RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2012 in de zaak tussen
Maatschap [naam maatschap], te [plaatsnaam], waarvan de maten zijn: [maat 1] te [plaatsnaam], [maat 2] te [plaatsnaam] en [maat 3] te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen)
de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder
(gemachtigde: drs. J.J.M. Schipper).
Bij besluit van 4 juli 2011 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om subsidie op grond van de Regeling LNV-subsidies toegewezen en de subsidie vastgesteld op een bedrag ter hoogte van € 61.200,00.
Bij besluit van 30 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2012. Eiseres is ter zitting vertegenwoordigd door [maat 3] en door haar gemachtigde. Verweerder is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door ir. E. Loman.
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van de Kaderwet LNV-subsidies kan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) subsidies verstrekken met betrekking tot activiteiten welke passen in het beleid inzake landbouw.
Bij besluit van 14 februari 2007 (Stcrt. 2007, 33) heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit krachtens de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling) vastgesteld. De Regeling is op 1 april 2007 in werking getreden.
Ingevolge artikel 2:37, eerste lid, van de Regeling kan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor een investering als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling subsidie verstrekken aan landbouwondernemingen of samenwerkingsverbanden, genoemd bij die investering, voor zover die investering leidt tot een nader in dit artikellid genoemde bedrijfsmodernisering.
Bijlage 2 van de Regeling behelst een bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid. In deze bijlage wordt verstaan onder:
-glastuinbouwondernemingen: landbouwonderneming met glasopstanden.
In bijlage 2 is - voor zover hier van belang - in hoofdstuk 2 (marktintroductie energie-innovaties), onder B bepaald dat de landbouwondernemingen bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn: glastuinbouwondernemingen.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt indien de Minister de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidievaststelling of subsidieverstrekking heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag.
Ingevolge artikel 38, eerste lid, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 (hierna: het Openstellingsbesluit) kunnen aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in energie-innovaties als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt A, onderdeel b, van de Regeling worden ingediend door glastuinbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt B, van de Regeling, met uitzondering van glastuinbouwondernemingen die voor dezelfde energie-innovatie op grond van artikel 2.3.2 van de Subsidieregeling Energie en Innovatie wordt gesubsidieerd.
Ingevolge artikel 39 van het Openstellingsbesluit bedraagt de subsidie voor de in artikel 38, eerste lid, bedoelde investeringen 40% van de subsidiabele kosten en ten hoogste
€ 1.500.000,00, met dien verstande dat de subsidiabele kosten worden gemaximeerd op
€ 100 per m2 oppervlak voor het gesloten en bijbehorende open gedeelte of het totale oppervlak semi-gesloten kas.
2. Eiseres, exploitant van een landbouwbedrijf te Andijk, heeft op 15 maart 2011 bij verweerder een subsidieaanvraag ingediend voor investeringen op het terrein van marktintroductie energie-innovaties. De aanvraag heeft betrekking op het projectplan “Het nieuwe telen bij meerlagenteelt tulpenbroei”. Doel van dit project is de bouw van een nieuwe kas met een oppervlakte van 1.530m² met een poothoogte van 7 meter waarin eiseres drie teeltlagen verwezenlijkt. De totale teeltoppervlakte zal 3.400m² bedragen. Met de door eiseres geplande investeringen wenst zij de uitstoot van CO2 en het energieverbruik te reduceren.
3. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 4 juli 2011 heeft verweerder de aanvraag toegewezen en de subsidie vastgesteld op een bedrag van € 61.200,00. Volgens verweerder dient de hoogte van de subsidie berekend te worden aan de hand van het glasoppervlak. Ten aanzien van de door eiseres genoemde gelijke gevallen stelt verweerder dat in één van die twee gevallen abusievelijk de tweede teeltlaag als extra oppervlakte is meegenomen bij het bepalen van de energiebesparing. Echter, naar verweerders mening is hij niet gehouden om met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel onjuiste besluiten te herhalen.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat voor de berekening van de subsidie moet worden uitgegaan van het teeltoppervlak. Volgens eiseres geeft de wettelijke regeling geen duidelijkheid over de vraag of van glasoppervlak of teeltoppervlak moet worden uitgegaan. Volgens eiseres volgt uit artikel 2:37 van de Regeling niet dat glasopstanden gelijk moet worden gesteld met het glasoppervlak. Eiseres is van mening dat juist door een teelt in drie lagen sprake is van een maximale milieuwinst, hetgeen het doel is van de Regeling. Daarbij stelt eiseres dat als wordt uitgegaan van het glasoppervlak, zij niet voldoet aan de subsidiedoelstelling en zij dus niet in aanmerking komt voor subsidie. Verder betoogt eiseres dat als verweerder bij de berekeningswijze van de besparingen rekent met het teeltoppervlak, hij ook bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie rekening dient te houden met het teeltoppervlak. Voorts beroept eiseres zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat in een ander geval – hetgeen ook door verweerder is erkend – het teeltoppervlak aan de subsidieberekening ten grondslag is gelegd.
