RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 415892 CV EXPL 12-49
Uitspraakdatum: 15 oktober 2012
De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
de stichting Stichting IntermarisHoeksteen, gevestigd te Hoorn
eisende partij in kort geding
verder ook te noemen: Intermaris
gemachtigde: mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn
[naam], wonende te [adres],
en [naam] en [naam], mede handelend onder de naam De Jongh & Duijn Bewindvoering, gevestigd te Hoorn, in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van [naam],
gedaagde partijen in kort geding
verder ook te noemen: [gedaagde], De Jongh en Duijn
gemachtigde: mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn.
1. Intermaris heeft bij dagvaarding van 18 september 2012 een vordering in kort geding ingediend.
2. De zaak is behandeld op de zitting van 1 oktober 2012. Voor Intermaris is verschenen [A], coördinator leefbaarheid, bijgestaan door mr. de Boer. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Terlingen. Duijn is eveneens verschenen. Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht, [gedaagde] aan de hand van een pleitnotitie.
3. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
4. [gedaagde] huurt sinds 5 januari 2012 van Intermaris een woning aan [adres] (hierna: de woning). De woning is verhuurd in het kader van het project Nazorg, een samenwerkingsverband tussen Intermaris, de gemeente Hoorn en Reclassering Nederland om ex-gedetineerden “in te passen” in de samenleving.
5. In een aanhangsel bij de schriftelijke huurovereenkomst is neergelegd dat Intermaris onder een aantal strikte voorwaarden bereid is de woning te verhuren aan [gedaagde], waaronder de voorwaarde: “het voorkomen van overlast en/of hinder voor omwonenden door huurder zelf, visite, huisdieren of andere derden die zich in het gehuurde, of de directe omgeving van het gehuurde bevinden”. Volgens dat aanhangsel wordt onder ‘overlast’ onder andere verstaan “harde muziek, slaan met deuren, schreeuwen e.d.”. [gedaagde] heeft het aanhangsel ondertekend.
6. Vanaf 6 januari 2012 zijn er bij Intermaris klachten binnengekomen van omwonenden van de woning van [gedaagde] over overlast. Het gaat daarbij om klachten over geluidsoverlast van [gedaagde] door slaan, bonken en harde muziek in de woning in de nachtelijke uren, vuil rond de woning, afgeplakte ramen, vechtpartijen, intimidatie en bedreigingen, en drugsoverlast.
7. Bij brieven van 16 januari 2012, 31 januari 2012, 20 april 2012, 27 juni 2012 en 2 mei 2012 hebben Intermaris en de gemeente Hoorn [gedaagde] gesommeerd de overlast in en rond de woning te staken.
8. Bij brief van 17 augustus 2012 heeft de korpsbeheerder van de politie [gedaagde]d-Holland [gedaagde]d Intermaris geïnformeerd over hetgeen bij de politie bekend is over het veroorzaken van overlast door [gedaagde] vanuit zijn woning. Daarin is onder meer de volgende mutatie van de wijkagent van 30 mei 2012 geciteerd, te weten: “Sinds januari 2012 woont [gedaagde] in [adres]. Sinds aanvang veroorzaakt hij veel overlast voor zijn woonomgeving. Vaak onder invloed van alcohol of andere drugs. [gedaagde] komt vaak bedreigend en intimiderend over. De overlast lijkt soms op het geluid van grote verbouwingen die midden in de nacht plaats lijken te vinden. De moeder van [gedaagde] is regelmatig in de woning en weigert de politie de toegang tot de woning. Er is ’s nachts een grote toeloop van mensen. Het heeft er alle schijn van dat [gedaagde] niet voldoende bij machte is om hen buiten de deur te houden. Omwonenden durven geen meldingen meer te maken omdat ze bang zijn voor represailles van [gedaagde]”.
9. In de brief van de korpsbeheerder van 17 augustus 2012 worden verder meldingen van (geluids)overlast bij de politie genoemd op 28 maart 2012, 21 april 2012, 22 april 2012, 20 mei 2012, 30 mei 2012, 6 juni 2012, 23 juni 2012 en 10 augustus 2012. Ten aanzien van de melding van 23 juni 2012 wordt in de brief gesteld dat [gedaagde] een proces-verbaal wegens geluidsoverlast heeft gekregen, terwijl ten aanzien van de melding van 10 augustus 2012 wordt opgemerkt dat [gedaagde] rond 03:15 uur dronken en onder invloed van drugs was, dat hij liep te schreeuwen en bij al zijn buren aan het aanbellen was, en dat hij een proces-verbaal aangezegd heeft gekregen in verband met overlast.
