ECLI:NL:RBALK:2012:BY2862

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
380860 - CV EXPL 11-5130
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichting door gedaagde in verband met fysiotherapeutische facturen

In deze zaak vorderde de maatschap Fysiotherapie MCGA betaling van onbetaalde facturen van € 1.541,-- voor fysiotherapeutische diensten aan de gedaagde, een rijschoolhoudster die als gevolg van een verkeersongeval (deels) arbeidsongeschikt was geraakt. De gedaagde beroept zich op een betalingsafspraak met MCGA, waarbij betaling zou plaatsvinden na ontvangst van een schadevergoeding van haar verzekeraar, ASR. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling dat er een dergelijke betalingsafspraak is gemaakt. De kantonrechter stelt vast dat de gedaagde de gefactureerde bedragen erkent, maar dat zij niet heeft aangetoond dat de betaling kan worden uitgesteld tot het moment dat ASR een schadevergoeding uitkeert. De kantonrechter wijst de vordering van MCGA toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat deze niet voldoende zijn onderbouwd. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met contractuele rente vanaf de eerste sommatie.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 380860 / CV EXPL 11-5130
Uitspraakdatum: 3 oktober 2012
Vonnis in de zaak van:
de maatschap naar burgerlijk recht
MAATSCHAP FYSIOTHERAPIE MCGA,
gevestigd en kantoorhoudende te Broek op Langedijk,
EISERES,
gemachtigde MediCas B.V. te Breda,
tegen
[naam],
wonende te Alkmaar,
GEDAAGDE,
advocaat mr. W.J.J. Lamers te Amsterdam,
[toevoeging nr. [nummer]].
Partijen zullen verder worden genoemd “MCGA” en “[gedaagde]”.
1.Het procesverloop
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 september 2011 met twee producties,
- de conclusie van antwoord van 26 oktober 2011,
- het tussenvonnis van 9 november 2011,
- stukken van MCGA van 16 januari 2012 met producties, ten behoeve van de comparitie,
- het proces-verbaal van de comparitie van 26 januari 2012,
- de akte uitlating ter rolle van 19 juli 2012 en de reactie hierop van MCGA van 7 augustus 2012.
1.2.Ten slotte is op vandaag uitspraak bepaald.
2.De feiten
2.1.De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist.
2.2.[gedaagde] is rijschoolhoudster. Eind 2008 raakte zij als gevolg van een verkeersongeval (deels) arbeidsongeschikt. Zij heeft van juni 2009 tot februari 2010 fysiotherapeutische begeleiding gekregen van MCGA. Daarvoor heeft [gedaagde] verscheidene facturen ontvangen. MCGA heeft [gedaagde] in totaal € 1.541,-- gefactureerd voor het leveren van medische diensten. Deze facturen zijn onbetaald gebleven. MCGA heeft vervolgens aan haar gemachtigde opdracht gegeven de vordering te incasseren. [gedaagde] is op 20 mei 2011, op 14 juni 2011 en op 5 juli 2011 door de gemachtigde van MCGA gesommeerd de openstaande facturen en de bedongen vertragingsrente te betalen. Zij heeft dit geweigerd.
2.3.In artikel 6 van de algemene betalingsvoorwaarden is bepaald dat bij niet-betaling binnen 15 dagen na dagtekening van de declaratie door patiënten, de patiënt zonder nadere aankondiging of ingebrekestelling in verzuim is. De door patiënt verschuldigde rente over de hoofdsom vanaf de datum van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening bedraagt 1,5% per maand of een gedeelte daarvan.
3.Het geschil
3.1.MCGA vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan haar te betalen:
a. de hoofdsom van € 1.541,--;
b. de buitengerechtelijke kosten van € 231,15 en de hierover gevorderde BTW van € 43,92;
c. de contractuele rente van 1,5% per maand over de hoofdsom vanaf 4 maart 2010, en
d. de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van gemachtigde.
3.2.MCGA legt aan haar vordering ten grondslag, kort en zakelijk weergegeven, dat de gefactureerde bedragen verschuldigd zijn en dat ondanks aanmaning betaling is uitgebleven. MCGA stelt dat uit coulance met [gedaagde] een betalingsafspraak is overeen gekomen, maar dat [gedaagde] deze betalingsafspraak niet is nagekomen. Volgens MCGA is afgesproken dat betaald zou worden op het moment dat bevoorschotting heeft plaatsgevonden door de verzekeringsmaatschappij van diegene die de aanrijdingschade heeft veroorzaakt (ASR). Eind 2009 heeft ASR een bevoorschotting uitgekeerd van € 12.500,--, welk bedrag [gedaagde] heeft gebruikt voor de exploitatie van haar rijschool. MCGA stelt dat [gedaagde] haar niet tijdig over dit voorschot heeft geïnformeerd, noch over eventuele nadere uitkeringen van ASR. Nu bevoorschotting wel maar afbetaling niet heeft plaatsgevonden en verder betalingsuitstel niet is overeengekomen, is [gedaagde] in verzuim en was MCGA genoodzaakt [gedaagde] in rechte te betrekken en betaling van de openstaande facturen vermeerderd met contractuele rente en kosten te vorderen.