5. In geschil is de hoogte van de aan eiseres toegekende subsidie. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de hoogte van subsidie moet worden berekend aan de hand van het glasoppervlak of het teeltoppervlak.
6. De rechtbank overweegt dat de Regeling noch het Openstellingsbesluit voorziet in een definitie van het kasoppervlak als bedoeld in artikel 39 van het Openstellingsbesluit. De betekenis ervan moet worden gevonden in de bepalingen van de Regeling dan wel het Openstellingsbesluit. Het standpunt van verweerder dat uit de Regeling voortvloeit dat met kas “glasopstanden”, “glasoppervlak” is bedoeld, is in het licht van artikel 39 van het Openstellingsbesluit en bijlage 2, hoofdstuk 2, punt A, onderdeel b, van de Regeling bezien, niet onjuist.
7. Nu het glasoppervlak van de nieuw te bouwen kas 1.530 m² bedraagt en de projectkosten hoger liggen dan € 100,00 per m², heeft verweerder ingevolge artikel 39 van het Openstellingsbesluit de subsidie terecht vastgesteld op € 61.200,00, zijnde 40% van
€ 153.000,00.
8. Het betoog van eiseres dat verweerder bij de berekening van de hoogte van de subsidie rekening dient te houden met het teeltoppervlak, omdat bij de berekening van de CO2- en energiebesparingen eveneens is gerekend met het teeltoppervlak, volgt de rechtbank niet. Zoals verweerder ter zitting heeft uiteengezet, bestaat de vaststelling van de subsidie uit twee stappen. In de eerste stap wordt gekeken of de aanvrager voldoet aan de entreevoorwaarden en of er een positieve waardering is van de beoordelingscommissie. In de tweede stap wordt de hoogte van de subsidie bepaald. Uit de tekst van artikel 39 volgt niet dat voor zover verweerder in de eerste stap betreffende de energiebesparingen – al dan niet abusievelijk – met het teeltoppervlak heeft gerekend, deze berekeningswijze moet worden gevolgd in de tweede stap. Voorts heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de besparingen zijn gebaseerd op het verbruik zoals die door eiseres zijn opgegeven in haar aanvraag. Verweerder heeft eveneens ter zitting naar voren gebracht dat de juistheid van de opgave niet door verweerder is gecontroleerd. Indien thans zou komen vast te staan dat ten onrechte subsidie aan eiseres is toegekend omdat zij niet voldoet aan de entreevoorwaarden, staat het verbod op reformatio in peius er aan in de weg om de toegekende subsidie in te trekken. De beroepsgrond van eiseres faalt.
9. De omstandigheid dat verweerder in een enkel geval het teeltoppervlak aan de energiebesparing ten grondslag heeft gelegd, leidt niet tot een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft meegedeeld dat weliswaar in een geval de energiebesparing is vastgesteld aan de hand van het teeltoppervlak, echter, de berekening van de hoogte van de subsidie heeft plaatsgevonden op basis van het glasoppervlak. Verweerder erkent dat voor zover is gerekend met het teeltoppervlak er een fout is gemaakt. Op grond van vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2010, LJN: BO8253) strekt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet zover dat het bestuursorgaan in een eenmaal gemaakte fout zou moeten volharden. Daarnaast heeft verweerder terecht betoogd dat wat betreft de subsidieberekening geen sprake van een vergelijkbaar geval dat verschillend is behandeld.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, mr. W.B. Klaus en
mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. T. Beemsterboer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.