RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2012 in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], eiser,
(gemachtigde: mr. drs. G.A.M.C. Verschuren),
Allure Stichting voor openbaar primair onderwijs, verweerster,
(gemachtigde: mr. drs. A. Hoekstra-Borzymowska).
Bij besluit van 25 februari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerster eiser per 1 maart 2011 onder toepassing van artikel 4.15, derde lid, onder e, van de CAO Primair Onderwijs 2009 (hierna: CAO) de disciplinaire maatregel van ontslag opgelegd.
Bij besluit van 1 juni 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is [naam1] verschenen, algemeen directeur van de Stichting Allure.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
1.1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2. Eiser is op 5 februari 1980 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van verweerster. Tot 1 augustus 2010 werkte hij als directeur en laatstelijk als adjunct-directeur op de openbare basisschool [naam2]. Naast zijn directiewerkzaamheden gaf eiser in de jaren 2008/2009 les aan groep 6/7; in de jaren 2009/2010 was hij tevens aanvullende leerkracht in de bovenbouwgroepen. In de jaren 2010/2011 was eiser naast adjunct-directeur tevens werkzaam als leerkracht in de groepen 3/4 en 7/8 en als intern begeleider. Als intern begeleider gaf hij elke week individuele begeleiding aan leerlingen met leerproblematiek.
1.3. In 2008 is eiser in verband met mogelijke betrokkenheid bij een misdrijf op grond van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, te weten het in bezit hebben van kinderporno, door de politie aangehouden.
1.4. Bij vonnis van 7 december 2010 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van deze rechtbank eiser veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. Uit het vonnis blijkt dat naar het oordeel van de rechtbank vast staat dat eiser 17 afbeeldingen van kinderpornografische aard bewust op zijn computer heeft opgeslagen en dat deze afbeeldingen niet slechts per ongeluk door het surfen op internet op eisers computer terecht kunnen zijn gekomen.
2.1. Verweerster heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat zij op basis van de bewijsmiddelen in het strafvonnis een zelfstandige afweging heeft gemaakt ten aanzien van eisers gedragingen. Voor verweerster staat vast dat eiser pornosites heeft bezocht waaronder een paar met kinderporno en dat eiser downloads van de kinderporno heeft gemaakt. Door het bekijken en downloaden van kinderporno draagt eiser bij aan de instandhouding van de vraag hiernaar en daarmee ook aan het seksueel misbruik van kinderen en de exploitatie van kinderen. Dit gedrag moet worden gekwalificeerd als het doen van iets dat een goed werknemer en zeker een directeur van een basisschool in gelijke omstandigheden behoort na te laten. Eiser heeft de reputatie en de geloofwaardigheid van de school en haar lerarenkorps beschadigd. Als school heeft verweerster een maatschappelijke verantwoordelijkheid en daarvoor is onder meer noodzakelijk dat leraren zich van die maatschappelijke verantwoordelijkheid bewust zijn en daarnaar handelen. Door eisers zeer onaangepaste internetgebruik heeft hij dat niet getoond en is er sprake van plichtsverzuim.
Voorts levert het nalaten om verweerster in 2008 op de hoogte te stellen van de strafrechtelijke verdenking plichtsverzuim op. Als directeur diende eisers handelen gericht te zijn op het belang van verweerster en dat van de ouders en kinderen die daarvan afhankelijk zijn. Nu eiser heeft nagelaten zijn mogelijke betrokkenheid te melden, is sprake van niet integer gedrag. Naar de mening van verweerster rechtvaardigt het gepleegde plichtsverzuim het disciplinaire ontslag.
2.2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het besluit tot disciplinair ontslag ten onrechte is genomen. Eiser ontkent kinderpornosites te hebben bezocht en afbeeldingen van kinderporno te hebben gedownload. Het bezoeken van pornosites, niet zijnde kinderporno, en het opslaan van pornoafbeeldingen levert geen plichtsverzuim op. Aan verweersters standpunt dat eiser wel kinderporno heeft gedownload, ligt geen deugdelijk feitenonderzoek ten grondslag. Verweerster kan het ontslagbesluit evenmin baseren op het strafvonnis en eiser verwijst daarbij naar de uitspraken van 11 december 2011 en 18 augustus 2011 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), LJN: BG9707 respectievelijk BR5553. Ook is de strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk geworden en al daarom is het strafontslag niet de juiste disciplinaire maatregel.
Mogelijk had eiser in 2008 een andere afweging moeten maken ten aanzien van het inlichten van verweerster maar zijn afweging kwam voort uit zijn overtuiging dat hij onschuldig is. Door zijn zwijgen is echter niemand geschaad. Ook het Openbaar Ministerie (OM) heeft verweerster in 2008 niet geïnformeerd. Indien al sprake zou zijn van plichtsverzuim, is dat niet zodanig dat het disciplinaire ontslag hierop gebaseerd kan zijn. Ten slotte heeft eiser gesteld dat verweerster geen inzicht heeft gegeven in de gemaakte belangenafweging.
3. Artikel 4.15. van de CAO primair onderwijs (hierna: CAO), zoals dat gold ten tijde hier in geding, luidt als volgt.
1. De werknemer die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan om die reden disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
3. De disciplinaire maatregelen die kunnen worden opgelegd zijn:
a. schriftelijke berisping;
b. overplaatsing naar een andere instelling onder hetzelfde bevoegde gezag;
c. inhouding van salaris;
d. schorsing voor maximaal 6 maanden;
e. ontslag.
4. (…).
5. (…).
