ECLI:NL:RBALM:2000:AA5858
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Breitbarth
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake de overeenkomst tussen eiser en de Universiteit Twente met betrekking tot het vervoersbeleidsplan
In deze zaak, uitgesproken op 17 mei 2000 door de Rechtbank Almelo, staat de vraag centraal of er een bindende overeenkomst tot stand is gekomen tussen eiser en de Universiteit Twente, vertegenwoordigd door professor dr. F.A. van Vught, rector magnificus. Eiser stelt dat hij in opdracht van de Universiteit een vervoersbeleidsplan heeft geschreven en vordert betaling van f. 25.000,=, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten. Gedaagde betwist de totstandkoming van de overeenkomst en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiser in de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat er geen discussie is over de bevoegdheid van de rector om bindende overeenkomsten aan te gaan, en gaat ervan uit dat de Universiteit aan de overeenkomst gebonden is, mits de stelling van eiser juist blijkt te zijn. Eiser wordt belast met de bewijslast van zijn stelling dat er een overeenkomst is gesloten. De rechtbank constateert dat de stukken in het geding geen steun bieden voor de stelling van eiser dat de overeenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen.
De rechtbank beslist dat van dit vonnis geen hoger beroep mogelijk is, behalve tegelijk met het hoger beroep van het eindvonnis. Eiser wordt opgedragen om bewijs te leveren, en indien hij getuigen wil horen, zullen deze in het gerechtsgebouw te Almelo worden gehoord door mr. Breitbarth. De zaak wordt verwezen naar de civiele rolzitting voor dagbepaling van de enquête, met de opdracht aan eiser om tijdig schriftelijk bericht te geven over de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.