ECLI:NL:RBALM:2000:AA6609

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
147/98
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Derks
  • A. Rottier
  • J. Maten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interlocutoir vonnis in strafzaak met betrekking tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Op 25 juli 2000 heeft de Arrondissementsrechtbank Almelo een interlocutoir vonnis uitgesproken in een strafzaak met parketnummer 147/98. De verdachte, geboren te [GEBOORTEPLAATS] op [GEBOORTEDATUM] en wonende te [WOONPLAATS], is thans verblijvende in het [VERBLIJFPLAATS]. De officier van justitie heeft het verweer van de raadsvrouwe van de verdachte bestreden, waarbij hij aanvoerde dat het rechtshulpverzoek in Turkije is uitgelekt, maar dat het te ver gaat om te stellen dat alles uitgelekt is. De rechtbank overweegt dat het procesdossier op dat moment niet volledig is, maar honoreert het verzoek tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet. De rechtbank stelt dat op een pro-forma zitting, waar geen inhoudelijke behandeling plaatsvindt, het volledige proces-verbaal niet aanwezig hoeft te zijn. De rechtbank wijst erop dat de situatie van 'equality of arms' enkel van toepassing is bij de inhoudelijke behandeling van de zaak. De rechtbank verklaart het niet-ontvankelijkheidsverweer van de verdachte ongegrond en heropent het onderzoek. De zaak wordt verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen, zoals door de raadsvrouwe is verzocht. De rechtbank beveelt de oproeping van de verdachte voor de nadere zitting op 13 oktober 2000.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 147/98
INTERLOCUTOIR VONNIS STRAFZAKEN
Uitspraak: 25 juli 2000
De arrondissementsrechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken:
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2000 in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen de verdachte:
[NAAM VERDACHTE],
geboren te [GEBOORTEPLAATS] op [GEBOORTEDATUM],
wonende te [WOONPLAATS],
thans verblijvende in het [VERBLIJFPLAATS],
[ADRES VERBLIJFPLAATS],
gedagvaard terzake vermeld in het exploit van dagvaarding hem op 30 juni 2000 betekend.
De raadsvrouwe van verdachte heeft als preliminair verweer aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn strafvervolging omdat de verdediging meer dan ernstig in zijn verdediging is geschaad of geschaad zou kunnen worden door het systematisch onthouden van stukken en informatie, waarvoor het openbaar ministerie, gezien de bewustheid waarmede dat is gebeurd, volledig verantwoordelijk is, welk preliminair verweer nader is uiteengezet in de door de raadsvrouwe overgelegde pleitnota, welke aan dit vonnis is gehecht en daarvan integraal deel uitmaakt.
De officier van justitie heeft het verweer van de raadsvrouwe van verdachte bestreden daarbij aanvoerende dat:
een onderzoek van 2 jaren niet inhoudt dat er ook 2 jaren succes is geboekt;
het rechtshulpverzoek in Turkije inderdaad is uitgelekt via informatie op internet, doch dat het te ver gaat om te stellen dat alles uitgelekt is;
dat het eveneens te ver gaat om te stellen dat er geen reden is om bepaalde stukken achter te houden;
de laatste verkregen stukken belastende verklaringen inhielden, welke voorshands nog niet aan de verdediging behoorden te worden ter hand gesteld en dat hij die beslissing op integere gronden heeft genomen;
het achterhouden van stukken verband hield met nieuwe aanhoudingen;
het bezoek aan Turkije door mensen met de opsporing in de onderhavige zaak belast, zonder voorafgaand rechtshulpverzoek aan Turkije, bij de gevangenhouding c.q. verlenging gevangenhouding ter sprake is gekomen;
er zijns inziens geen enkele reden is om aan te nemen dat dat bezoek niet had mogen plaatsvinden en dat een dergelijk onderzoek ook volledig wordt geaccepteerd;
hij zich afvraagt waar staat aangegeven dat een dergelijk onderzoek niet zou mogen plaatsvinden;
hij onderzoek zal doen naar de stelling van de raadsvrouwe dat verdachte het contact met zijn raadsvrouw is geweigerd, zoals in haar pleitnota staat omschreven;
er niet van de politie verwacht kan worden dat zij elk nieuw stuk direct aan het openbaar ministerie doet toekomen, opdat de verdediging daarover kan beschikken; de politie deze stukken in bundels moet kunnen aanleveren;
de door de verdediging genoemde 16 à 17 ordners niet allemaal processtukken bevatten, doch slechts een gedeelte daarvan;
er met het ordenen van het procesdossier veel tijd gemoeid is, reden waarom de wetgever de mogelijkheid van een pro-forma zitting heeft geschapen;
het te voorzien is dat in de 2e helft van augustus aan de rechtbank alle stukken, met uitzondering van enkele stukken uit Spanje, kunnen worden aangeboden;
het in zaken, gelijk de onderhavige, niet ongebruikelijk is dat men na het voorgeleidings-proces-verbaal maanden moet wachten op het eind proces-verbaal;
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de raadsvrouwe van verdachte gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer als volgt:
De rechtbank kan zich, temeer daar de officier van justitie zulks ook heeft beaamd, verenigen met de stelling van de raadsvrouwe dat het procesdossier op dit moment niet volledig is en dat de raadsvrouwe dus niet over een volledig procesdossier beschikt.
