ECLI:NL:RBALK:2012:BY5782

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
9 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
403750 OA VERZ 12-111
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning vergoeding na disfunctioneren werknemer

In deze zaak heeft de coöperatieve Rabobank Schagen-Wieringerland U.A. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer], die sinds 1 augustus 2003 in dienst was als Accountmanager zakelijke relaties MKB. De Rabobank stelde dat [werknemer] disfunctioneerde, met name door een gebrek aan groei in haar klantenportefeuille en een aantal incidenten met klantcontacten. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 juni 2012, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden per 1 augustus 2012, omdat de functie van [werknemer] niet meer beschikbaar was en er geen andere passende functies binnen de Rabobank waren. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding geheel in de risicosfeer van de Rabobank lag en dat [werknemer] geen verwijt te maken viel. De Rabobank had onvoldoende bewijs geleverd voor het disfunctioneren van [werknemer]. De kantonrechter kende [werknemer] een vergoeding toe van € 55.852,00 bruto, met toepassing van correctiefactor C=1.5, en bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. De beschikking werd gegeven door mr. P.J. Jansen op 9 juli 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/repnr.: 403750 OA VERZ 12-111
Uitspraakdatum: 9 juli 2012
Beschikking in de zaak van:
de coöperatieve Rabobank Schagen-Wieringerland U.A., gevestigd te Schagen
verzoekende partij
verder ook te noemen: de Rabobank
gemachtigde: mr. S. van Ketel, advocaat te Alkmaar
tegen
[naam], wonende te Hauwert
verwerende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. J.W.J. Nolta-Stabel, verbonden aan de Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg.
Het procesverloop
1. De Rabobank heeft op 16 mei 2012 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en [werknemer]. Daar heeft [werknemer] bij verweerschrift op gereageerd.
2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2012, waar voor de Rabobank zijn verschenen [A], Directeur bedrijf, en [B], H&R adviseur, bijgestaan door mr. Van Ketel, en waar [werknemer] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Nolta-Stabel. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht, de Rabobank aan de hand van een pleitnota. Bij brief ingekomen op 19 juni 2012 heeft de Rabobank nog een nader stuk overgelegd.
3. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
De feiten
4. [werknemer], geboren op [datum], is op 1 augustus 2003 bij de Rabobank in dienst getreden, en laatstelijk werkzaam geweest in de functie van Accountmanager zakelijke relaties MKB, tegen een salaris van € 4.268,84 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
5. Bij brief van 12 juni 2007 heeft de Rabobank bevestigd dat [werknemer] per 1 mei 2007 is gaan werken in de functie van Accountmanager zakelijke relaties MKB.
6. In een ‘Prestatiedocument 2008’ van 10 februari 2009 zijn de resultaten van een beoordeling van het functioneren van [werknemer] neergelegd, waarbij op alle punten de score ‘goed’ is gegeven.
7. Volgens een ‘Prestatiedocument 2009’ van 16 maart 2010 variëren de resultaten van de beoordeling van ‘goed’ tot ‘zeer goed’. In een toelichting daarop van 10 maart 2010 is onder meer opgemerkt dat de ‘eigenwijsheid’ van [werknemer] nog de kop blijft opsteken en dat de focus van [werknemer] voor 2010 meer op resultaatgerichtheid en commerciële gerichtheid moet komen te liggen.
8. In een overzicht van zogenoemde ‘Bila’-gesprekken van 2010 is ten aanzien van een gesprek op 25 mei 2010 vermeld dat [werknemer] verbetering laat zien ten aanzien van het aantal aanvragen, maar dat het aantal klantgesprekken nog achterblijft.
9. In een e-mail van 6 september 2010 is van de zijde van de Rabobank aangegeven dat de groei in de portefeuille van [werknemer] te langzaam gaat voor een volwaardige functie als Accountmanager zakelijke relaties en dat moet worden gesproken over de vraag in welke functie [werknemer] wel tot haar recht zal komen. In een e-mail van 19 oktober 2010 merkt de Rabobank op dat zij vooral snelheid van werken mist bij [werknemer] en dat haar klanten-portefeuille te klein is. Daarbij is de afspraak gemaakt dat [werknemer] tot 1 april 2011 blijft doorwerken in haar functie en dat de situatie dan opnieuw wordt bekeken.
10. De Rabobank heeft in een e-mail van 18 januari 2011 aan de orde gesteld dat zij met vijf dossiers in aanraking was gekomen, waar problemen waren met klantcontacten van [werknemer].
