ECLI:NL:RBALM:2000:AA5922

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38043 KG ZA 128-2000
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Inden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en straatverbod in kort geding na seksueel misbruik

In deze zaak, die voor de Arrondissementsrechtbank te Almelo werd behandeld, heeft eiseres, handelend namens zichzelf en als wettelijk vertegenwoordigster van haar dochter, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die pro se optrad en tevens wettelijk vertegenwoordiger was van zijn zoon. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding en het opleggen van een straatverbod na een aangifte van seksueel misbruik door de zoon van gedaagde van de dochter van eiseres. Eiseres vorderde een voorschot op de schadevergoeding van f. 25.000,-- en een verhuisplicht voor gedaagde en zijn gezin, alsook een straatverbod voor de zoon van gedaagde. De president van de rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere veroordeling van de zoon van gedaagde door de kinderrechter en de gevolgen van het misbruik voor de dochter van eiseres.

Tijdens de zitting op 12 mei 2000 heeft eiseres haar vorderingen toegelicht, waarbij de advocaat van eiseres, mr. A. van Bon-Moors, aanwezig was. Gedaagde heeft verweer gevoerd door zijn procureur, mr. J.J.G. Pieper. De president heeft vastgesteld dat er voldoende aannemelijkheid is dat de zoon van gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens de dochter van eiseres, wat leidt tot aansprakelijkheid van gedaagde voor de schade. De president heeft de vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding toegewezen, maar de vordering tot het opleggen van een verhuisplicht afgewezen, omdat dit niet gerechtvaardigd werd geacht. Wel werd een straatverbod opgelegd aan de zoon van gedaagde voor een periode van twee jaar, evenals een contactverbod met de dochter van eiseres.

In reconventie heeft gedaagde gevorderd dat eiseres het conservatoir beslag op zijn woning opheft, wat door de president werd toegewezen, met de bepaling dat de kosten van het geding in reconventie gecompenseerd worden. De president heeft de kosten van het geding in conventie aan gedaagde opgelegd, omdat hij overwegend in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 19 mei 2000 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 38043 kg za 128 van 2000
datum uitspraak vonnis: 19 mei 2000 (jd)
[Eiseres],
handelend namens zichzelf en als wettelijk vertegenwoordigster van haar dochter
[Dochter Eiseres],
wonende te Oldenzaal,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. A. van Bon-Moors te Nijmegen,
procureur: mr. P.H.C. Kleyn van Willigen,
tegen
[Gedaagde],
pro se en tevens in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn zoon
[Zoon Gedaagde],
wonende te Oldenzaal,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur: mr. J.J.G. Pieper.
De president van de arrondissementsrechtbank te Almelo, rechtdoende in kort geding.
Gehoord partijen en gezien de stukken;
Overweegt ten aanzien van:
Het verloop van de procedure:
1 1. Eiseres in conventie, hierna te noemen [Eiseres], heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding.
2 2. Ter terechtzitting van 12 mei 2000 heeft [Eiseres] de dagvaarding toegelicht bij monde van
mr. Van Bon-Moors.
3 3. Voor gedaagde in conventie, hierna te noemen [Gedaagde], heeft mr. Pieper verweer gevoerd.
3 4. Ter zitting is door mr. Pieper een reconventionele vordering ingediend.
5. Vervolgens is onder overlegging van de stukken vonnis verzocht.
Het geschil van partijen, de beslissing en de motivering:
in conventie en in reconventie
1. In dit vonnis kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
1.1 Op 15 april 1999 heeft [Eiseres] aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter [Dochter Eiseres], geboren op [geboortedatum dochter eiseres], door [Zoon Gedaagde], geboren [geboortedatum zoon gedaagde], welk misbruik zou hebben plaatsgevonden tussen 1995 en 1999. Bij uitspraak van de kinderrechter van 29 februari 2000 is [Zoon Gedaagde] veroordeeld tot 141 uur onbetaalde arbeid en tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Namens [Zoon Gedaagde] is tegen genoemd vonnis hoger beroep aangetekend.
