ECLI:NL:RBALK:2012:BY7095

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/278
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een leraar bij de Europese School wegens beëindiging van detachering en discriminatie op grond van handicap

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een lerares, eiseres, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder. Eiseres was gedetacheerd bij de Europese School te Bergen, Noord-Holland, en heeft in maart 2009 slokdarmkanker gekregen, wat leidde tot een vermindering van haar stemvolume. Na een periode van ziekteverlof en re-integratie-inspanningen, heeft de Secretaris-Generaal van de Europese Scholen op 18 februari 2011 besloten de detachering van eiseres per 1 september 2011 te beëindigen. Eiseres heeft hiertegen verzet aangetekend en verweerder heeft haar vervolgens op 25 mei 2011 eervol ontslag verleend.

De rechtbank heeft onderzocht of verweerder zijn zorgplicht heeft geschonden door onvoldoende te doen om discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte te voorkomen. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) had eerder geoordeeld dat de Europese School verboden onderscheid had gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder zich voldoende had ingespannen voor de re-integratie van eiseres. De rechtbank concludeerde dat verweerder geen bevoegdheid had om het besluit van de Secretaris-Generaal tot beëindiging van de detachering ongedaan te maken, en dat het ontslag van eiseres terecht was verleend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van de zorgplicht en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke bepalingen omtrent gelijke behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van de detachering en het daaropvolgende ontslag van eiseres niet in strijd waren met de wet, en dat verweerder zijn verplichtingen naar behoren is nagekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/278
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2012 in de zaak tussen
[naam eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. J.P. van Breugel),
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder
(gemachtigde: mr. L.E. van der Weij).
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres met ingang van 1 september 2011 eervol ontslag verleend. Bij brief van 6 juli 2011 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 14 juli 2011 heeft eiseres de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 15 september 2011 (zaaknummer 11/1799 AW) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 5 januari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] en [naam 2].
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
Overwegingen
1.1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.2. Eiseres is bij besluit van verweerder van 1 juli 2008 met ingang van 1 september 2008 benoemd tot leraar in vaste dienst aan de [naam afdeling] afdeling voor primair onderwijs aan de Europese School te Bergen, Noord-Holland (de ESB). De aanstelling is geschied ten behoeve van de detachering van eiseres aan het bevoegd gezag van de Europese Scholen. Gedurende de detachering is het “Statuut van het Gedetacheerd Personeel van de Europese Scholen” voor eiseres van toepassing. De detachering is namens verweerder begeleid door de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (de NOB).
In maart 2009 is eiseres getroffen door slokdarmkanker, waarbij zij als gevolg van een operatieve ingreep haar stemvolume nagenoeg geheel is kwijtgeraakt. Eiseres is slechts nog in staat te fluisteren.
De NOB heeft eiseres bij brief van 12 januari 2010 medegedeeld dat de proefperiode van eiseres van twee jaar wordt verlengd met één jaar, omdat zij in verband met haar ziekteverlof waarschijnlijk niet beoordeeld kan worden. Daarbij is tevens bericht dat de beoordeling ter afronding van de proefperiode zal worden verplaatst naar het derde proefjaar.
De bedrijfsarts heeft eiseres per 21 april 2010 voor 50% arbeidsgeschikt verklaard en per 21 juni 2010 voor 100%. Er is een re-integratietraject gestart, met als doel eiseres te laten hervatten in haar functie als leerkracht bij de ESB.
1.3. De inspecteur Europese Scholen Primair Onderwijs (de Inspecteur) heeft op 20 januari 2011 rapport uitgebracht. Hierin is, onder meer, vermeld dat eiseres een ervaren leerkracht is met goede pedagogisch-didactische vaardigheden. Zij maakt gebruik van apparatuur om haar stem te versterken. In het door twee onafhankelijke experts uitgebrachte adviesrapport zijn de vaardigheden van eiseres en de wijze waarop zij gebruik maakt van de apparatuur zeer positief beoordeeld. In de afgelopen maanden hebben zich echter een aantal incidenten voorgedaan, die de werkverhoudingen hebben verstoord en de werkrelaties op scherp hebben gezet. Eiseres heeft er blijk van gegeven weinig vertrouwen te hebben in de schoolleiding en ook de verhoudingen met collega’s zijn onder druk gezet. Gezien de interventies van eiseres op gebeurtenissen in de school en op besluiten van het management heeft de directie weinig vertrouwen meer in eiseres. Zij toont te weinig begrip voor het standpunt en de positie van de school en ze aanvaardt niet de specifieke regelingen die van toepassing zijn op de Europese School. De Inspecteur heeft in haar rapport geconcludeerd dat, gelet op de verstoorde verhoudingen tussen eiseres en de schoolgemeenschap, er onvoldoende basis is om in goede harmonie onderwijs van voldoende kwaliteit in de kleuterklas te kunnen garanderen. De inspecteur heeft daarom geadviseerd om de tijdelijke benoeming van eiseres niet om te zetten in een verlenging.
