ECLI:NL:RBALM:2000:AA9645

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
006097/00
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Inden
  • mr. Damen
  • Veldhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen coffeeshop eigenaar wegens overtreding van de Opiumwet

Op 28 december 2000 vond de terechtzitting plaats in de Arrondissementsrechtbank Almelo, waar de politierechter mr. Inden de zaak behandelde tegen de verdachte, een eigenaar van een coffeeshop in Enschede. De verdachte was niet verschenen, en de politierechter verklaarde het onderzoek gesloten en gaf terstond mondeling vonnis. De zaak betrof een controle op 29 maart 2000 van vijf coffeeshops in Enschede-Oost, waarbij in de coffeeshop van de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs werd aangetroffen. Tijdens de controle werd 1050 gram marihuana en 300 gram hasj in beslag genomen, wat de gedoogde hoeveelheid van 500 gram overschreed. De verdachte had verklaard dat hij zich bewust was van de gedoogregels, maar dat de in beslag genomen hoeveelheid zijn voorraad overschreed.

De officier van justitie voerde de zaak in het openbaar en legde een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen over. De politierechter stelde vast dat de verdachte opzettelijk in strijd met de Opiumwet had gehandeld door meer dan de toegestane hoeveelheid softdrugs aanwezig te hebben. Echter, de politierechter oordeelde dat het Openbaar Ministerie in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde handelde door de verdachte te vervolgen, gezien de beleidsregels die gelden voor coffeeshops. De politierechter wees erop dat de grens van 500 gram willekeurig is en niet gebaseerd op veiligheids- of gezondheidsredenen. Daarom besloot de politierechter de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, met onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen.