10. Intermaris vordert – kort weergegeven – dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. Daarbij stelt Intermaris dat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt, dat [gedaagde] daar ondanks waarschuwingen mee doorgaat, en dat de mate en de ernst van de overlast ook gelet op de belangen van de omwonenden ontruiming van de woning rechtvaardigt.
11. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de meldingen van klachten over overlast waarop Intermaris zich beroept zonder uitzondering anoniem zijn, zodat niet kan worden uitgesloten dat de bron steeds vanuit dezelfde hoek komt. Daarnaast stelt [gedaagde] dat er wel wordt geklaagd over intimiderend en schreeuwend gedrag, maar dat nergens uit blijkt dat dit aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Ook meent [gedaagde] dat de buren er belang bij hebben om hem weg te krijgen, omdat ze vinden dat hij niet in de buurt thuishoort. [gedaagde] concludeert dat de vordering feitelijk en juridisch onvoldoende is onderbouwd en dat geen sprake is van een zodanige tekortkoming dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Subsidiair verzoekt [gedaagde] om een termijn te verlenen voor ontruiming.
12. Het gaat in deze zaak om de vraag of de door Intermaris gevorderde ontruiming van de woning door [gedaagde] moet worden toegewezen.
13. De kantonrechter stelt voorop dat de door Intermaris in kort geding gevorderde ontruiming van de huurwoning een ingrijpende maatregel is. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding zal dan ook alleen maar plaats zijn als met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een gewone procedure (de bodemprocedure) de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat daarbij ontruiming zal worden bevolen. Verder moet Intermaris een spoedeisend belang hebben bij ontruiming en moet er sprake zijn van een zodanig ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde] dat de beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
14. De kantonrechter is van oordeel dat met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de ontruiming zal worden bevolen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
15. Gelet op de door Intermaris overgelegde tien formulieren “Klantcontact”, acht “Meldingsformulieren Overlast”, verschillende andere brieven en meldingen over klachten van omwonenden met betrekking tot overlast door [gedaagde], en eerdergenoemde brief van de korpsbeheerder van 17 augustus 2012, heeft Intermaris voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt. Daarbij gaat het blijkens die formulieren en brieven met name om geluidsoverlast door slaan, bonken, schreeuwen en harde muziek in de woning in de nachtelijke uren, aanbellen bij buren in de nachtelijke uren, ruzies en vechtpartijen, intimidatie en bedreigingen.
16. De stelling van [gedaagde] dat de meldingen zonder uitzondering anoniem zijn en dat niet kan worden uitgesloten dat de bron steeds vanuit dezelfde hoek komt, volgt de kantonrechter niet. In de eerste plaats berust de informatie in de brief van de korpsbeheerder van 17 augustus 2012 niet op een anonieme bron, maar mede op waarnemingen van de wijkagent en van agenten ter plaatse bij de woning. Verder heeft de kantonrechter ter zitting aan de hand van de door Intermaris getoonde originelen van de formulieren “Klantcontact” en “Meldingsformulieren Overlast” kunnen vaststellen dat de klachten afkomstig zijn van verschillende met name genoemde personen en dat de klachten niet steeds vanuit één en dezelfde bron komen. De gemachtigde van [gedaagde] heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen kennis willen nemen van genoemde originelen.