1.2 [Eiseres] stelt dat [Zoon Gedaagde] zich onrechtmatig jegens [Dochter Eiseres] heeft gedragen en dat laatstgenoemde tengevolge van het misbruik materiële en immateriële schade heeft geleden van f. 50.000,--. Bij schrijven van 2 maart 2000 heeft [Eiseres] [Gedaagde], als wettelijk vertegenwoordiger van [Zoon Gedaagde], aansprakelijk gesteld voor deze schade. [Gedaagde] heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek om vergoeding van de schade.
1.3 [Eiseres] stelt voorts dat het feit dat [Zoon Gedaagde] en zijn familie in dezelfde straat wonen als [Dochter Eiseres] door haar en haar familie als direct bedreigend wordt ervaren. [Gedaagde] en zijn familie zullen weliswaar een andere woning binnen Oldenzaal betrekken, maar dat lost de problemen naar de mening van [Eiseres] niet op.
2. [Eiseres] vordert daarom thans in conventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [Gedaagde] tot betaling van f. 25.000,-- als voorschot op de uiteindelijk toe te kennen schadevergoeding alsmede om [Gedaagde] te gebieden binnen twee maanden na betekening van dit vonnis met zijn gezin te verhuizen naar een andere gemeente dan de gemeente Oldenzaal op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 5.000,-- voor iedere dag dat [Gedaagde] aan het vorenstaande niet voldoet. [Eiseres] vordert voorts een straatverbod voor [Zoon Gedaagde] voor de gemeente Oldenzaal alsmede om hem te gebieden om zolang hij nog woont aan [Adres Gedaagde] te Oldenzaal een bepaalde route naar school of naar andere activiteiten te nemen. [Eiseres] vordert bovendien dat [Gedaagde] en zijn gezin worden verplicht zich van contact met [Eiseres] en haar familie te onthouden. Ten aanzien van de laatstgenoemde drie vorderingen verzoekt [Eiseres] om oplegging van een dwangsom van f. 500,-- per overtreding.
3. [Gedaagde] verzet zich tegen de conventionele vorderingen.
4. [Eiseres] heeft in verband met haar vorderingen conservatoir beslag laten leggen op de woning van [Gedaagde] aan [Adres Gedaagde] te Oldenzaal. [Gedaagde] heeft erop gewezen dat zijn verzekeraar polisdekking heeft toegezegd en het handhaven van het conservatoir beslag dientengevolge niet langer noodzakelijk is. Nu [Gedaagde] de woning bovendien heeft verkocht stelt hij er belang bij te hebben dat het beslag wordt opgeheven.
5. [Gedaagde] vordert daarom in reconventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om [Eiseres] te bevelen binnen vier dagen na dit vonnis het conservatoir beslag door te halen in de registers der hypotheken en beslagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 2.000,-- voor elke dag dat [Eiseres] in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen.
6. [Eiseres] verzet zich niet tegen de reconventionele vordering mits de voor het beslag gemaakte kosten ad f. 393,20 door [Gedaagde] worden vergoed.
in reconventie
7. De president overweegt ten aanzien van de reconventionele vordering het volgende.
8. [Gedaagde] heeft ter zitting toegezegd de hierboven genoemde kosten voor het beslag te zullen vergoeden. De president zal de reconventionele vordering dan ook toewijzen met dien verstande dat hij gelet op het verhandelde ter zitting thans geen aanleiding meer ziet om de vordering te versterken met een dwangsom.
