ECLI:NL:RBALM:2000:AA5672

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
12 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31837 HA ZA 369-1999
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Breitbarth
  • Rammeloo-August de Meijer
  • A. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting uit het lidmaatschap van de Hondendresseerclub Riessen en de rechtsgeldigheid van bestuursbesluiten

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo geoordeeld over de ontzetting van [Eiser] uit het lidmaatschap van de Hondendresseerclub (HDC) Riessen. De ontzetting vond plaats op 14 november 1998, op basis van de statuten van de vereniging, die bepalen dat een lid kan worden ontzet indien hij in strijd handelt met de statuten of de vereniging benadeelt. [Eiser] heeft zijn lidmaatschap betwist en vorderingen ingesteld om de ontzetting nietig te verklaren. Hij stelde dat hij niet in strijd met de statuten had gehandeld en dat de besluiten van het bestuur en de algemene ledenvergadering niet rechtsgeldig waren genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [Eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die de vereniging op onredelijke wijze hebben benadeeld, waaronder het herhaaldelijk beledigen van leden en het onterecht gebruik van een teletact. HDC heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de besluiten conform de statuten zijn genomen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de ontzetting uit het lidmaatschap rechtsgeldig was. De rechtbank heeft de vorderingen van [Eiser] afgewezen en HDC in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van de feiten die aan de ontzetting ten grondslag lagen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de besluiten van de algemene ledenvergadering met een volstrekte meerderheid zijn genomen, en dat [Eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn betwisting van de aanwezigheid van leden op de vergadering te onderbouwen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de civiele rolzitting voor verdere behandeling en bewijslevering, waarbij de mogelijkheid van hoger beroep is beperkt tot het eindvonnis.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
zaaknummer: 31837 ha za 396 van 1999
datum uitspraak vonnis: 12 april 2000 (lf)
Vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
hierna te noemen [Eiser] ,
procureur: mr F. Kolkman,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, Hondendresseerclub Riessen ,
statutair gevestigd te Rijssen,
gedaagde,
hierna te noemen HDC ,
procureur: mr J.G. Jansen.
De arrondissementsrechtbank; gehoord partijen; gezien de stukken waaronder twee processen verbaal van comparitie en een tussenvonnis d.d. 30 juni 1999.
Overweegt over:
het procesverloop:
[Eiser] heeft voor eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van de inleidende dagvaarding. HDC heeft hierna geconcludeerd voor antwoord.
Partijen zijn op 22 juli 1999 en op 13 januari 2000 voor deze rechtbank verschenen ter gelegenheid van een comparitie.
Vervolgens heeft [Eiser] een conclusie van repliek genomen, waarna HDC een conclusie van dupliek heeft genomen. [Eiser] heeft hierna een akte in het geding gebracht.
Tenslotte hebben partijen de processtukken overgelegd en vonnis gevraagd.
het recht:
1. In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet betwiste overgelegde producties, het navolgende vast:
a. [Eiser] was lid van HDC. Hij trainde zijn hond bij HDC. Op 14 november heeft het bestuur van HDC [Eiser] ontzet uit het lidmaatschap van de vereniging op grond van artikel 7 lid 1 sub d en lid 6 van de statuten en op grond van artikel 2 derde volzin, van het huishoudelijk reglement.
Deze bepalingen luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
EINDE VAN HET LIDMAATSCHAP VAN LEDEN EN JEUGDLEDEN.
artikel 7.
1. Het lidmaatschap eindigt
(…)
d. door ontzetting. Deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging benadeelt.
(…)
6. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het bestuur.(…)
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
LEDEN.
Artikel 2.
(…)
Door hun toetreding onderwerpen de leden zich aan de bepalingen van de statuten van de vereniging, alsmede aan de geldig tot stand gekomen reglementen en besluiten en zijn zij gehouden zich daarnaar te gedragen. (…)
b. De ontzetting uit het lidmaatschap is bij brief van 16 november 1998 aan [Eiser] schriftelijk bevestigd. Deze brief houdt in, voorzover hier van belang:
(…)
Hiermee bevestigen wij u dat op zaterdag, 14 november 1998 is, door het bestuur u het lidmaatschap ontzegd heeft conform statuten art. 7 lid 1 sub d., lid 6 en art. 2 van het huishoudelijk reglement (derde volzin)
Argumentatie:
-Het diverse keren bestraffen van zijn hond die het normale gangbare te boven gaan. Ondanks waarschuwingen en diverse gesprekken hierover met het betrokken lid is er geen verbetering waarneembaar in zijn gedrag
-Het beledigen van personen en bestuur van HDC Riessen.
-Het indirect of direct schuldig zijn aan het opzeggen van lidmaatschap van tenminste drie leden.
U heeft aangegeven om hierop in beroep te gaan -conform statuten art. 7 lid 7- en uw verweer te willen houden.