De door de raadsvrouwe daaraan verbonden konsekwentie, niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie op grond van onvolledigheid van processtukken, zal de rechtbank echter niet honoreren, aangezien de rechtbank van oordeel is dat op een pro-forma zitting, alwaar er geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvindt, het volledige proces-verbaal ook niet aanwezig behoeft te zijn, daar immers een pro-forma zitting, welke slechts ter voldoening aan een door de wet gestelde termijn wordt bepaald, in wezen slechts een uitroeping van de zaak, het voordragen van de zaak en de aanhouding van de zaak voor het (eventueel) volledig krijgen van de uiteindelijke processtukken (het eindproces-verbaal) inhoudt.
De stelling van de raadsvrouwe dat er geen sprake is van “equality of arms” wordt door de rechtbank verworpen, omdat de rechtbank van oordeel is dat dat verweer slechts opgaat wanneer die situatie zich bij de inhoudelijke behandeling der zaak voordoet, waarbij de rechtbank opmerkt dat het ons rechtssysteem eigen is dat het openbaar ministerie zolang het onderzoek nog gaande is veelal over meer inzicht en mogelijkheden beschikt dan de verdediging.
Het samenstellen van de processtukken bevindt zich thans nog in een voorfase en het is aan de officier van justitie ter beoordeling welke stukken uiteindelijk als processtukken worden gefourneerd.
Wanneer bij de inhoudelijke behandeling der zaak mocht blijken dat de verdediging niet over alle processtukken beschikt en er gesteld wordt dat er geen sprake is van “equality of arms”, zal de rechtbank daarover oordelen.
De rechtbank zal op grond van vorenstaande het niet-ontvankelijkheidsverweer van
verdachte ongegrond verklaren.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde getuigen te doen horen, nu de raadsvrouwe van verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij nog getuigen wenst te laten horen en zij zich ermee kan verenigen dat dat verhoor door voornoemde rechter-commissaris zal plaatsvinden.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart het verweer ongegrond en het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging van de hiervoren genoemde verdachte.
Heropent het onderzoek.
Beveelt dat dit zal worden hervat ter terechtzitting van vrijdag 13 oktober 2000 te 11.00 uur, om de klemmende reden, dat het door de officier van justitie uit te brengen eind-proces-verbaal, zoals hiervoren bedoeld, niet binnen één maand kan worden verwezenlijkt
Verwijst de zaak naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor het horen van de door de verdediging gewenste, nog op te geven, getuigen.
Stelt de stukken in handen van de officier van justitie en voornoemde rechter-commissaris, opdat deze als voormeld zullen (doen) handelen.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen de nadere zitting, met verzoek tot kennisgeving van die zitting aan de raadsvrouwe, mr. H.A.A. Vrijhoeven te Arnhem.
Aldus gewezen door mr. Derks, voorzitter,
mrs. Rottier en Maten, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juli 2000.