17. Wat betreft de stelling van [gedaagde] dat nergens uit blijkt dat intimiderend en schreeuwend gedrag aan hem kan worden toegerekend, overweegt de kantonrechter dat voor ontbinding van een huurovereenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming daarvan, in dit geval bestaande uit het veroorzaken van overlast, gelet op artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet vereist is dat die tekortkoming aan de huurder kan worden toegerekend. Voor zover [gedaagde] bedoelt te stellen dat niet hij, maar derden zich schuldig hebben gemaakt aan intimiderend en schreeuwend gedrag, wordt opgemerkt dat hij in het kader van zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen, zoals bedoeld in artikel 7:213 BW, ook gehouden is om overlast te voorkomen door visite, bezoekers en/of derden in en om zijn woning. Dat is temeer het geval nu in eerdergenoemd aanhangsel bij de schriftelijke huurovereenkomst expliciet is afgesproken dat [gedaagde] overlast voor omwonenden door hemzelf èn visite of andere derden die zich in het gehuurde, of de directe omgeving van het gehuurde bevinden, moet voorkomen. In artikel 7 lid 12 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst staat een soortgelijke verplichting. Verder volgt uit eerdergenoemde stukken dat [gedaagde] ook zelf dergelijke overlast heeft veroorzaakt, zoals onder meer blijkt uit de brief van de korpsbeheerder van 17 augustus 2012, waarin naar voren komt dat door agenten op 10 augustus 2012 rond 03:15 uur is geconstateerd dat [gedaagde] liep te schreeuwen en bij al zijn buren aan het aanbellen was.
18. De onder punt 15 genoemde overlast levert een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst op dat deze naar het oordeel van de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst in de bodemprocedure zal rechtvaardigen. Daarbij is ook van belang dat uit het hiervoor genoemde aanhangsel bij de huurovereenkomst blijkt dat [gedaagde] er uitdrukkelijk op is gewezen dat hij geen overlast mocht veroorzaken en dat de overlast in feite vanaf de aanvang van de huurovereenkomst aan de orde is. Verder weegt mee dat [gedaagde] verschillende keren schriftelijk is gesommeerd om de overlast te staken, maar dat de overlast niettemin is blijven voortduren. De laatste melding van overlast dateert van 29 augustus 2012. Het belang van [gedaagde] om zijn woning te behouden is van onvoldoende gewicht tegenover het belang van Intermaris om mede ten behoeve van omwonenden een einde te maken aan de overlast.
19. Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt ook mee dat de kantonrechter [gedaagde] niet kan volgen in zijn betoog dat de vordering feitelijk en juridisch onvoldoende is onderbouwd en dat er geen sprake is van tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Wat betreft de juridische onderbouwing heeft Intermaris er terecht op gewezen dat [gedaagde] door de overlast de verplichtingen neergelegd in het aanhangsel bij de huurovereenkomst heeft geschonden, evenals artikel 7 lid 12 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst en de verplichting zich als goed huurder te gedragen in de zin van artikel 7:213 BW.
20. Er is ook sprake van een spoedeisend belang van Intermaris bij ontruiming, omdat de overlast blijft voortduren. Die voortdurende overlast levert een zodanig ernstige tekort¬koming in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde] op dat de beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
21. De vordering van Intermaris tot ontruiming zal dus worden toegewezen. De ontruimings¬termijn zal op twee weken worden bepaald, om [gedaagde] nog enige gelegenheid te geven de woning daadwerkelijk te ontruimen en zich daarop in stellen.
22. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Daarbij zullen de gevorderde werkelijke kosten worden toegewezen, omdat niet is betwist dat [gedaagde] deze op grond van artikel 17 van de algemene huurvoorwaarden verschuldigd is en omdat deze kosten voldoende zijn onderbouwd. De gevorderde kosten van ontruiming worden niet toegewezen, omdat nog niet vast staat dat dergelijke kosten zullen worden gemaakt en zo ja, tot welk bedrag.
23. De vordering jegens De Jongh en Duijn, in hun hoedanigheid van bewindvoerders, om de veroordeling jegens [gedaagde] te gehengen en gedogen, zal ook worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd. De veroordeling zal plaatsvinden met de uitdrukkelijke toevoeging dat het gaat om een veroordeling van De Jongh en Duijn in hun hoedanigheid van bewindvoerders.
De beslissing in kort geding
Veroordeelt [gedaagde] om de woning met aanhorigheden aan [adres] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en ontruimd te houden.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor Intermaris worden vastgesteld op een bedrag van € 1.630,08 (€ 107,90 aan explootkosten, € 109,00 aan vast recht en
€ 1.413,18 voor salaris van de gemachtigde van Intermaris).
Veroordeelt De Jongh en Duijn in hun hoedanigheid van bewindvoerders om de ontruiming van de woning met aanhorigheden aan [adres] en alle overige veroordelingen te gehengen en gedogen.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 15 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.