvanger op het moment dat zij de onderhavige bedrijfsinventaris inbracht in De Twentse Eik B.V. waardoor de Ontvanger de executie ook na de vervreemding kon voortzetten. Het executoriale beslag is niet op grond van artikel 33 lid 2 Fw komen te vervallen omdat - voor zover het de Ontvanger betreft - de goederen niet toebehoorden aan de gefailleerde De Twentse Eik B.V. maar aan [v.o.f.]. Ook de Curator kon de Ontvanger daarom niet beletten om zich - als separatist - op de onderhavige zaken te verhalen;
Dat de Ontvanger met de Curator is overeengekomen dat deze de onderhavige goederen zou verkopen voor en namens de Ontvanger als beslaglegger en niet in zijn hoedanigheid van Curator. Voorts is overeengekomen dat op de te realiseren (bruto) opbrengst uitsluitend de veilingkosten in mindering zouden strekken zodat ook daarom van een bijdrage in de algemene faillissementskosten geen sprake kan zijn;
Inmiddels is gebleken dat in de faillissementsboedel niet meer voldoende actief aanwezig is om het aan de Ontvanger toekomende bedrag te voldoen. Van de wijze van financiële afwikkeling van de boedel - waardoor de Ontvanger is benadeeld - kan de Curator persoonlijk een verwijt worden gemaakt doordat hij bij het beheer van de boedel geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat het bedrag van f 146.026,29 niet tot de faillissementsboedel behoorde. Door aldus te handelen heeft hij, in persoon, een onrechtmatige daad gepleegd jegens de Ontvanger en dient hij de schade, gelijk aan het bedrag dat de Ontvanger daardoor tekort komt, te vergoeden.
3. De Curator heeft de vorderingen van de Ontvanger betwist. Hij stelt daartoe dat de Ontvanger in zijn vorderingen niet ontvankelijk is omdat hij heeft nagelaten gebruik te maken van de in artikel 69 jo 67 Fw geboden mogelijkheid om aan de rechter-commissaris in het faillissement een bevel te vragen. Voorts stelt hij dat hij met de Ontvanger juist is overeengekomen (telefonisch) dat de opbrengst van de onderhavige goederen via de faillissementsboedel zou lopen. Juist in verband daarmee heeft hij geen boedelbijdrage bedongen. Daarnaast heeft de Curator aangevoerd dat het beroep van de Ontvanger op zijn rechten uit de gelegde beslagen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid omdat de Ontvanger, hoewel bekend met de inbreng in De Twentse Eik B.V. in oktober 1995, daartegen nimmer bezwaar heeft gemaakt.
In alle gevallen betwist de Curator dat hem persoonlijk een verwijt treft zodat de gevorderde schadevergoeding uit onrechtmatige daad dient te worden afgewezen.
4. Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
5. De rechtbank verwerpt het beroep van de Curator op de niet-ontvankelijkheid van de Ontvanger. Het ongebruikt laten van de in artikel 69 jo 67 Fw aan schuldeisers geboden mogelijkheid om bij de rechter-commissaris op te komen tegen bepaalde handelingen van de Curator staat rechtens aan de onderhavige vorderingen niet in de weg.
6. De rechtbank is van oordeel dat [v.o.f.] door de onderhavige executoriale beslagen van de Ontvanger op haar bedrijfsinventaris ten aanzien van deze roerende zaken niet, ook niet ten dele, beschikkingsonbevoegd is geworden. [v.o.f.] heeft vervolgens omstreeks 1 oktober 1995, als beschikkingsbevoegde, de beslagen roerende zaken ingebracht in de besloten vennootschap De Twentse Eik B.V. en deze zaken ook feitelijk geleverd. Aldus heeft v.o.f.. Gebr. Langenhof de eigendom van de onderhavige zaken rechtsgeldig overgedragen aan De Twentse Eik B.V.. De inhoud van de brief d.d. 8 augustus 1996 van de advocaat van [v.o.f.] doet daaraan niets af. Er is immers wel sprake geweest van bezitsverschaffing en de termijn voor een geslaagd beroep op het recht van reclame was reeds lang verstreken.