Het bestuur heeft besloten een bijzondere algemene vergadering uit te schrijven en wel op dinsdag 24 november in de kantine van HDC Riessen, aanvang 20.00 uur, teneinde een goedkeuring te krijgen voor het handelen zoals boven genoemd. Tot die tijd bent U geschorst.
(…)
c. Op 24 november 1998 is een algemene ledenvergadering gehouden. Deze vergadering is uitgeroepen in verband met de behandeling van het beroep van [Eiser]. De algemene ledenvergadering heeft het beroep van [Eiser] afgewezen. Dit is bij brief van 25 november aan [Eiser] schriftelijk bevestigd. In de brief staat dat het beroep van [Eiser] met meerderheid van stemmen is verworpen.
d. Artikel 19 lid 3 van de Statuten bepaalt dat alle besluiten van de algemene ledenvergadering met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen worden genomen.
e. HDC heeft een zogenaamde teletact in haar bezit die wordt gebruikt om honden door middel van stroomstoten te corrigeren. [Eiser] heeft ook een dergelijke teletact in zijn bezit. [Eiser] sloeg zijn hond met de vlakke hand en een riem tijdens de trainingen bij HDC om deze te corrigeren. Ook gebruikte [Eiser] zijn eigen teletact tijdens de trainingen bij HDC.
f. Op 20 juli 1987 heeft het bestuur van HDC het volgende besluit genomen ten aanzien van het gebruik van de teletact:
(…)
a. De geleider moet op een bestuursvergadering komen om zijn probleem te bespreken en te vragen of op zijn hond stroom mag worden gebruikt.
b. Het bestuur zal deze problemen bespreken met de leiders.
c. één van de bestuursleden heeft de stroomband in zijn bezit.
d. De stroomband mag slechts als uiterst middel worden gebruikt.
Wanneer aan voornoemde punten niet is voldaan mag de stroomband niet worden gebruikt. (…)
2. [Eiser] vordert voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
het besluit van het bestuur van HDC inhoudende ontzetting uit het lidmaatschap nietig te verklaren dan wel te vernietigen,
het besluit van de algemene ledenvergadering op het door [Eiser] ingestelde beroep nietig te verklaren, althans te vernietigen,
met veroordeling van HDC in de kosten van deze procedure.
[Eiser] grondt zijn vorderingen op het navolgende.
[Eiser] kan slechts uit het lidmaatschap ontzet worden in het geval dat hij zou hebben gehandeld in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging, of de vereniging had benadeeld. Hij heeft dit alles niet gedaan, het besluit van het bestuur is derhalve niet rechtsgeldig en derhalve nietig dan wel vernietigbaar.
Het besluit dat door de algemene ledenvergadering is genomen op 24 november 1998 is evenmin rechtsgeldig genomen en ook nietig dan wel vernietigbaar. Het besluit is niet genomen met een tweederde meerderheid, terwijl dit wel vereist is op grond van de statuten.
3. HDC concludeert tot afwijzing van de vorderingen onder aanvoering van de navolgende verweren.
[Eiser]’s gedrag, met name de manier waarop hij zijn hond corrigeerde door middel van het slaan met de vlakke hand en een riem (tot bloedens toe), het zich niet houden aan de regels van de vereniging omtrent gebruik van de teletact, het herhaaldelijk beledigen van leden en het als gevolg van zijn gedrag opzeggen van hun lidmaatschap van andere leden, hebben geleid tot ontzetting uit het lidmaatschap. Deze feiten rechtvaardigen op grond van de statuten en het huishoudelijk reglement ontzetting.
Het beroep van [Eiser] is door de algemene ledenvergadering met meerderheid van stemmen verworpen. Een tweederde meerderheid is niet vereist.
beoordeling van het geschil
4. Partijen twisten in de eerste plaats over de rechtsgeldigheid van het bestuursbesluit van
14 november 1998. [Eiser] stelt dat het bestuur geen reden had om hem uit het lidmaatschap te ontzetten. HDC betwist dit en somt een aantal feiten op, op grond waarvan [Eiser] uit het lidmaatschap is ontzet. [Eiser] betwist deze feiten.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De rechtbank hecht er in de eerste plaats aan, aan te geven dat het bestuursbesluit dat is genomen, op grond van artikel 2:14 en 2:15 BW slechts marginaal getoetst kan worden. Het besluit zal in het licht van de vaststaande feiten beoordeeld moeten worden waarbij de rechtbank de nodige terughoudendheid zal betrachten.
