RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 394352 CV EXPL 12-629
Uitspraakdatum: 22 oktober 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WOUT WILLEMSEN METSELBEDRIJF B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Middelie, gemeente Zeevang,
eisende partij,
verder ook te noemen: WWM,
gemachtigde: mr. J.C.I. Veerman, advocaat te Volendam,
1.[naam], wonende te [plaats];
2.A.J.G.M. VAN DEN BIGGELAAR, in diens hoedanigheid van curator van [E], wonende te [plaats];
gedaagde partijen,
verder ook te noemen: [A] en Van den Biggelaar,
gemachtigde: mr. L. Lancée te Bentheim.
Voor het procesverloop verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken:
-de dagvaardingen van 8 en 10 februari 2012 met producties;
-de conclusie van antwoord met producties;
-het tussenvonnis van 2 april 2012;
-de met het oog op de terechtzitting overgelegde stukken;
-de aantekeningen van hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting op 7 juni 2012, de ter terechtzitting overgelegde pleitaantekeningen;
-het proces-verbaal van comparitie van partijen;
-akten van partijen na comparitie van partijen;
-de aantekeningen van hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting op 20 september 2012;
Vervolgens is op vandaag uitspraak bepaald.
1.De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist.
a.Van den Biggelaar is curator van [E]. [E] en [A] zijn de zonen van [W]. [W] is overleden in januari 2009. [W] was samen met zijn broer [J] aandeelhouder en bestuurder van WWM.
b.Op 4 maart 2008 is op [A] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van de rechtbank Alkmaar d.d. 16 maart 2010 is de schuldsaneringsregeling beëindigd, waarbij een zogenaamde schone lei is verleend.
c.Op 26 juni 2006 is op [E] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van de rechtbank Alkmaar d.d. 25 augustus 2010 is de schuldsaneringsregeling beëindigd, waarbij ook een schone lei is verleend.
2.WWM vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.veroordeling van [A] tot betaling van een bedrag van € 10.993,73, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
II.veroordeling van Van den Biggelaar tot betaling van een bedrag van € 20.895,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
III.hoofdelijke veroordeling van [A] en Van den Biggelaar tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.190,00 en de proceskosten (inbegrepen de nakosten).
3.WWM stelt hiertoe, zakelijk weergegeven, dat Van den Biggelaar is gedagvaard in haar hoedanigheid van curator over [E]. [A] had eind 2011 een rekening-courantschuld bij WWM ten bedrage van € 10.993,73. [E] had eind 2011 een rekening-courantschuld bij WWM van € 20.895,84. Zij zijn in verzuim met de betaling daarvan. WWM maakt daarom tevens aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
4.[A] en Van den Biggelaar hebben verweer gevoerd. Op dat verweer zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
5.De eerste vraag die voorligt is of de vorderingen van WWM worden geraakt door de schone lei die aan [A] en [E] is verleend. Krachtens artikel 295 van de Faillissementswet omvat de boedel de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt. Gevolg van het verlenen van een schone lei is dat de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsanering werkte, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn.
6.Gelet hierop dienen de vorderingen van WWM jegens [A] en Van den Biggelaar te worden gesplitst in twee delen. Het eerste deel is een schuld van [A] en [E] zelf en het tweede deel een schuld die is ontstaan uit of in verband met de nalatenschap van hun vader, [W].
7.De schulden van [A] en [E] zelf zijn vorderingen waarvan WWM ze ter verificatie had kunnen indienen en die, nu WWM dat niet heeft gedaan, worden geraakt door de schone lei. Zij zijn derhalve niet meer afdwingbaar. Dat partijen deze schulden bewust buiten de wettelijke schuldsanering hebben gehouden, dient voor rekening van WWM te komen, nu de wettelijke schuldsaneringsregeling beoogt de belangen van de saniet te beschermen.
8.De nalatenschap van [W] is opengevallen op het moment dat de schuldsaneringsregelingen nog liepen en valt aldus formeel binnen de werking van de schuldsaneringsregeling. Hiervoor geldt echter dat [A] en [E] de wsnp-bewindvoerder hebben meegedeeld dat er (per saldo) niet of nauwelijks actief in de nalatenschap aanwezig was. De wsnp-bewindvoerder is daarvan uitgegaan en heeft de nalatenschap van [W] buiten beschouwing gelaten. Nu blijkt dat er weldegelijk relevant actief in de nalatenschap zit. Het betreft in ieder geval 50 procent van de aandelen in WWM en 50 procent van de eigendom van een woning in Middelie. Anderzijds zijn er ook schulden in de nalatenschap. Het betreft, onder meer, een hypotheekschuld betreffende de woning in Middelie en een rekening-courantschuld van [W] aan WWM. [A] en [E] hebben kennelijk de nalatenschap aanvaard. Dat betekent dat aan hen toekomen de baten en de schulden van de nalatenschap. Voor die schulden geldt echter niet dat die worden geraakt door de schone lei. Het zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn indien zij slechts de lusten uit de nalatenschap op zich zouden nemen en niet de daaraan verbonden lasten.