6. (…).
4.1. De rechtbank stelt vast dat eiser door verweerster disciplinair is gestraft met ontslag op de grond dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Het aan eiser verweten plichtsverzuim is gebaseerd op het bekijken en downloaden van kinderporno en het nalaten verweerster in 2008 te informeren omtrent de toen gerezen strafrechtelijke verdenking hiervan.
4.2. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie onder andere zijn uitspraak 28 april 2011, LJN: BQ3430) gelden in het ambtenarentuchtrecht weliswaar niet die strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn, maar is voor de constatering van plichtsverzuim, dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven, noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt.
4.3. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn opvatting dat verweerster een afzonderlijk disciplinair onderzoek had moeten instellen en zich niet heeft kunnen baseren op de het strafvonnis. Een afzonderlijk disciplinair onderzoek is vereist indien er signalen van ongewenst gedrag zijn die onderzocht dienen te worden om een goed beeld van de situatie te krijgen. Dat eiser zich aan de hem verweten gedragingen schuldig heeft gemaakt, kon door verweerster worden vastgesteld aan de hand van de bewijsmiddelen zoals deze zijn genoemd in het strafvonnis waarvan verweerster inhoudelijk kennis had genomen. In zoverre is onderhavige situatie niet gelijk aan de situaties in de door eiser genoemde jurisprudentie. Een afzonderlijk disciplinair onderzoek door verweerster naar de aan eiser verweten gedragingen had ook niets aan het strafrechtelijke onderzoek kunnen toevoegen. Gezien eisers ontkenning van de gedragingen was het voor verweerster ook niet zinvol eiser hierover nader te bevragen. De rechtbank acht tevens van betekenis dat eiser de gelegenheid heeft gehad om zich uit te laten over de door verweerster aan de hand van de bewijsmiddelen in het strafvonnis vastgestelde gedragingen bij het geven van zijn zienswijze op het voorgenomen besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster dan ook voldaan aan haar onderzoeksplicht.
4.4. Uit de overwegingen in het voornemen tot disciplinair ontslag van 19 januari 2011 blijkt dat verweerster het bekijken en downloaden van kinderporno als een zeer ernstig delict beschouwt en dit gedrag alsmede het nalaten verweerster direct over de strafrechtelijke verdenking in te lichten, kwalificeert als zeer ernstig plichtverzuim. Verweerster heeft dit standpunt in het primaire besluit zowel als in het betreden besluit gehandhaafd.
4.5. Voor de rechtbank staat vast dat eiser in de periode van 17 maart 2007 tot en met 17 september 2008 in het bezit is geweest van 17 kinderpornografische afbeeldingen die hij bewust heeft gedownload. De rechtbank baseert dit oordeel op de weergave van de bewijsmiddelen in het strafvonnis. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen, zoals die zijn opgenomen in het strafvonnis, kunnen worden aangemerkt als deugdelijk vastgestelde gegevens.
4.6. De rechtbank is voorts van oordeel dat het feit dat het strafvonnis (nog) niet onherroepelijk is er niet aan in de weg staat dat de daarin door de strafrechter gebruikte bewijsmiddelen ten grondslag worden gelegd aan ontslag als disciplinaire maatregel. Daartoe overweegt de rechtbank dat het ontslag is gebaseerd op artikel 4.15 van de CAO (plichtsverzuim) en niet op artikel 4.7, aanhef en onder h, van de CAO (ontslag wegens een onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf). Verweerster heeft op basis van de weergave van de bewijsmiddelen in het strafvonnis een zelfstandige afweging gemaakt over de vraag of aannemelijk is dat de daarin beschreven feiten zich hebben voorgedaan en of deze voldoende grond opleveren om plichtsverzuim aan te nemen.
4.7. Het bekijken en downloaden van kinderpornografische afbeeldingen door een directeur/leraar van een basisschool aan wiens zorg minderjarige leerlingen zijn toevertrouwd is zonder meer aan te merken als plichtverzuim. Ook het niet melden van de naar aanleiding van de verdenking van deze gedraging ingezette strafrechtelijke vervolging aan verweerster draagt bij aan het plichtsverzuim. Dat het OM verweerster niet over deze ingezette strafrechtelijke vervolging heeft ingelicht, ontslaat eiser niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. Eiser had moeten begrijpen dat een dergelijke verdenking in relatie tot zijn werkzaamheden niet voor verweerster verzwegen had mogen worden. Nu niet gebleken is dat het plichtsverzuim eiser niet is toe te rekenen, was verweerster bevoegd eiser in verband met dit plichtsverzuim disciplinair te straffen.
4.8. Ten slotte volgt de rechtbank eiser evenmin in zijn stelling dat verweerster geen belangenafweging heeft gemaakt. Uit het voornemen tot disciplinair ontslag van 19 januari 2011 blijkt immers dat verweerster zich bewust is van de zeer ingrijpende gevolgen van het disciplinaire ontslag voor eiser en zijn gezin maar dat eiser - gelet op zijn functie als directeur en de aard en ernst van het plichtsverzuim - de gevolgen van zijn handelen had kunnen voorzien. Het ontslag is volgens het voornemen niet onevenredig en dit standpunt heeft verweerster in het primaire zowel als in het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank terecht gehandhaafd. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat verweerster in redelijkheid geen gebruik heeft mogen maken van haar bevoegdheid eiser de straf van disciplinair ontslag op te leggen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Luigjes, voorzitter, en mr. drs. C.M. van Wechem en
mr. N.O.P. Roché, leden, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.