3.3.[gedaagde] voert verweer. Zij erkent weliswaar de gefactureerde bedragen verschuldigd te zijn aan MCGA, maar zij beroept zich op een betalingsafspraak tussen haar en MCGA. [gedaagde] stelt dat zij met MCGA heeft afgesproken dat zij pas tot betaling hoeft over te gaan, als ASR haar een schadevergoeding heeft betaald. Op het moment dat ASR tot betaling van een nadere uitkering overgaat, zullen - zoals afgesproken - de gefactureerde bedragen opeisbaar worden, aldus [gedaagde]. Gelet op deze betalingsafspraak is [gedaagde] ook geen rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] de gevorderde hoofdsom van € 1.541,--erkent. Verder zijn partijen het erover eens dat mondeling een betalingsafspraak is overeengekomen. In geschil is echter of door [gedaagde] aan deze betalingsafspraak wordt voldaan en of de vordering opeisbaar is.
4.2.[gedaagde] beroept zich op de rechtsgevolgen van haar stelling dat met MCGA is afgesproken dat betaling kan wachten totdat ASR haar betaald heeft. Hiermee voert zij een bevrijdend verweer. Het is dan ook aan [gedaagde] om de gestelde betalingsafspraak te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit onvoldoende heeft gedaan en overweegt daartoe het volgende.
4.3.[gedaagde] legt de afspraak met MCGA aldus uit dat betaling van de facturen zou worden opgeschort totdat zij tot verdere afrekening met ASR zou komen. MCGA heeft gemotiveerd betwist dat de afspraak met [gedaagde] deze strekking heeft. Met MCGA ziet de kantonrechter geen grond voor het bestaan van de door [gedaagde] gestelde betalingsafspraak. Daarbij is van belang dat [gedaagde] geen enkele onderbouwing heeft gegeven waaruit blijkt dat MCGA akkoord is gegaan met uitstel van betaling totdat ASR nader uitkeert. De door [gedaagde] voorgestane uitleg van de betalingsafspraak ligt ook niet in rede, nu [gedaagde] geen enkele garantie heeft gegeven op uitkering door ASR. In die situatie is sprake van een onvolledige afspraak welke meebrengt dat bij weigering van ASR verder uit te keren, hetgeen niet ondenkbaar is nu ASR de whiplash van [gedaagde] voorshands niet erkent, geen betaling van de facturen hoeft plaats te vinden. Die uitkomst zou niet redelijk zijn. Immers, het kan nooit de bedoeling zijn geweest van partijen dat de situatie zou kunnen ontstaan dat er nooit meer betaald zou hoeven worden. Hetgeen [gedaagde] heeft gesteld biedt dus onvoldoende grond voor de vaststelling dat er tussen haar en MCGA een betalingsafspraak is gemaakt die thans aan de opeisbaarheid van de vordering in de weg staat. Het verweer moet als onvoldoende gemotiveerd worden gepasseerd.
4.4.De kantonrechter wijst de vordering toe behoudens het navolgende.
4.5.Gelet op het feit dat MCGA heeft ingestemd met enig uitstel van betaling van de facturen, zoals weergegeven onder overweging 3.2, acht de kantonrechter termen aanwezig om de gevorderde contractuele rente niet eerder dan vanaf de eerste sommatie van 20 mei 2011 toe te wijzen.
4.6.De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat onvoldoende is gesteld of gebleken dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan MCGA vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De gevorderde BTW over de buitengerechtelijke kosten is om die reden evenmin toewijsbaar.
4.7.[gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van MCGA worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 97,81
- griffierecht € 426,00
- salaris gemachtigde € 150,00 (1,0 punt × factor 1,0 × tarief EUR 150,00)
totaal € 673,81
4.8.De kantonrechter merkt tot slot op dat [gedaagde] zich voor een betalingsregeling, zoals voorgesteld in de brief van MCGA van 7 augustus 2012, tot MCGA kan wenden.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om aan MCGA tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.541,-- (zegge: vijftienhonderd éénenveertig euro), vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over dit bedrag vanaf 20 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van MCGA zijn begroot op een bedrag van € 673,81 (€ 97,81 aan dagvaardingskosten, € 426,-- aan griffierecht en een bedrag van € 150,-- voor salaris van de gemachtigde van MCGA);
Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 3 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.