11. Bij brief van 27 januari 2011 heeft de Rabobank aan [werknemer] meegedeeld dat er zodanige ontwikkelingen zijn dat [werknemer] niet langer in haar functie kan worden gehandhaafd. In vervolg daarop heeft de Rabobank bij e-mail van 18 februari 2011 aan [werknemer] drie opties voorgehouden, te weten beëindiging van het dienstverband middels een vaststellingsovereenkomst en toekenning van een vergoeding, een outplacementtraject, of geen actie van de kant van [werknemer], in welk geval zal worden verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
12. Volgens een ‘Prestatiedocument 2010’ van 2 februari 2011 variëren de resultaten van de beoordeling van ‘redelijk’, ‘goed’, tot ‘zeer goed’ en ‘uitmuntend’. Alleen op het punt ‘Resultaatdoelstelling’ wordt een score ‘slecht’ aangegeven. In de toelichting daarop is het functioneren van [werknemer] over het geheel als ‘redelijk’ beoordeeld, met name omdat onvoldoende verbetering werd geconstateerd.
13. Blijkens een gespreksverslag van 11 maart 2011 heeft [werknemer] aan de Rabobank verzocht om haar geschiktheid voor de functie Accountmanager zakelijke relaties te laten testen, en heeft de Rabobank aangegeven daarvoor niet open te staan.
14. Bij brief van 29 maart 2011 heeft de Rabobank meegedeeld dat [werknemer] tot 1 januari 2012 de tijd krijgt om een andere baan te vinden, waarna een verzoek zal worden gedaan om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
15. Met ingang van 1 juli 2011 is [werknemer] op basis van detachering gaan werken bij de Rabobank Noord-Holland Noord, in de functie van Intern accountmanager bedrijven. Die detachering is geëindigd per 1 januari 2012.
16. Per 1 januari 2012 is [werknemer] met zwangerschapsverlof gegaan. In een brief van 11 november 2011 heeft de Rabobank bevestigd dat [werknemer] op 22 april 2012 formeel weer aan het werk zal gaan, maar dat zij wordt vrijgesteld van werkzaamheden tot de uitspraak van de kantonrechter over de te verzoeken ontbinding.
Het geschil
17. De Rabobank verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden wegens gewichtige redenen, gelegen in veranderingen in de omstandigheden. Aan haar verzoek heeft de Rabobank– kort samengevat – ten grondslag gelegd dat [werknemer] op een aantal belangrijke onderdelen in haar functie van Accountmanager zakelijke relaties tekortschiet, zodanig dat [werknemer] deze niet meer kan vervullen. Daarbij heeft de Rabobank met name gewezen op het gebrek aan groei in de klantenportefeuille van [werknemer] en op een vijftal incidenten ten aanzien van de klantcontacten van [werknemer]. Een verbetertraject en een strakke begeleiding hebben volgens de Rabobank geen verandering kunnen brengen in het disfunctioneren. Nu er ook geen andere functie aanwezig is binnen de Rabobank, ziet de Rabobank geen ruimte meer voor voortzetting van de arbeidsrelatie. Verder verzoekt de Rabobank om in geval van toekenning van een vergoeding aan [werknemer] rekening te houden met het feit dat [werknemer] al negen maanden de tijd heeft gehad om een andere functie te vinden.
18. [werknemer] voert – zakelijk weergegeven – aan dat er geen sprake is van disfunctioneren. Volgens [werknemer] blijkt uit de stukken, waaronder de verschillende prestatiedocumenten, dat haar functioneren steeds overwegend als ‘goed’ is beoordeeld. [werknemer] wijst erop dat de kritiek van de Rabobank op haar resultaten niet terecht is, omdat uit de door haar overlegde Verkooprapportage van 2010 blijkt dat zij juist als enige accountmanager in staat is geweest haar portefeuille uit te breiden. Ook meent [werknemer] dat haar klantcontacten steeds goed zijn geweest en dat de door de Rabobank genoemde incidenten niet de conclusie kunnen dragen dat zij disfunctioneert. Verder betwist [werknemer] dat er een verbetertraject heeft plaatsgevonden. [werknemer] is daarom van mening dat de gevraagde ontbinding moet worden afgewezen. Voor zover ontbinding aan de orde is, vindt [werknemer] dat toekenning van een vergoeding moet plaatsvinden met toepassing van correctiefactor C=2.5 (zoals bedoeld in de Aanbevelingen van de kring van kantonrechters, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl), hetgeen leidt tot een vergoeding van € 93.087,38 bruto.