De voormelde eigendomsoverdracht kon door de Ontvanger in verband met zijn executoriale beslagen krachtens het bepaalde in artikel 453a Rv - in beginsel - genegeerd worden. De executoriale beslagen zijn, ondanks die eigendomsoverdracht, op de beslagen bedrijfsinventaris blijven rusten. Daardoor had de Ontvanger zich, ondanks de eigendomsoverdracht aan De Twentse Eik B.V., op de beslagen goederen kunnen blijven verhalen voor de betreffende schulden van [v.o.f.]. De Twentse Eik B.V. had aldus de eigendom van zaken waarop de executoriale beslagen bleven rusten voor de belastingschuld van [v.o.f.].
De beslagen zaken behoorden echter wel tot het vermogen van De Twentse Eik B.V. - als bedoeld in artikel 20 Fw - op het moment dat zij in staat van faillissement werd verklaard. Door dat faillissement zijn, ingevolge artikel 33 lid 2 Fw, van rechtswege alle gelegde beslagen op enig vermogensbestanddeel van De Twentse Eik B.V. vervallen en vervangen door het faillissementsbeslag. De rechtbank is van oordeel dat het systeem van de faillissementswet met zich brengt dat door dat faillissement ook de voormelde executoriale beslagen van de Ontvanger op zaken van De Twentse Eik B.V. zijn vervallen en vervangen door het faillissementsbeslag. In zoverre komt aan het bepaalde in de faillissementswet derogerende werking toe ten opzichte van het bepaalde in artikel 453a Rv. De Curator in het faillissement was vervolgens belast met het beheer en de vereffening van de boedel waaronder de onderhavige voormalige bedrijfsinventaris van [v.o.f.]. In beginsel behoort de opbrengst van de onderhavige zaken daarom tot de faillissementsboedel en resteert voor de Ontvanger een bijzonder verhaalsrecht op de opbrengst van de onderhavige zaken. Daartoe kan de Ontvanger zijn vordering dan bij de curator in het faillissement van De Twentse Eik B.V. ter verificatie indienen.
7. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van de ontvanger voor zover deze uitsluitend zijn gebaseerd op een positie als separatist, zullen worden afgewezen.
8. Meer subsidiair heeft de Ontvanger zijn vordering gebaseerd op wanprestatie stellende dat hij met de Curator is overeengekomen dat deze - in afwijking van voormelde wettelijke regeling - de zaken zou verkopen en de verkoopopbrengst (na aftrek van uitsluitend de veilingkosten) aan de Ontvanger zou doen toekomen hetgeen de Curator heeft nagelaten. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke overeenkomst door toedoen van de Curator een verplichting voor de boedel doet ontstaan. Een dergelijke boedelschuld behoeft niet ter verificatie te worden aangemeld en daarvan kan in de onderhavige procedure nakoming worden gevorderd.
Nu de Curator echter de door de Ontvanger gestelde inhoud van de overeenkomst heeft betwist zal de Ontvanger, alvorens verder te beslissen, worden toegelaten tot het bewijs daarvan.
9. Om proceseconomische redenen zal worden bepaald dat hoger beroep van dit vonnis eerst mogelijk is gelijktijdig met hoger beroep van het eindvonnis.
I. Draagt de Ontvanger op om te bewijzen als overwogen in rechtsoverweging 8.
I. Bepaalt dat indien de Ontvanger bewijs wenst te leveren door middel van getuigen deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr Van der Winkel, die hierbij tot rechter-commissaris wordt benoemd.
I. Verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van deze rechtbank van woensdag 29 maart 2000 voor dagbepaling enquête, ambtshalve peremptoir, en draagt de Ontvanger op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen.
I. Bepaalt dat van dit vonnis geen hoger beroep mogelijk is dan tegelijk met hoger beroep van het eindvonnis.
I. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs Breitbarth, Van der Winkel en Verhoeven en is op 1 maart 2000 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.