Eiseres heeft zich op 24 januari 2011 ziek gemeld.
De Secretaris-Generaal van de Europese scholen (de Secretaris-Generaal) heeft op 18 februari 2011 besloten de detachering van eiseres bij de ESB per 1 september 2011 te beëindigen. Eiseres is hierover in kennis gesteld bij brief van 4 maart 2011. Eiseres heeft hiertegen verzet aangetekend.
Bij brief van 5 april 2011 heeft verweerder aan eiseres bericht dat hij voornemens is haar ontslag te verlenen en haar dienstverband per 1 september 2011 te beëindigen. Bij brief van 20 april 2011 heeft eiseres haar zienswijze op dit voornemen kenbaar gemaakt.
1.4. De Kamer van Beroep van de Europese Scholen (de Kamer van Beroep) heeft bij uitspraak van 28 april 2011 het verzet van eiseres tegen de beëindiging van de detachering afgewezen, omdat een personeelslid niet rechtstreeks bezwaar kan aantekenen bij de Kamer van Beroep maar eerst administratief verzet moet instellen bij de Secretaris-Generaal. Vervolgens heeft eiseres een verzoek om revisie bij de Kamer van Beroep ingediend.
1.5. Verweerder heeft bij het primaire besluit eiseres met ingang van 1 september 2011 eervol ontslag verleend wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 4.7 onder k, van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Primair Onderwijs (CAO-PO), zijnde het vervallen van de detacheringsmogelijkheid en het niet beschikbaar zijn van andere passende werkzaamheden.
1.6. De Commissie Gelijke Behandeling (de CGB) heeft in haar oordeel van 23 augustus 2011 uitgesproken dat de ESB jegens eiseres verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte bij de arbeidsomstandigheden en door de arbeidsverhouding (detachering) te beëindigen.
1.7. Op 2 december 2011 heeft de Kamer van Beroep afwijzend beslist op het verzoek van eiseres om herziening van het besluit van de Secretaris-Generaal om de detachering bij de ESB te beëindigen.
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag het standpunt van verweerder dat hij geen beslissingsbevoegdheid heeft inzake het niet verlengen van de detachering. Het besluit van de Secretaris-Generaal om de detachering niet te verlengen, is in rechte onaantastbaar geworden. Dit betekent dat het einde van de detachering per 1 september 2011 voor verweerder een vaststaand gegeven is. Gelet hierop kon verweerder niet anders dan eiseres ontslag te verlenen. Het was en is voor verweerder onmogelijk om eiseres in een andere, onder zijn gezagsbereik vallende, onderwijsfunctie te herplaatsen. Sinds de overdracht van de Rijksscholen zijn er namelijk geen scholen meer die onder zijn gezagsbereik vallen.
De reden voor het beëindigen van het dienstverband is enkel gelegen in het niet verlengen van de detachering door de Secretaris-Generaal. De door eiseres gestelde discriminatoire behandeling heeft betrekking op de naar eiseres’ mening voorgewende reden voor het beëindigen van de detachering en niet op de reden voor beëindiging van haar dienstverband.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zich als behoorlijk werkgever heeft gedragen binnen de mogelijkheden die het Statuut haar biedt. Formeel heeft verweerder geen bevoegdheden op het gebied van de detachering. Beslissingen daarover zijn voorbehouden aan de Secretaris-Generaal. Ook ten aanzien van het assessment van de Inspecteur en het evaluation report van de directeur van de ESB heeft verweerder statutair gezien geen bevoegdheden. De NOB, die namens verweerder optreedt, heeft bij de ESB meermaals aangedrongen op een goede re-ïntegratie en gewezen op het recht om conform de bepalingen van het Statuut beoordeeld te worden. Dit heeft er toe geleid dat de Secretaris-Generaal akkoord is gegaan met het ondersteuningstraject, de apparatuur en het assessment met deskundigen. Uiteindelijk hebben deze inspanningen van verweerder echter niet geleid tot een verlenging van de detachering door de ESB.
