De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a.[werknemer], geboren op [datum], is sinds 1 maart 2002 bij Brijder in dienst, laatstelijk in de functie van Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige tegen een salaris van €2.446,79 bruto per maand exclusief vakantiegeld (en overige emolumenten).
b.Bij brief van 23 augustus 2012 heeft GGZ Friesland het volgende aan Brijder geschreven:
“Van een van de behandelaren van GGZ Friesland ontving ik een ondersteunende verklaring, waarin een patiënt melding doet van seksueel grensoverschrijdend gedrag door een van uw medewerkers.
De betreffende patiënte is ambivalent over de melding en wil niet zelf bij u of de Inspectie voor de Gezondheidszorg melden.
(…)”
c.Bij brief van 18 september 2012 heeft GGZ Friesland het volgende aan Brijder geschreven:
“(…)
U heeft mij te kennen gegeven de melding te willen onderzoeken en daarom de brief, die ik van de behandelaar van de patiënt heb ontvangen, te willen ontvangen. Ik verwijs u naar de bijlage. Daarmee draag ik de melding aan u over.
(…)”
d.M.G.J.L. de Wolf, als klinisch psycholoog en programmaspecialist verbonden aan GGZ Friesland heeft het volgende aan Brijder geschreven:
“Mijn patiënte mevrouw [X] (…) en bij mij in behandeling (…) vertelt mij tijdens de behandeling het volgende:
Sinds ongeveer 2004 werd ik vanwege mijn alcoholproblemen cliënte van de Brijder Stichting op Texel, bij [werknemer].
(…)
Vanaf 2008 werden de gesprekken nog intensiever, we hadden het over onze relaties, ons seksleven en wensen daarin (eind 2008). Uiteindelijk ontstonden er seksuele contacten in de periode april 2009 tot ongeveer oktober 2009. Die bestonden uit zoenen, strelen, orale seks en geslachtsgemeenschap. Die contacten vonden plaats in hotel Stayokay, zijn kantoor bij Tubantia, bij ons thuis en op het laatst in zijn nieuwe kantoor. In deze situatie had ik vaak veel gedronken en was onder invloed.
(…)”
e.De onder d. vermelde brief van M.G.J.L. de Wolf is door de betrokken patiënte voor akkoord ondertekend.
f.Op 27 september 2012 hebben partijen met elkaar gesproken. In het daarvan opgemaakte gespreksverslag is het volgende opgenomen:
“(…)
Werkgever verklaart dat er een officiële klacht is binnen gekomen en dat deze zorgvuldig onderzocht moet worden.
(…)
Gevraagd wordt of [werknemer] dan een andere verklaring heeft voor het zeer gedetailleerde verhaal van deze patiënt. [werknemer] krijgt de gelegenheid de hele klacht door te lezen. Hij zegt andermaal zich er niets bij te kunnen voorstellen. ‘Het is 3 jaar geleden, ik heb er geen verklaring voor.’
(…)
[werknemer] antwoordt: het is een mooi verhaal, maar door een ander opgeschreven. Patiënt B. is niet dom, kan manipuleren, heeft een fantastisch verhaal bedacht.
(…)
Werkgever zegt [werknemer] in afwachting van het onderzoek op non-actief te stellen.
(…)”
g.Bij brief van 8 oktober 2012 heeft de echtgenoot van de betrokken patiënt van Brijder het volgende aan Brijder geschreven:
“Bij deze verklaar ik dat op 17 juni 2010 een gesprek heeft plaatsgevonden met [werknemer] en zijn vrouw, mijn persoon en mijn vrouw [X].
(…)
Dit gesprek kwam op mijn wens tot stand en had te maken met het seksuele misbruik van [werknemer] naar mijn vrouw toe. Ik wilde duidelijk maken hoe ik mijn hieronder voelde, mijn boosheid en teleurstelling in [werknemer] uiten. Ik zag [werknemer] in de loop van de tijd meer als vriend die wij in vertrouwen hadden genomen en dit vertrouwen heeft hij beschaamd.
Zelf wilde ik wel aangifte doen, maar omdat mijn vrouw vol schuldgevoelens zat en op dat moment een aangifte ook geestelijk niet aan kon, heb ik besloten omwille van het welzijn van mijn vrouw van de aangifte af te zien.
(…)
[werknemer] zei in het gesprek dat hij niet zo goed wist wat hij moest zeggen, hij bod zijn excuses aan, het speet hem.
(…)
Dat [werknemer] nu ontkent dat dit gesprek heeft plaatsgevonden voelt als verraad. Elk excuus van zijn kant naar ons toe word daarmee de grond in getrapt en is blijkbaar niets waard.
(…)”