ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 38929 kg za 176 van 2000.
datum uitspraak vonnis: 5 juli 2000 (mcg).
[Eiseres],
wonende te Tubbergen,
eiseres,
hierna te noemen [Eiseres],
procureur: mr. J.A. Holsbrink,
de openbare rechtspersoon Gemeente Tubbergen,
gevestigd te Tubbergen,
gedaagde,
hierna te noemen de gemeente,
procureur: mr. Blokvoort.
De president van de arrondissementsrechtbank te Almelo, rechtdoende in kort geding.
Gehoord partijen en gezien de stukken;
Overweegt ten aanzien van het verloop van de procedure:
Eiseres heeft gevorderd overeenkomstig de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding. Ter zitting heeft zij haar standpunten doen toelichten door haar advocaat, waarbij deze pleitnotities heeft gehanteerd.
Mr. Blokvoort heeft voor gedaagde verweer gevoerd. Hij heeft daarbij eveneens pleitnotities gehanteerd.
Tenslotte hebben partijen de stukken van het geding overgelegd en vonnis gevraagd.
1. In dit geding dient van de volgende feiten te worden uitgegaan:
Eiseres bezit een eigen woning te Tubbergen. De waarde van deze woning is door een makelaar getaxeerd op f. 389.000,-. Eiseres staat sinds ongeveer 8 jaar bij gedaagde ingeschreven als belangstellende voor het verwerven van een bouwkavel te Tubbergen. Laatstelijk bij brief van 7 juni 2000 heeft gedaagde aan eiseres een bouwkavel met nummer [xx] te koop aangeboden in het bestemmingsplan Heinemansbeek te Tubbergen, onder de voorwaarde dat eiseres voor 15 juni 2000 een bewijsstuk zou overleggen dat eiseres haar huidige woning heeft verkocht “aan iemand die naar het oordeel van ons College een sociale en/of economische binding met de Gemeente Tubbergen heeft”.
Deze voorwaarde was overigens ook reeds bij brief d.d. 6 januari 2000 aan [Eiseres] bekend gemaakt.
2. De standpunten van partijen.
[Eiseres] vordert thans veroordeling van de gemeente om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de bouwkavel staande en gelegen te Tubbergen (gemeente Tubbergen, plaatselijk bekend als bouwkavel [xx]) aan [Eiseres] te leveren zonder daaraan de hiervoor vermelde voorwaarde te verbinden, dit op verbeurte van een dwangsom.
[Eiseres] legt aan haar vordering onrechtmatig handelen van de gemeente jegens haar ten grondslag. Immers:
de gemeente hanteert een privaatrechtelijk instrument teneinde regulerend op te treden met het oog op de verdeling van binnen de gemeente gelegen woonruimte en doorkruist daarmee het in artikel 12 van het BuPo-Verdrag bepaalde en het in de Huisvestingswet neergelegde stelsel op rechtens onaanvaardbare wijze;
door de voorwaarde op te leggen die voor [Eiseres] een zwaardere belasting vormt dan voor personen die geen woning in de gemeente Tubbergen achterlaten, handelt de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel;
de voorwaarde is in strijd met de openbare orde en daarom nietig;
recht van vrije vestiging door derden wordt door de gestelde voorwaarde beknot.
De gemeente betwist dat de huisvestingswet van toepassing is, nu deze wet slechts van toepassing is op de verdeling van woonruimte en niet op de verdeling en uitgifte van bouwkavels. Ook indien de Huisvestingswet wel van toepassing zou zijn handelt de gemeente niet in strijd met die wet; de gemeente stelt niet de eis dat een koper van de woning van [Eiseres] over een huisvestingsvergunning dient te beschikken die slechts kan worden verkregen indien er sprake is van een sociale en/of economische binding. Het staat [Eiseres] vrij om de woning te verkopen aan wie zij wil; slechts indien zij in aanmerking wil komen voor een bouwkavel zal zij haar woning moeten verkopen aan een gegadigde die sociaal en/of economisch aan de gemeente gebonden is. De gemeente voert slechts een gronduitgiftebeleid en niet een woonruimteverdelingsbeleid. Tot slot wordt aangevoerd dat eiseres wist van de voorwaarde en deze aanvankelijk ook had geaccepteerd.
3. De beoordeling van het geschil.
1. De president is voorshands met de gemeente van oordeel dat de huisvestingswet in casu niet van toepassing is, zodat ook geen sprake is van strijd met de tekst of de strekking van de Huisvestingswet. Deze wet regelt slechts de verdeling van “woonruimte” zoals dit in de wet staat gedefinieerd; onbebouwde grond valt niet onder het begrip “woonruimte”, ook al is de grond in het kader van de ruimtelijke ordening bestemd voor woningbouw.
2. Het door de gemeente gevoerde gronduitgiftebeleid is naar het oordeel van de president niet in strijd met verdragsrechtelijke bepalingen. Weliswaar levert het door de gemeente gevoerde gronduitgiftebeleid beperkingen op in de mogelijkheid tot vestiging in de gemeente Tubbergen, doch niet kan worden gezegd dat die vestiging geheel onmogelijk wordt gemaakt; [Eiseres] is reeds woonachtig in de gemeente Tubbergen en heeft tevens, onder de genoemde voorwaarde, de mogelijkheid zich ergens anders in de gemeente te vestigen. Evenmin is gesteld of gebleken dat het derden onmogelijk wordt gemaakt zich in de gemeente Tubbergen te vestigen, zodat moet worden aangenomen dat hiervan geen sprake is.
Nu beperkingen als hier aan de orde blijkens vaste jurisprudentie geen strijd met internationaalrechtelijke bepalingen opleveren kan niet worden geoordeeld dat het beleid van de gemeente zich niet verdraagt met het beginsel dat een ieder die zich wettig op het grondgebied van een staat bevindt, het recht heeft daar in vrijheid zijn verblijfplaats te kiezen.
3. Door aan het kopen van een bouwkavel door [Eiseres] de eerdergenoemde voorwaarde te verbinden om haar huidige woning te verkopen aan iemand met een economische of sociale binding met de gemeente Tubbergen treedt de gemeente echter met haar gronduitgiftebeleid regulerend op ten aanzien van de woonruimteverdeling in de gemeente. Nu dit, gelijk het oordeel van de gemeente hieromtrent, twee verschillende beleidsterreinen zijn, maar de gemeente wel (indirect) bevoegdheden op grond van het het gronduitgiftebeleid aanwendt voor doeleinden met betrekking tot de woonruimteverdeling maakt de gemeente zich schuldig aan misbruik van haar bevoegdheden. De omstandigheid dat [Eiseres] in eerste instantie de voorwaarde had geaccepteerd doet aan dit misbruik niet af, zodat de vordering van [Eiseres] reeds om deze reden dient te worden toegewezen.
4. De overige stellingen en weren van partijen behoeven geen bespreking meer.
5. De president ziet geen aanleiding de gevorderde dwangsom op te leggen, nu namens de gemeente ter zitting is verklaard dat er in afwachting van dit geding niets met het betreffende perceel zal gebeuren.
6. De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
RECHTDOENDE IN KORT GEDING:
I. Veroordeelt de gemeente om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de bouwkavel staande en gelegen te Tubbergen (Gemeente Tubbergen, plaatselijk bekend als bouwkavel [xx]) aan [Eiseres] te leveren zonder daaraan de hiervoor vermelde voorwaarde te verbinden.
II. Veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eiseres] begroot op f. 1.950,- aan salaris en verschotten van de procureur.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mr. Derks, president en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2000 , in tegenwoordigheid van de griffier.