3.1. Op grond van artikel 4.7, aanhef en onder k, van de CAO-PO kan de werknemer met inachtneming van het in artikel 4.8 bepaalde ontslag worden verleend op grond van andere met name genoemde en aan de werknemer schriftelijk medegedeelde redenen van gewichtige aard.
3.2. Op grond van artikel 2 van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgb/cz) houdt het verbod van onderscheid mede in dat degene, tot wie dit verbod zich richt, gehouden is naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen.
Op grond van artikel 4 van de Wgb/cz is onderscheid verboden bij:
[…]
c. het aanstellen tot ambtenaar en het beëindigen van het dienstverband van een ambtenaar;
[…]
h. arbeidsomstandigheden.
3.3. Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen is de Kamer van Beroep in eerste en laatste instantie exclusief bevoegd om, na uitputting van de bestuurlijke procedure, uitspraak te doen in alle geschillen betreffende de toepassing van dit Verdrag op de hierin bedoelde personen, met uitsluiting van het administratief en dienstpersoneel, en betreffende de wettigheid van een besluit dat gebaseerd is op het Verdrag of op grond van dit Verdrag vastgestelde regels waardoor die personen benadeeld worden en dat genomen is door de Raad van Bestuur of het Dagelijks Bestuur binnen de uitoefening van de bevoegdheden die hun bij dit Verdrag zijn verleend. Wanneer het gaat om een geschil over geldzaken, heeft de Kamer van Beroep volledige rechtsmacht.
De voorwaarden en uitvoeringsbepalingen betreffende die beroepen zijn naar gelang van het geval geregeld in de bepalingen betreffende de rechtspositie van het onderwijzend personeel, in de regeling welke van toepassing is op docenten met een beperkte leeropdracht, of in het Algemeen Reglement van de Scholen.
4.1 De rechtbank stelt voorop dat verweerder mede uit hoofde van de Wgb/cz de zorgplicht heeft om onder zijn gezag vallende ambtenaren te beschermen tegen discriminatie in de werkomgeving. Dat eiseres gedetacheerd was bij de ESB laat de zorgplicht van verweerder als formele werkgever onverlet. Deze zorgplicht houdt in het onderhavige geval in dat verweerder zich moet inspannen dat ook degene die het feitelijke gezag uitoefent in de arbeidsverhouding, in dit geval de ESB, zich onthoudt van discriminatie. Ter beantwoording staat dan ook de vraag of verweerder voldoende heeft gedaan om te voorkomen dat de ESB jegens eiseres een verboden onderscheid zou maken op grond van handicap of chronische ziekte.
4.2 Bij de beantwoording van deze vraag is het oordeel van de CGB van 23 augustus 2011 in de zaak tussen eiseres en de ESB van belang, aangezien de CGB daarin heeft vastgesteld op welke aspecten de ESB al of niet een verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt. Het gaat daarbij om het verrichten van doeltreffende aanpassingen, de bejegening, de re-integratie-inspanningen en de beëindiging van de detachering.
Het verrichten van doeltreffende aanpassingen
5.1. In haar oordeel van 23 augustus 2011 heeft de CGB aangegeven dat de ESB geen (verboden) onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt bij het verrichten van doeltreffende aanpassingen. Gezien dit oordeel van de CGB kan niet worden staande gehouden dat verweerder op dit punt de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. Van een dergelijke schending kan immers slechts sprake zijn als vast staat dat de ESB een verboden onderscheid heeft gemaakt.
De bejegening van eiseres
6.1. Eiseres heeft aangevoerd dat de directeur van de ESB herhaalde malen heeft gezegd dat hij geen onderwijzeres met een handicap als die van haar in dienst wilde hebben.