19. Bij de beoordeling wordt zo nodig nog nader ingegaan op de standpunten van partijen.
De beoordeling
20. Er is niet gebleken dat het verzoek om ontbinding verband houdt met een opzegverbod.
21. De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden wegens een verandering van omstandigheden. Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, moet worden vastgesteld dat [werknemer] de werkzaamheden in haar functie als Accountmanager al geruime tijd niet meer verricht, dat die functie inmiddels wordt vervuld door een andere medewerker en niet meer beschikbaar is. Verder is ter zitting door de Rabobank aangegeven dat zij niet meer verder wil met [werknemer] en heeft [werknemer] erkend dat moeilijk valt in te zien hoe zij nog kan terugkeren in haar functie. Onder die omstandigheden ziet de kantonrechter geen basis meer voor voorzetting van de arbeidsovereenkomst, omdat de functie van [werknemer] niet meer beschikbaar is, niet gebleken is dat er andere passende functies zijn, en een vruchtbare samenwerking tussen partijen onmogelijk is geworden. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden per 1 augustus 2012.
22. De kantonrechter komt vervolgens toe aan de vraag of het gelet op de omstandigheden billijk is om aan [werknemer] een vergoeding toe te kennen, als bedoeld in artikel 7:685 lid 8 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij is met name van belang of de grond voor ontbinding al dan niet (geheel) voor risico van de Rabobank komt en of er sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van één van partijen dan wel van verwijtbaarheid over en weer.
23. Het verwijt van de Rabobank dat [werknemer] disfunctioneert en dat zij daarin ondanks een verbetertraject geen verandering heeft gebracht, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Daarover wordt het volgende overwogen.
24. De Rabobank heeft aangevoerd dat sprake is van disfunctioneren, onder andere omdat de klantenportefeuille van [werknemer] een gebrek aan groei vertoont. Echter, uit de door [werknemer] overgelegde Verkooprapportage van 2010 blijkt dat zij een netto-groei in haar klantenportefeuille heeft gehad van 7%, terwijl bij alle andere accountmanagers sprake is van een afname van de klantenportefeuille. De Rabobank heeft erkend dat de door [werknemer] overgelegde Verkooprapportage van 2010 juist is, maar heeft erop gewezen dat die rapportage een vertekend beeld geeft, omdat er klanten zijn toegevoegd aan [werknemer] en er systeemwijzigingen zijn geweest. De Rabobank heeft echter geen stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid wat dan wel de juiste cijfers zijn aangaande de klantenporte-feuille van [werknemer]. Daarvan uitgaande moet de kantonrechter de gegevens zoals die blijken uit de door [werknemer] overgelegde Verkooprapportage van 2010 voor juist houden. Gelet daarop valt niet in te zien dat het verwijt van de Rabobank op dit punt terecht is. Aan het voorgaande doet niet af dat [werknemer] ter zitting heeft erkend dat zij in 2010 wat achterbleef in haar klantencontacten, nu uit het ‘Prestatiedocument 2010’ blijkt dat die achterstand deels is ingelopen. Dat die achterstand in een te beperkte mate zou zijn ingelopen, zoals de Rabobank kennelijk stelt, blijkt niet uit de stukken en is door de Rabobank ook niet nader met concreet cijfermateriaal onderbouwd.
25. De Rabobank heeft ter ondersteuning van het door haar gestelde disfunctioneren verder gewezen op een vijftal incidenten ten aanzien van de klantcontacten van [werknemer]. Ter zitting is vastgesteld dat [werknemer] jaarlijks ongeveer 150 klanten in haar portefeuille heeft, en dat zij met al deze klanten doorgaans jaarlijks ook een contact heeft (gehad). Op een dergelijk totaal aantal klanten is een vijftal incidenten ten aanzien van klantcontacten naar het oordeel van de kantonrechter niet van dien aard dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat [werknemer] disfunctioneert. Er zijn door de Rabobank ook geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zich ten aanzien van collega’s van [werknemer] in een relevante mate minder vaak dergelijke incidenten voordoen. Verder is de aard van de door de Rabobank genoemde incidenten ook niet zodanig dat [werknemer] een verwijt zou treffen. Het gaat blijkens de toelichting door de Rabobank op die incidenten vooral om de beleving van ontevreden klanten, waartegenover [werknemer] gemotiveerd heeft uiteengezet dat geen sprake was van een slecht klantcontact. Uit de prestatiedocumenten komt evenmin een beeld naar voren dat [werknemer] op dit punt serieus tekortschiet. Ook op dit punt is het verwijt van de Rabobank dus niet terecht.