De uitspraak benadrukt de complexiteit van de handhaving van de Opiumwet in relatie tot het gedoogbeleid voor coffeeshops en de rol van het Openbaar Ministerie in deze context. De zaak illustreert de spanningen tussen wettelijke bepalingen en beleidsregels, en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen in het strafrecht.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/006097/00
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING (+ vonnis)
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde Arrondissementsrechtbank op 28 december 2000.
Tegenwoordig: mr. Inden,politierechter,
mr. Damen, officier van justitie,
en Veldhuis, griffier.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte,
[Verdachte],
geboren te [Geboorteplaats] ([Geboorteland]) op [Geboortedatum],
wonende te Enschede, Hanenberglanden 422
is niet verschenen.
Op vordering van de officier van justitie verleent de politierechter verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt, dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
De officier van justitie draagt de zaak voor en legt een lijst van de inbeslaggenomen voorwerpen over.
De politierechter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
1. de in een omslag, dossier nr. PL0500/00-801302, van de Politie Twente, district Zuid-Twente, zich bevindende processen-verbaal.
2. een uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de JD te Almelo, betreffende verdachte, d.d. 24 mei 2000.
De officier van justitie voert het woord, leest zijn vordering voor en legt deze aan de politierechter over.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
A A N T E K E N I N G van het M O N D E L I N G V O N N I S
1. Inhoud van de tenlastelegging.
Overeenkomstig de dagvaarding.
G E V A L V A N B E W E Z E N V E R K L A R I N G (kolom 2 - 8)
2. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring.
Het in voormelde omslag zich bevindende, op ambtsbelofte opgemaakte, proces-verbaal d.d. 4 april 2000, van hoofdagent F. Ouald-Chaib en brigadier S.J. Smit, beiden van de Politie Twente, zakelijk weergegeven, inhoudende:
- als relaas van de verbalisanten of één hunner;
Op 29 maart 2000 werden de vijf coffeeshops binnen het werkgebied Enschede-Oost - met betrekking tot het gehanteerde gedoogbeleid - gecontroleerd op de handelsvoorraad. Wij verbalisanten controleerden coffeeshop “[Coffeeshop]”, gevestigd aan de [Adres coffeeshop] te Enschede. In de coffeeshop troffen wij de eigenaar [Eigenaar coffeeshop] aan. Toen we ons voornemen duidelijk hadden gemaakt, nam de broer van de eigenaar ons mee naar een aparte ruimte alwaar de softdrugs werden verkocht.
In deze ruimte zagen wij zichtbaar meerdere plastic bakjes liggen gevuld met marihuana Ook zagen wij een houten doos liggen met daarin hoeveelheid hasisch. Deze spullen lagen op een soort bureau. Onder dit bureau zag ik 1e verbalisant duidelijk zichtbaar een plastic zak liggen, die gevuld was marihuana. Hierop hebben wij alle aangetroffen softdrugs gewogen. Er bleek sprake van totaal gewicht van 1050 gram. Rekening houdende met de verpakking en mogelijke afwijkingen voor wat betreft de weegschaal zou het totaalgewicht zeker meer zijn dan de gedoogde 500 gram. Wij hebben daarop alle aanwezige softdrugs inbeslag genomen.
Het in voormelde omslag zich bevindende, opgemaakte, proces-verbaal d.d. 6 april 2000, van brigadier L.J.Th. Haverkort, van de Politie Twente, zakelijk weergegeven, inhoudende:
- als relaas van de verbalisant;
Op 30 maart ontving ik uit handen van F. Ouald Chaib, werkzaam bij de regiopolitie Twente een plastic zak met bruine op hasisch gelijkende stof en zakjes met groene op marihuana gelijkende plantendelen, aangetroffen en inbeslaggenomen bij coffeeshop [Coffeeshop], gevestigd aan de [Adres coffeeshop] te Enschede. De op hasisch/marihuana gelijkende stof is getest met de - ODV - verdovende middelentest.
Hierbij werd positief gereageerd op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in hasisch. Bij weging was het nettogewicht van de hasisch 300 gram en het nettogewicht van de marihuana 859 gram. Hasisch/marihuana zijn afkomstig van de hennepplant. Hennep staat als zodanig vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Het in voormelde omslag zich bevindende, op ambtsbelofte opgemaakte, proces-verbaal d.d. 4 april 2000, van hoofdagent G.G.H. Snellink van de Politie Twente, zakelijk weergegeven, inhoudende:
- als relaas van de verdachte;
Ik ben eigenaar van de coffeeshop [Coffeeshop], gevestigd aan de [Adres coffeeshop] te Enschede. Bij controle van de politie op 29 maart 2000 heeft men een hoeveelheid softdrugs inbeslaggenomen. In mijn zaak werd deze softdrugs gewogen en ik zag dat dit op mijn weegschaal 950 gram was. Ik weet dat er slechts 500 gram softdrugs gedoogd worden.
leverende de in voormelde bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden op de redengevende feiten en omstandigheden, waarop steunt de beslissing van de politierechter, dat het telastegelegde en hierna bewezenverklaarde feit door verdachte is begaan.
3. Bewezenverklaring.
Het telastegelegde feit, met dien verstande, dat:
hij op 29 maart 2000 te Enschede, in een pand aan de [Adres coffeeshop] aldaar (coffeeshop “[Coffeeshop]”), opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 300 gram hasisch en ongeveer 859 gram marihuana bevattende hennep, zijnde hasisch en hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4. Kwalificatie, eventueel met de gronden daarvoor, en artikelen van de wet, welke worden toegepast.
“Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod”
art: 36b, 36c en 91 Wetboek van Strafrecht
art: 3, 11 Opiumwet
5. Ontslag van rechtsvervolging met de gronden daarvoor.
Artikel 3 lid 1 bepaalt dat het verboden is middelen vermeld op de bij deze wet behorende lijst II aanwezig te hebben. Onder deze lijst vallen onder meer hasisch en marihuana. Artikel 11 van dezelfde wet bepaalt bij lid 5 “het tweede lid is niet van toepassing indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van de in onderdeel b van de in artikel 3 eerste lid bedoelde lijst vermelde middelen van ten hoogste 30 gram” Uit het voorgaande volgt dat in principe iedereen die meer dan 30 gram hasisch of marihuana in voorraad heeft strafrechtelijk vervolgd moet worden. Artikel 167 lid 2 van het wetboek van Strafvordering heeft de officier van justitie de mogelijkheid van vervolging af te zien op gronde van het algemeen belang. Deze bevoegdheid wordt beperkt door de werking van de beginselen van een goede procesorde.
In het zogenaamde driehoek zijn beleidsregels ontwikkeld met betrekking tot coffeeshops, waar handel in en gebruik van soft drugs plaatsvindt. Indien zij - de coffeeshops - zich daar aanhouden zal het Openbaar Ministerie in beginsel niet tegen deze coffeeshops strafrechtelijk optreden. Naast deze voorwaarde is in deze beleidsregels bepaald dat de zogeheten driehoek de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops vaststelt en tegen een handelsvoorraad onder het maximum wordt in het beginsel niet opgetreden. Tevens is bepaald in deze beleidslijnen dat de voorraad in elk geval de 500 gram niet te boven gaat.
Vooropgesteld moet blijven dat beleidslijnen niet gelden als algemeen verbindende voorschriften, omdat zij niet krachtens enige wetgevende bevoegdheid zijn gegeven. Zou in de wet bepaald zijn dat het aanwezig hebben van hasisch en/of marihuana tot 500 gram niet strafbaar is, dan zou verdachte met zijn handelsvoorraad groter dan 500 gram een strafbaar feit hebben gepleegd en ook zelf strafbaar zijn. Nu is de situatie evenwel zo dat verdachte en zijn mede-coffeeshophouders een voorraad mogen hebben tot 500 gram zonder dat justitie ingrijpt ofschoon zulks strijdig is met de wet. Het is dus ook niet zo als bijvoorbeeld in de fraudesfeer, waar tot een bepaald fraudebedrag getransigeerd wordt, waarna strafvervolging volgt, hier is de situatie zo dat van 0 tot 500 gram niets gebeurt en vervolgens justitieel wordt ingegrepen boven 500 gram alles gebaseerd op een beleidslijn. De grens van 500 gram is volstrekt willekeurig en bijvoorbeeld niet ingegeven door veiligheids- of gezondheidsreden (de coffeeshophouder mag per transactie niet meer dan 5 gram verkopen) Door zoals in de onderhavige zaak toch te gaan vervolgen boven de willekeurige grens van 500 gram handelt naar het oordeel van de politierechter het Openbaar Ministerie in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesrecht en dient de verdachte te worden ontslagen van rechtsvervolging.
R E C H T D O E N D E
Onslaat verdachte voor wat betreft het telastegelegde van alle rechtsvervolging.
Met onttrekking aan het verkeer van het inbeslagname goederen, zijnde dit hiervoor vatbaar, aangezien: met betrekking tot deze het feit is begaan.
6. Bijkomende beslissingen, eventueel met de gronden daarvoor.
Vrijspraak van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.