9. Nu ten aanzien van de reconventionele vordering geen der partijen (overwegend) in het ongelijk is gesteld ziet de president voorts aanleiding de op het geding in reconventie gevallen kosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in conventie
10. Ten aanzien van de conventionele vorderingen wordt het volgende overwogen.
11. [Eiseres] vordert een voorschot op de schadevergoeding ten bedrage van f. 25.000,--. Uit de processen-verbaal van de verklaringen die door [Zoon Gedaagde] in het kader van de strafrechtelijke procedure zijn afgelegd, blijkt dat [Zoon Gedaagde] grotendeels erkent de ontuchtige handelingen die door [Dochter Eiseres] zijn genoemd te hebben gepleegd. [Zoon Gedaagde] is voor die handelingen vervolgens veroordeeld. Weliswaar is tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld maar naar het voorlopig oordeel van de president is gelet op genoemde processen-verbaal niettemin vooralsnog voldoende aannemelijk dat [Zoon Gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Dochter Eiseres].
12. Eveneens is naar het voorlopig oordeel van de president, voldoende aannemelijk dat [Dochter Eiseres] tengevolge van dit onrechtmatig handelen door [Zoon Gedaagde] materiële en immateriële schade heeft geleden. [Gedaagde] is gelet op het bepaalde in artikel 6:169, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor deze schade.
13. Uit het voorgaande volgt dat de president de vordering tot betaling van een voorschot op de door [Gedaagde] verschuldigde vergoeding voor de door [Dochter Eiseres] geleden materiële en immateriële schade, zal toewijzen. De president ziet gelet op de omstandigheden van het geval reden de hoogte van het voorschot te bepalen op f. 20.000,--
14. [Eiseres] vordert voorts een verhuisplicht voor [Gedaagde] en zijn gezin. Nu de echtgenote van [Gedaagde] blijkens de dagvaarding niet in de onderhavige procedure is betrokken, acht de president het reeds om die reden niet mogelijk aan haar een verhuisplicht op te leggen.
15. Ten aanzien van [Gedaagde] en [Zoon Gedaagde] geldt dat het opleggen van een verhuisplicht op gespannen voet lijkt te staan met de in artikel 2, eerste lid, van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde vrijheid van keuze van verblijfplaats. Ook afgezien van het bepaalde in laatstgenoemd artikel is de president echter van oordeel dat uit de door [Eiseres] genoemde feiten en omstandigheden niet blijkt van een dergelijk bedreigende situatie dat het opleggen van een zo vergaande maatregel als een verhuisplicht gerechtvaardigd zou zijn.
16. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot het opleggen van een verhuisplicht wordt afgewezen.
17. [Eiseres] vordert een straatverbod voor [Zoon Gedaagde] voor de gemeente Oldenzaal. Nu de gevorderde verhuisplicht is afgewezen, kan het een straatverbod niet in vorenbedoelde zin worden toegewezen. De president onderkent echter dat het wenselijk is dat [Dochter Eiseres] zo min mogelijk met [Zoon Gedaagde] wordt geconfronteerd. Nu [Gedaagde] heeft aangegeven uiterlijk per 1 augustus 2000 te zullen verhuizen ziet de president aanleiding om met ingang van die datum, of zoveel eerder als [Gedaagde] de woning aan [Adres Gedaagde] verlaat, een straatverbod op te leggen aan [Zoon Gedaagde] voor de gehele wijk De Essen voor de duur van twee jaar.
18. De president ziet tevens reden om [Zoon Gedaagde] reeds met ingang van de datum van de betekening van dit vonnis voor de duur van twee jaar een straatverbod op te leggen in die zin dat het hem wordt verboden zich te bevinden in het gehele Rekreatiepark Het Hulsbeek, vóór en in het zwembad aan de Ada Kokstraat alsmede op de volgende straten of gedeelten daarvan en in het gebied dat daarmee wordt omsloten: de Kloosterstraat tot aan de Boterstraat, de Boterstraat vanaf de Kloosterstraat, de Grotestraat vanaf de Boterstraat tot aan de Deurningerstraat, de Deurningerstraat vanaf de Grotestraat tot aan de Vestingstraat en de Vestingstraat vanaf de Deurningerstraat tot aan de Kloosterstraat.
