ECLI:NL:RBALM:2000:AA5481

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
15 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37038 KG ZA 63 - 2000
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Derks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Domijn, rechtsopvolgster van de stichting Woningstichting Eigen Haard, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die zich schuldig zou hebben gemaakt aan ernstige overlast voor omwonenden, waaronder bedreiging en vernielingen. De gedaagde, die op dat moment gedetineerd was, is niet verschenen op de zitting. Domijn heeft herhaaldelijk klachten ingediend over het gedrag van de gedaagde, wat heeft geleid tot politie-inzet, maar de gedaagde heeft zijn onrechtmatige handelen niet gestaakt. De president van de rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden als vaststaand moeten worden aangenomen door de niet-verschijning van de gedaagde.

De president oordeelt dat het gedrag van de gedaagde onrechtmatig is en dat Domijn niet in staat is om aan haar overige huurders het rustige woongenot te verschaffen. Daarom heeft de president de gevraagde voorzieningen toegewezen, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld om binnen acht dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 15 maart 2000, waarbij de president de ontruiming heeft gemachtigd, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 37038 kg za 63 van 2000
datum uitspraak vonnis: 15 maart 2000 (mk)
Inzake
de stichting Woningstichting Domijn,
rechtsopvolgster van de stichting Woningstichting Eigen Haard,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eiseres,
hierna te noemen Domijn,
procureur: mr. M.M.J. Severiens,
tegen
[Gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde], [adres gedaagde],
thans verblijvende in het huis van bewaring "De Grittenborg" te Hoogeveen,
hierna te noemen, [Gedaagde],
gedaagde, niet verschenen.
De president van de arrondissementsrechtbank te Almelo, rechtdoende in kort geding;
gehoord partijen en gezien de stukken;
overweegt ten aanzien van:
het verloop van de procedure:
1. [Gedaagde] is te dienende dage niet in rechte verschenen, waarna tegen hem verstek is verleend.
2. Domijn heeft gesteld en gevorderd als staat te lezen in de dagvaarding.
3. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 13 maart 2000, waarbij Domijn haar standpunt heeft doen toelichten door haar procureur.
4. Vervolgens is onder overlegging van de stukken vonnis verzocht.
Het geschil van partijen, de beslissing en de motivering:
1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen.
2. Domijn is eigenares en verhuurster van de woning met bijbehorende berging aan [Straatnaam] te [Woonplaats gedaagde]. Deze woning wordt sedert 19 juni 1998 door [Gedaagde] van haar gehuurd. Domijn vordert - uitvoerbaar bij voorraad - [Gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis genoemde woning te verlaten en te ontruimen, met machtiging aan haar om bij gebreke van voldoening aan dit vonnis de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm.
Domijn stelt dat [Gedaagde] omwonenden, waaronder zijn ex-echtgenote mevrouw [Naam ex-echtgenote] die aan de [Adres ex-echtgenote] woont, ernstig overlast bezorgt in de vorm van geluidsoverlast en vernielingen. Op 14 februari 2000 heeft [Gedaagde] zich jegens een buurvrouw schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Van de vernielingen en de bedreiging is aangifte gedaan bij de politie. Als gevolg van de bedreiging zit [Gedaagde] thans gedetineerd. Door de gezamenlijke bewoners van de [Straatnaam]is een actielijst aan Domijn toegezonden ter zake de door [Gedaagde] veroorzaakte overlast.
Domijn stelt voorts dat zij [Gedaagde] diverse keren heeft aangeschreven in verband met de klachten, terwijl de politie vanwege genoemde klachten meermalen ter plaatse is geweest. Een en ander heeft er echter niet toe geleid dat [Gedaagde] zijn (onrechtmatig) handelen heeft gestaakt.
4. Door de niet-verschijning van [Gedaagde] moeten deze feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangenomen. Deze omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat [Gedaagde] de door hem van Domijn gehuurde woning niet gebruikt zoals het een goed huurder betaamt en zich door het veroorzaken van overlast onrechtmatig gedraagt jegens Domijn. Door het gedrag van [Gedaagde] is Domijn niet in staat om aan haar overige huurders het rustige woongenot te verschaffen.
De president zal de gevraagde voorzieningen toewijzen aangezien deze onrechtmatig noch ongegrond voorkomen.
5. De president acht de gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen na betekening van dit vonnis te kort en zal bepalen dat de woning binnen acht dagen na betekening van dit vonnis moet zijn ontruimd.
6. [Gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding te worden veroordeeld.
RECHTDOENDE IN KORT GEDING :
I. Veroordeelt gedaagde om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, de woning aan [Adres gedaagde]te [Woonplaats gedaagde] met al de zijnen en het zijne te verlaten en te ontruimen en de woning in zindelijke toestand aan eiseres over te dragen onder afgifte van de sleutels en verbiedt gedaagde om nadien in de woning terug te keren.
2. Machtigt eiseres om bij gebreke van voldoening aan dit vonnis, de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
3. Veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op f. 1.482,55.
4. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mr. Derks, president en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2000 in tegenwoordigheid van Keupink, griffier.