In haar oordeel van 23 augustus 2011 heeft de CGB aangegeven dat eiseres haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd en dat de ESB een andere lezing geeft van hetgeen door de directeur van de ESB is gezegd. Volgens de CGB heeft eiseres geen feiten aangevoerd die kunnen doen vermoeden dat sprake is van een discriminatoire bejegening van eiseres door de ESB. Gezien dit oordeel van de CGB kan niet worden staande gehouden dat verweerder op dit punt de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden.
De re-integratie-inspanningen
7.1. In haar oordeel van 23 augustus 2011 heeft de CGB aangegeven dat eiseres zich voornamelijk zelf voor haar re-integratie heeft ingespannen, samen met haar formele werkgever (verweerder), het UWV en de Onderwijsinspectie. De ESB heeft zich echter sceptisch opgesteld en zich grotendeels afzijdig gehouden. De CGB heeft gelet hierop geconcludeerd dat de ESB in dit opzicht tekort is geschoten en daarmee direct een verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte bij de arbeidsomstandigheden heeft gemaakt.
7.2. Gelet op dit oordeel van de CGB ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of verweerder zich voldoende heeft ingespannen om te voorkomen dat de ESB zich schuldig zou maken aan het maken van een verboden onderscheid.
7.3. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder zich onvoldoende heeft ingespannen om de re-integratie van eiseres succesvol te laten verlopen en eiseres te behouden in haar functie van leerkracht bij de ESB. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat diverse gesprekken hebben plaatsgevonden tussen, onder meer, eiseres en een vertegenwoordiger van het NOB namens verweerder over de (voortgang van de) re-integratie van eiseres. Voorts is in aanmerking genomen dat de NOB de directie van de ESB op 11 juni 2010 heeft aangeboden om, zolang eiseres nog niet beschikt over de audioapparatuur om een volledige groep les te geven, haar met behulp van een kleine speakerset onderwijsgevende werkzaamheden te laten verrichten aan kleinere groepen kinderen en om een vervangende groepsleerkracht ter beschikking te stellen aan de school tot het einde van het schooljaar.
Op 22 oktober 2010 heeft de NOB, samen met de Inspecteur, een gesprek gevoerd met de ouders van de leerlingen van eiseres naar aanleiding van door de ouders geuite zorgen over de taalontwikkeling van hun kinderen. Naar aanleiding van die bijeenkomst heeft de NOB namens verweerder bij brief van 8 november 2010 de Secretaris-Generaal van de Europese Scholen aangeboden om ter ondersteuning van eiseres tot het eind van dat schooljaar een klassenassistent op basis van een contract van 50% aan te stellen (op kosten van verweerder), en een extern onderzoek te laten verrichten naar de vraag of de spraakhandicap van eiseres de taalverworvenheden van haar leerlingen in gevaar brengt, met inachtneming van de organisatorische faciliteiten verstrekt door de schoolleiding en de apparatuur door de Nederlandse overheid. Daarbij is uitdrukkelijk vermeld dat de NOB haar zorg uitspreekt over het gebrek aan solidariteit binnen de schoolgemeenschap.
De aangezochte twee externe deskundigen hebben in hun rapport van 13 januari 2011 positief gerapporteerd. Zij concluderen dat sprake is van een optimale re-integratie. Wel zal een (gedeeltelijke) aanwezigheid van een onderwijsassistent noodzakelijk blijven. De huidige (technische) hulpmiddelen zijn door de deskundigen adequaat geacht. Vanuit preventief oogpunt (het behoud van eiseres in haar eigen werk) is geadviseerd met enige regelmaat te bespreken of de aanwezige hulpmiddelen nog voldoen.
7.4. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op het punt van de re-integratie van eiseres niet te kort is geschoten in zijn zorgplicht en derhalve (zelf) geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte bij de arbeidsomstandigheden heeft gemaakt. De omstandigheid dat de re-integratie ten gevolge van de ontstane vertrouwensbreuk tussen eiseres en de ESB uiteindelijk niet succesvol is afgerond, kan aan het vorenstaande niet afdoen.