19. Hiervoor is reeds aangegeven dat vanaf uiterlijk 1 augustus 2000 een straatverbod voor [Zoon Gedaagde] geldt voor De Essen. Tot die tijd is het praktisch niet mogelijk om voor genoemde wijk een algeheel straatverbod op te leggen. Toch acht de president het wenselijk om ook vóór die datum de mogelijkheid van een ontmoeting tussen [Zoon Gedaagde] en [Dochter Eiseres] in de wijk de Essen te beperken. Daarom zal ook de vordering om [Zoon Gedaagde] te gebieden voor de periode dat hij nog aan [Adres Gedaagde] woont een bepaalde route naar school of andere activiteiten te nemen, worden toegewezen.
20. [Eiseres] heeft tenslotte een contactverbod gevorderd voor [Gedaagde] en zijn gezin. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 14 ten aanzien van de echtgenote van [Gedaagde] is opgemerkt, kan een contactverbod zich thans niet uitstrekken tot de echtgenote van [Gedaagde]. De president is voorts van oordeel dat er thans onvoldoende reden is om aan [Gedaagde] een contactverbod op te leggen. De president acht het verbod om in contact te treden echter wel toewijsbaar ten aanzien van [Zoon Gedaagde] zij het slechts voor zover het daarbij gaat om contact met [Dochter Eiseres].
21. De president ziet voorts reden om de naleving van de hierboven in de rechtsoverwegingen 17, 18, 19 en 20 toegewezen vorderingen te versterken middels het opleggen van een dwangsom waarbij hij de verbeurde dwangsommen wel aan een maximum zal binden. Bedoelde dwangsom bedraagt f. 500,-- per overtreding met een maximum van f. 50.000,--.
22. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [Gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
RECHTDOENDE IN KORT GEDING:
in conventie
I. Veroordeelt [Gedaagde] om binnen twee weken na dit vonnis f. 20.000,-- (twintigduizend gulden) aan [Eiseres] te betalen.
II. Verbiedt [Zoon Gedaagde] om zich met ingang van 1 augustus 2000, of zoveel eerder als hij de woning aan [Adres Gedaagde] te Oldenzaal verlaat, te bevinden in de wijk De Essen te Oldenzaal. Dit verbod geldt voor de duur van twee jaar.
III. Verbiedt [Zoon Gedaagde] om zich na betekening van dit vonnis in Oldenzaal te bevinden in het Rekreatiepark Het Hulsbeek, vóór of in het zwembad aan de Ada Kokstraat, alsmede op de volgende straten of gedeelten daarvan en in het gebied dat daarmee wordt omsloten: de Kloosterstraat tot aan de Boterstraat, de Boterstraat vanaf de Kloosterstraat, de Grotestraat vanaf de Boterstraat tot aan de Deurningerstraat, de Deurningerstraat vanaf de Grotestraat tot aan de Vestingstraat en de Vestingstraat vanaf de Deurningerstraat tot aan de Kloosterstraat. Ook dit verbod geldt voor de duur van twee jaar.
IV. Gebiedt [Zoon Gedaagde] om zolang hij nog aan [Adres Gedaagde] te Oldenzaal woont naar school of naar andere activiteiten de route te nemen via [te volgen route].
V. Verbiedt [Zoon Gedaagde] om in contact te treden met [Dochter Eiseres]. Dit verbod geldt voor de duur van twee jaar.
VI. Bepaalt dat [Gedaagde] een dwangsom verbeurt van f. 500,-- voor elke keer dat [Zoon Gedaagde] één der onder II tot en met V opgenomen ge- en verboden overtreedt, zulks met een maximum van f. 50.000,--.
VII. Veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van het geding in conventie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eiseres] begroot op f. 580,60 aan verschotten en f. 2.000,-- aan salaris van haar procureur.
VIII. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IX. Wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
X. Beveelt [Eiseres] om binnen vier dagen na dagtekening van dit vonnis het conservatoir beslag gelegd op de woning aan [Adres Gedaagde] te Oldenzaal door te halen in de registers der hypotheken en beslagen.
XI. Compenseert de kosten van het geding in reconventie in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
XII. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
XIII. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mr. Inden, president en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2000 , in tegenwoordigheid van de griffier.