9.Uit de door WWM overgelegde overzichten blijkt slechts dat de volgend posten verband houden met de nalatenschap van [W]: “Overname r/c [W] 50%” ad € 2.297,66 en “Kosten uitvaart 50%” ad € 1.180,64 uit 2009 alsmede alle mutaties uit 2010 (per saldo € 899,85) en uit 2011 (per saldo € 2.452,75). Niet in geschil is dat WWM bevoegd is op jaarbasis 5 procent rente over het openstaande bedrag in rekening te brengen.
10.Bij de dagvaarding heeft WWM een renteberekening gevoegd gebaseerd op de hele vordering van WWM. Toegewezen wordt slechts een deel daarvan, zodat die renteberekening niet accuraat is. Uit praktisch oogpunt zal de kantonrechter de rente over de posten uit 2009 berekenen vanaf de mutatiedatum tot en met 31 december 2011. Voor de jaren 2010 en 2011 zal de kantonrechter de rente over het mutatiebedrag betreffende dat jaar toewijzen telkens per 1 juli van dat jaar. De mutaties in 2010 bedroegen € 899,85. Rente over dat bedrag wordt toegewezen vanaf 1 juli 2010 tot en met 31 december 2011. Mutaties in 2011 waren per saldo € 2.452,75. Rente over dat bedrag wordt toegewezen vanaf 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011.
11.Het voorgaande leidt ertoe dat WWM inclusief rente nog een vordering van € 7.464,38 heeft op zowel [A] als [E]. Dat de vorderingen niet vast te stellen zijn omdat de jaarstukken van WWM niet zijn opgesteld of niet door de algemene vergadering van aandeelhouders is goedgekeurd snijdt geen hout. Dat is immers geen voorwaarde om een vordering jegens derden (waaronder individuele aandeelhouders) vast te stellen.
12.Dat de baten en lasten van de woning in Middelie worden geboekt in de onderneming van WWM doet aan het voorgaande evenmin af. Onvoldoende betwist hebben [A] en Van den Biggelaar dat daarover tussen partijen overeenstemming was. Dat WWM te weinig baten heeft geboekt, hebben zij onvoldoende onderbouwd. Dat de huurster van die woning, de dochter van [J], te weinig huur betaalt, raakt WWM niet.
13.De vorderingen van WWM zijn opeisbaar en [A] en Van den Biggelaar zijn met de betaling daarvan in verzuim. WWM heeft [A] en Van den Biggelaar aangemaand tot aanzuivering van de rekening courant over te gaan. Dat zij daarbij een onredelijke termijn voor betaling heeft gesteld, is niet gebleken. Weliswaar is dit geschil slechts een onderdeel van de algehele ontvlechting die moet plaatsvinden tussen [J], enerzijds, en [A] en [E], anderzijds, maar gesteld noch gebleken is dat WWM zich hierbij opstelt in strijd met de jegens hen in acht te nemen normen van redelijkheid en billijkheid. Dit te meer omdat laatstgenoemden er, ondanks de inmiddels jarenlang durende impasse, kennelijk vooralsnog van afzien hun aanspraken tegenover WWM en/of [J] in rechte af te dwingen.
14.De vorderingen van WWM zijn dan ook toewijsbaar als na te melden. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, is niet relevant. Voor zover [A] en Van den Biggelaar nog stellen een vordering op WWM te hebben en deze te willen verrekenen met de onderhavige vorderingen, overweegt de kantonrechter dat voor een beroep op verrekening door Van den Biggelaar geen plaats is omdat de gegrondheid van de vordering van Van den Biggelaar niet op eenvoudige wijze is vast te stellen (zie artikel 6:136 Burgerlijk Wetboek).
15.De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn, voor zover hierna toegewezen, redelijk.
16.[A] en Van den Biggelaar dienen als de in het ongelijk te stellen partijen in de proceskosten te worden veroordeeld, met dien verstande dat de gevorderde nakosten zullen worden afgewezen, daar thans niet duidelijk is of deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt en zo ja tot welk bedrag. Bovendien heeft de wet hierover in artikel 237 lid 4 Rv een afzonderlijke rechtsgang voorgeschreven.
Veroordeelt [A] om aan WWM tegen kwijting te betalen een bedrag van € 7.464,38, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2012 tot de dag van betaling.
Veroordeelt Van den Biggelaar om aan WWM tegen kwijting te betalen een bedrag van € 7.464,38, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2012 tot de dag van betaling
Veroordeelt [A] en Van den Biggelaar hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan WWM tegen kwijting te betalen € 952,00 ter zake buitengerechtelijke incassokosten.
Veroordeelt [A] en Van den Biggelaar, hoofdelijk zoals hiervoor vermeld, in de proceskosten, die tot heden voor WWM worden vastgesteld op een bedrag van € 1.849,17 (€ 76,17 aan dagvaardingskosten, € 873,00 aan griffierecht en een bedrag van € 900,00 voor salaris van de gemachtigde van WWM).
Verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 22 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.