Op grond van artikel 2:35 lid 3 BW kan een lid slechts in bepaalde gevallen uit het lidmaatschap van een vereniging worden ontzet. Een ontzetting kan alleen maar worden uitgesproken indien het lid in strijd met de statuten, reglementen, of besluiten van de vereniging handelt of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. HDC stelt nu dat [Eiser] door het gebruik van zijn teletact op het terrein van HDC in strijd heeft gehandeld met het besluit van het bestuur van de vereniging dat op 20 juli 1987 is genomen ten aanzien van het gebruik van de teletact. [Eiser] betwist dat hij in strijd met het besluit heeft gehandeld. HDC stelt voorts dat [Eiser] door het gedrag dat hij bij HDC vertoont de vereniging op onredelijke wijze heeft benadeeld. [Eiser] betwist dat hij zich heeft gedragen zoals door HDC is gesteld en dat door zijn gedrag HDC is benadeeld.
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten dienen te komen vaststaan nu zij worden betwist door [Eiser] en zij ten grondslag liggen aan het besluit tot ontzetting door het bestuur.
De rechtbank zal vanwege de betwisting HDC toelaten tot het leveren van bewijs dat [Eiser] zich op zodanige wijze heeft gedragen dat dit de vereniging op onredelijke wijze heeft benadeeld en dat hij in strijd met het besluit omtrent het gebruik van de teletact heeft gehandeld.
5. HDC stelt dat het besluit van de algemene ledenvergadering op 24 november conform de statuten is genomen. De rechtbank constateert dat artikel 19 lid 3 van de statuten aangeeft dat besluiten van de algemene ledenvergadering worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. HDC stelt dat op de vergadering 23 leden aanwezig waren, waarvan 21 leden hebben gestemd voor de ontzetting uit het lidmaatschap van [Eiser]. [Eiser] bestrijdt echter dat de vergadering is gehouden in aanwezigheid van 23 leden. [Eiser] bestrijdt niet dat 21 leden het besluit van het bestuur van 14 november 1998 hebben goedgekeurd. De rechtbank verwerpt de stelling van [Eiser]. HDC heeft een aantal producties in het geding gebracht waaruit genoegzaam blijkt dat in ieder geval 23
personen aanwezig waren. HDC heeft een presentielijst overgelegd, die door 23 personen is ondertekend en de notulen van de vergadering waaruit de stemverhouding blijkt. Gelet op de gespecificeerdheid van de stellingen van HDC, had het op de weg van [Eiser] gelegen om aan te geven op grond van welke feiten hij de betwisting grondt. De rechtbank neemt derhalve als vaststaand aan dat 23 leden aanwezig waren op de vergadering waarvan 21 leden hebben gestemd ten voordele van het bestuursbesluit van 14 november 1998. Het besluit dat is genomen door de ledenvergadering is derhalve conform artikel 19 lid 3de statuten genomen.
6. [Eiser] voert aan dat de wijze waarop de besluiten van het bestuur en de algemene ledenvergadering zijn genomen niet rechtsgeldig zijn. Hij voert hiertoe het navolgende aan:
a. het bestuur heeft hem nimmer gewaarschuwd dat ontzetting zou volgen indien hij zijn manier van corrigeren zou handhaven en er is evenmin getracht tot een oplossing in der minne te komen;
b. [Eiser] is onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn beroep toe te lichten, zijn beroepschrift is niet behandeld in de algemene ledenvergadering en de zaak is bij die gelegenheid slechts van een kant bekeken en de afwijzing van het beroep is onvoldoende gemotiveerd.
Dienaangaande overweegt de rechtbank:
ad. a. uit de bepalingen van de statuten blijkt niet van de door [Eiser] gestelde vereisten;
ad. b. [Eiser] is bij brief van 16 november 1998 in de gelegenheid gesteld verweer te voeren voor aanvang van de vergadering, van welke gelegenheid hij blijkens de notulen van de vergadering geen gebruik heeft gemaakt. Zijn beroepsschrift houdt geen inhoudelijke bezwaren in, slechts een formele verklaring dat hij hoger beroep wil instellen, zodat slechts de zienswijze van het bestuur in de algemene ledenvergadering ter sprake kon komen. De afwijzing van het beroep is gemotiveerd door verwijzing naar de brief van 16 november 1998.
Op grond van het vorenstaande kan niet vanwege de sub a. en b. genoemde bezwaren tot nietigheid of vernietiging van voornoemde besluiten geconcludeerd worden
7. Uit oogpunt van proceseconomie zal worden beslist dat van dit vonnis geen hoger beroep mogelijk is dan tegelijk met hoger beroep van het eindvonnis.
RECHTDOENDE
I. Draagt HDC op om te bewijzen als daartoe overwogen in rechtsoverweging 4.
II. Bepaalt dat indien HDC bewijs wenst te leveren door middel van getuigen deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr. Koopmans , die hierbij tot rechter-commissaris wordt benoemd.
III. Verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van deze rechtbank van woensdag 3 mei 2000 voor dagbepaling enquête, ambtshalve peremptoir, en draagt HDC op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen.
IV. Bepaalt dat van dit vonnis geen hoger beroep mogelijk is dan tegelijk met hoger beroep van het eindvonnis.
V. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Breitbarth, Rammeloo-August de Meijer en Koopmans en is op 12 april 2000 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.