De beëindiging van de detachering
8.1. De CGB heeft op 23 augustus 2011, verwijzend naar hetgeen zij heeft overwogen over de re-integratie van eiseres, geoordeeld dat sprake is van feiten die kunnen doen vermoeden dat sprake is van onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte bij de beëindiging van de detachering. De houding van de ESB tegenover de re-integratie van eiseres heeft immers een rol gespeeld bij de verharding van de arbeidsverhoudingen tussen eiseres en de ESB. Dit heeft op zijn beurt geresulteerd in het advies van de Inspecteur en het voornemen van de ESB om de arbeidsverhouding met eiseres te beëindigen. Volgens de CGB heeft de ESB niet bewezen dat hij niet in strijd met de wet heeft gehandeld.
8.2. De omstandigheid dat de ESB, naar het oordeel van de CGB, bij de beëindiging van de detachering verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte, geeft de rechtbank geen reden om te oordelen dat verweerder zich daaraan ook schuldig heeft gemaakt. Daarbij is van belang dat verweerder inzake het door de Secretaris-Generaal genomen besluit tot beëindiging van de detachering geen enkele bevoegdheid heeft. Dit besluit is immers genomen op grond van het Statuut van het bij de Europese scholen gedetacheerd personeel. Tegen dit besluit stond een aparte, exclusieve rechtsgang open, bestaande uit een bestuurlijke procedure en vervolgens het instellen van beroep bij de Kamer van Beroep. Vast staat dat de door eiseres beproefde rechtsmiddelen er niet toe hebben geleid dat het besluit van de Secretaris-Generaal is herroepen.
8.3. Aangezien verweerder als formele werkgever van eiseres geen bevoegdheid toekwam om het door de Secretaris-Generaal genomen besluit ongedaan te maken, kan niet worden staande gehouden dat verweerder op het punt van de beëindiging van de detachering is tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens eiseres. Zoals de rechtbank onder rechtsoverweging 7.3. met betrekking tot de re-integratie van eiseres heeft overwogen, is zij van oordeel dat verweerder zich voldoende heeft ingespannen om te bewerkstelligen dat eiseres in haar werk bij de ESB kon hervatten en dat zij dit werk ook zou kunnen behouden. Dat er uiteindelijk in de loop van het re-integratietraject een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen eiseres en de ESB en dit tot het besluit van de Secretaris-Generaal heeft geleid, kan verweerder onder de gegeven omstandigheden niet worden aangerekend.
8.4. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het besluit tot beëindiging van de detachering terecht als een gegeven aangemerkt. Verweerder heeft voorts zorgvuldig gehandeld door te wachten met het nemen van een besluit op het bezwaarschrift van eiseres totdat de Kamer van Beroep een beslissing had genomen op het door eiseres ingediende verzoek om revisie van haar uitspraak van 28 april 2011.
9.1. Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie onder meer de uitspraak van 20 september 2007, LJN BB5144) is verweerder vanwege het einde van de detachering bevoegd tot het verlenen van een ontslag op grond van redenen van gewichtige aard. Hij heeft daarbij wel de plicht zich in te spannen voor de herplaatsing van de betrokken ambtenaar.
9.2. Vast staat dat verweerder eiseres niet in een onderwijsfunctie kan herplaatsen, omdat binnen zijn gezagsbereik geen daarvoor in aanmerking komende scholen (meer) aanwezig zijn. Verweerder heeft voor de inhoudelijke begeleiding aan eiseres de inschakeling van een professioneel bureau, ter keuze van eiseres en op kosten van verweerder, aangeboden. Deze begeleiding is tot op heden feitelijk niet tot stand gekomen omdat eiseres - naar ter zitting is gebleken - zich daartoe wegens haar gezondheidstoestand (nog) niet in staat acht. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat zijn aanbod om zich in te spannen voor de terugkeer van eiseres op de arbeidsmarkt, nog steeds van kracht is. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in voldoende mate aan zijn inspanningsverplichting inzake de herplaatsing van eiseres heeft voldaan.
10. De rechtbank concludeert dat het besluit van verweerder om eiseres met ingang van 1 september 2011 eervol ontslag te verlenen, stand houdt. Het beroep is daarom ongegrond. Nu van onrechtmatige besluitvorming geen sprake is, wordt het verzoek van eiseres om schadevergoeding in de zin van artikel 8:73 van de Awb afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.O.P. Roché, voorzitter, mr. drs. C.M. van Wechem en mr. T. Luigjes , leden, in aanwezigheid van mr. C. Bankert, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2012.
griffier voorzitter
de griffier is buiten staat deze uitspraak
te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.