RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/repnr.: 417590 OA VERZ 12-180
Uitspraakdatum: 26 november 2012
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap Loos Cacao B.V., gevestigd te Berkhout
verzoekende partij
verder ook te noemen: Loos
gemachtigde: mr. A.J. Butter, advocaat te Hoorn
[naam], wonende te [plaats]
verwerende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
procederend in persoon.
1. Loos heeft op 27 september 2012 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en [werknemer]. Daar heeft [werknemer] bij verweerschrift op gereageerd.
2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2012, waar voor Loos is verschenen [X], directeur, bijgestaan door mr. Butter, en waar [werknemer] in persoon is verschenen. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht. Bij brief van 8 november 2012 heeft Loos nog nadere stukken overgelegd.
3. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
4. [werknemer], geboren op [datum], is op 20 september 2010 via een uitzendbureau gaan werken bij Loos. Op 1 april 2011 is [werknemer] bij Loos in dienst getreden, in de functie van algemeen medewerker, tegen een salaris van € 2.300,00 bruto per maand, exclusief toeslagen.
5. De arbeidsovereenkomst tussen Loos en [werknemer] is in eerste instantie aangegaan voor bepaalde tijd en nadien drie maal verlengd. Door een misverstand is Loos er aanvankelijk van uitgegaan dat de laatstelijk verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou aflopen per 29 september 2012, maar later is haar gebleken dat inmiddels al een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan.
6. Bij brief van 17 september 2012 heeft Loos aan [werknemer] een voorstel gedaan voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daar heeft [werknemer] niet mee ingestemd.
Het geschil
7. Loos verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden wegens gewichtige redenen, gelegen in veranderingen in de omstandigheden. Aan haar verzoek heeft Loos ten grondslag gelegd dat het aanbod van werkzaamheden onvoldoende is. Ter ondersteuning van haar verzoek heeft Loos de (voorlopige) geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2012 overgelegd. Verder heeft Loos erop gewezen dat zij bereid is om aan [werknemer] een vergoeding toe te kennen van € 2.592,- bruto.
8. [werknemer] voert aan dat er geen reden is voor ontbinding, omdat het volgens hem goed gaat met Loos en er nog voldoende werk is, zeker bij zijn afdeling. Verder wijst [werknemer] erop dat er bij Loos altijd sprake is geweest van drukke en minder drukke perioden, en dat ook uit interne berichten blijkt dat er nog genoeg activiteiten zijn. In geval van ontbinding verzoekt [werknemer] om vergoeding van de door hem te lijden schade.
9. De kantonrechter overweegt – ambtshalve – dat er geen sprake is van een opzegverbod dat in de weg staat aan ontbinding.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter is er echter onvoldoende grond om de arbeidsovereen¬komst te ontbinden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
11. De omstandigheid dat Loos door een misverstand heeft aangenomen dat de laatstelijk verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou aflopen per 29 september 2012, terwijl haar later is gebleken dat inmiddels al een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan, kan in deze zaak geen rol spelen. Die omstandigheid komt voor rekening en risico van Loos en kan niet meebrengen dat de arbeidsovereenkomst (mede) om die reden zou moeten eindigen.
12. Bij de beoordeling van de vraag of zich een noodzaak voordoet voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst om een bedrijfseconomische reden, zoekt de kantonrechter aansluiting bij de toetsingsnormen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) daarbij hanteert, zoals neergelegd in de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (gepubliceerd op www.werk.nl). Dat betekent niet dat de kantonrechter aan die normen gebonden is of daarvan niet zou kunnen afwijken, maar wel dat die normen mede tot uitgangspunt kunnen worden genomen bij eerdergenoemde beoordeling. Daarbij wijst de kantonrechter erop dat volgens aanbeveling 3.4 van de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) ook bij de beoordeling van de financiële positie van de werkgever in het kader van een zogenoemd ‘Habe-nichts en habe-wenig’-verweer aansluiting wordt gezocht bij de Beleidsregels Ontslagtaak UWV.
13. Uitgaande van het voorgaande mag van Loos redelijkerwijs verwacht worden dat zij ter onderbouwing van haar verzoek ten minste jaarstukken overlegt in de vorm van de balans en de winst- en verliesrekening over de laatste drie boekjaren, evenals stukken met betrekking tot een prognose over de komende zes maanden. Ook zal een behoorlijke toelichting op de urgentie en omvang van de te nemen maatregelen moeten worden verstrekt. In dat verband kan onder meer worden gevergd dat de oorzaak van de slechte financiële positie of de werkvermindering helder en inzichtelijk wordt gepresenteerd en toegelicht, dat
concrete feiten en omstandigheden worden benoemd waaruit de bedrijfseconomische noodzaak voor ontslag blijkt, dat wordt benoemd welke andere kostenbesparende maat¬regelen zijn of worden genomen, dat de reden van een (acute) werkvermindering wordt toegelicht en dat wordt toegelicht of dit structureel is, en dat wordt toegelicht wat de relatie is tussen de werkvermindering en het vervallen van de functie van de betreffende werknemer.
14. De kantonrechter stelt vast dat Loos ter motivering van haar verzoek in feite heeft volstaan met de opmerking dat het aanbod van werkzaamheden onvoldoende is, en dat zij ter onderbouwing daarvan alleen een (voorlopige) geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2012 heeft overgelegd. Daarmee heeft Loos haar verzoek, in het licht van hetgeen hiervoor onder punt 12 en 13 is overwogen, onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Loos heeft dus ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij vanwege bedrijfsecono¬mische omstandigheden genoodzaakt is om bezuinigingsmaatregelen door te voeren, en ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de functie van [werknemer] in dat kader is komen te vervallen en dat er geen andere passende arbeid voor [werknemer] zou zijn.
15. De conclusie is dat het verzoek zal worden afgewezen. De kantonrechter acht het redelijk dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst af.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 26 november 2012 in het openbaar uitgesproken.