26. Verder moet de kantonrechter vaststellen dat het functioneren van [werknemer] in de prestatiedocumenten over de periode van 2008 tot en met 2009 als ‘goed’ is aangemerkt, en dat het functioneren over 2010 als ‘redelijk’, ‘goed’, tot ‘zeer goed’ en ‘uitmuntend’ is gewaardeerd, behoudens het punt ‘Resultaatdoelstelling’, waar een score ‘slecht’ is gegeven. Uit die prestatiedocumenten komt dus overwegend ook niet het beeld naar voren dat sprake is van disfunctioneren, zeker niet in een zodanige mate dat geen verbetering meer mogelijk zou zijn of dat om die reden ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Dat in een toelichting bij het ‘Prestatiedocument’ over 2009 kritische kanttekeningen zijn geplaatst bij de resultaatgerichtheid van [werknemer], is onvoldoende om aan het totale beeld in dat document en de daarin neergelegde score ‘goed’ af te doen. Bovendien is hiervoor overwogen dat door de Rabobank onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [werknemer] op het punt resultaatgerichtheid, waar het betreft de groei van de klantenportefeuille, is tekort-geschoten. Aan de Rabobank kan worden toegegeven dat uit de verschillende overgelegde gespreksverslagen wel blijkt dat met enige regelmaat over het functioneren van [werknemer] is gesproken, maar daaruit kan in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet de conclusie volgen dat dit functioneren zodanig tekortschoot dat [werknemer] niet kon worden gehandhaafd in haar functie.
27. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat sprake is van een tekortkoming in het functioneren van [werknemer], kan niet worden gezegd dat zij voldoende in de gelegenheid is gesteld daarin verbetering te brengen. Zoals hiervoor is overwogen, is het functioneren in de prestatiedocumenten over de periode van 2008 tot en met 2009 als ‘goed’ is aangemerkt, en over 2010 als ‘redelijk’, ‘goed’, tot ‘zeer goed’ en ‘uitmuntend’, behoudens op het punt ‘Resultaatdoelstelling’, waar een score ‘slecht’ is gegeven. Het ligt in de rede dat daar waar voor het eerst in het ‘Prestatiedocument 2010’ een punt als ‘slecht’ wordt beoordeeld, aan [werknemer] daarna de tijd wordt gegeven voor (verdere) verbetering. Dit document dateert echter van 2 februari 2011, terwijl de Rabobank daarvoor al bij brief van 27 januari 2011 aan [werknemer] had meegedeeld dat zij niet meer in haar functie kon worden gehandhaafd. Een reële mogelijkheid tot verbetering is gelet daarop niet aan de orde geweest.
28. Uit het voorgaande vloeit voort dat de ontbinding geheel in de risicosfeer van de Rabobank ligt en dat aan [werknemer] geen verwijt te maken valt. Bij de vaststelling van de vergoeding houdt de kantonrechter echter ook rekening met de omstandigheid dat [werknemer] sinds 1 maart 2011 feitelijk haar eigen functie niet meer uitoefent, dat die functie inmiddels wordt vervuld door een andere medewerker en dat aannemelijk is dat er geen andere passende functie is bij de Rabobank. Ook weegt mee dat de Rabobank de detachering tot 1 januari 2012 heeft geregeld en dat [werknemer] sinds 22 april 2012 is vrijgesteld van werkzaamheden. Alles overziend is de kantonrechter van oordeel dat toekenning van een vergoeding met toepassing van correctiefactor C=1.5 billijk is. Er is geen aanleiding om de vergoeding vast te stellen met toepassing van correctiefactor C=2.5, zoals [werknemer] heeft verzocht, omdat door [werknemer] geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die een dergelijke correctiefactor kunnen rechtvaardigen. De vergoeding zal worden vastgesteld op een bedrag van € 55.852,00 bruto (aantal gewogen dienstjaren 7.5, salaris € 4.964,66 bruto inclusief 8% vakantietoeslag en een 13e maand, correctiefactor C=1.5).
29. Partijen worden van de voorgenomen beslissing in kennis gesteld en de Rabobank is bevoegd het verzoek binnen de hierna te noemen termijn in te trekken. Gelet op de uitkomst van de procedure is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen kosten dragen. Indien de Rabobank haar verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van [werknemer] moeten betalen.
De beslissing
De kantonrechter:
Bepaalt dat de termijn, waarbinnen de Rabobank haar verzoek zal kunnen intrekken [i.c. door middel van een schriftelijke mededeling (eventueel bij faxbericht) aan de griffier en in afschrift aan de (gemachtigde van de) wederpartij], zal lopen tot en met 27 juli 2012.
Voor het geval de Rabobank haar verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2012.
Kent aan [werknemer] ten laste van de Rabobank een vergoeding toe van € 55.852,00 bruto.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Voor het geval de Rabobank haar verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Veroordeelt De Rabobank in de proceskosten, die aan de zijde van [werknemer] worden vastgesteld op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde van [werknemer].
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 9 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.