ECLI:NL:RBALM:2000:AA8781
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake dagloonberekening op basis van ontvangen provisie
In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen een besluit van verweerder, het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), inzake de berekening van haar dagloon op basis van ontvangen provisie. Eiseres, die als verkoopster werkzaam was, had een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd, waarbij haar dagloon was vastgesteld op ¦ 225,16. Eiseres was van mening dat de berekening van het dagloon onjuist was, omdat verweerder bij de vaststelling van het dagloon was uitgegaan van onjuiste informatie van haar werkgever over de hoogte van de ontvangen provisie. Eiseres stelde dat de werkgever ten onrechte was uitgegaan van minder gunstige provisieregelingen die haar niet waren voorgelegd en dat zij recht had op een hogere provisie.
De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail bekeken. Eiseres ontving een basisloon van ¦ 36.000 per jaar en een provisie van ¦ 16.790,93. De rechtbank oordeelde dat het in het midden kon blijven of eiseres recht had op een hogere provisie, omdat zij geen civiele procedure had aangespannen tegen haar werkgever om het hogere bedrag te vorderen. De Centrale Raad van Beroep heeft eerder geoordeeld dat als een werknemer de lagere uitbetaling accepteert, de uitkeringsinstantie mag uitgaan van de daadwerkelijk ontvangen bedragen.
De rechtbank concludeerde dat eiseres de hoogte van de provisie had geaccepteerd en dat er geen bewijs was dat het dagloon onjuist was berekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en liet het bestreden besluit in stand. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.