ECLI:NL:RBALM:2000:AA9388
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing schadevergoeding door Dienst Omroepbijdragen
In deze zaak hebben eisers, die bij de Dienst Omroepbijdragen een verzoek om ontheffing van de Provinciale Televisie Opslag (PTO) hebben ingediend, schadevergoeding geëist voor kosten die zij hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek. De eisers hebben bij verschillende brieven verzocht om vergoeding van kosten zoals porto, telefoon, kopieer- en andere diverse kosten, evenals immateriële schade door aanmaningen en deurwaardersdreigingen. De Dienst Omroepbijdragen heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, wat heeft geleid tot een beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers terecht in hun bezwaar zijn ontvangen, omdat het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Omroepbijdragen op hun verzoek om PTO-ontheffing als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen grond is voor vergoeding van immateriële schade, omdat de gevoelens van onbehagen die eisers hebben ervaren niet voldoende zijn om als geestelijk leed te worden aangemerkt. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat de eisers recht hebben op vergoeding van de gemaakte kosten van in totaal 100 gulden, aangezien deze kosten redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de nalatigheid van de Dienst Omroepbijdragen.
De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Dienst Omroepbijdragen vernietigd voor zover het betreft de afwijzing van de vergoeding van de gemaakte kosten, en heeft bepaald dat deze kosten alsnog aan de eisers moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de Dienst Omroepbijdragen ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 juli 2000, en tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.