ECLI:NL:RBALK:2012:BY2237

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810521-11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbale bedreigingen in psychiatrische setting en de gevolgen voor terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere verbale bedreigingen en een vernieling. De verdachte, geboren te [geboorte plaats] en thans gedetineerd in Vught, heeft op verschillende data in 2011 bedreigingen geuit aan het adres van twee verpleegkundigen in de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Heiloo. De bedreigingen waren van zodanige aard dat de verpleegkundigen zich ernstig bedreigd voelden, vooral gezien het impulsieve gedrag van de verdachte tijdens eerdere woedeaanvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een autistische stoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, wat zijn gedragingen beïnvloedde. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 300 dagen en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, maar de rechtbank oordeelde dat de verbale bedreigingen niet voldoende waren om terbeschikkingstelling op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met een jaar verlengd, onder gewijzigde voorwaarden. De rechtbank heeft geen bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gegeven, omdat de grondslag daarvoor niet aanwezig werd geacht.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14. 810521-11(P) + 14.700630-12 (ttz.gev); 17.880420-10 (tul)
Datum uitspraak: 25 oktober 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorte plaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],
thans gedetineerd te Vught PPC te Vught.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 september en 18 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. B.G. M. Frencken, advocaat te Eindhoven, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 in de gemeente Heiloo [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend stekende bewegingen met een pen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Kom maar op. De eerste die in de buurt komt
steek ik neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 07 november 2011 in de gemeente Heiloo [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "die [slachtoffer 1] vermoord ik ook. Ik snij haar keel door. [slachtoffer 1] ik vermoord je. Ik weet waar je woont, er zijn meer mensen die weten waar je woont. Ik ga je doden, ik ga je doden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 05 november 2011 in de gemeente Heiloo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde de [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Maandag gaan er doden vallen, ik steek iemand zijn kop van de romp, een van jullie gaat er aan en/of [slachtoffer 2] ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 14/700630-12
hij op of omstreeks 16 april 2012 in de gemeente Eindhoven (in een kamer van een opnameafdeling van de GGZE, gelegen aan de [adres], aldaar)
opzettelijk en wederrechtelijk een asbak en/of een stoel en/of een prullenbak (meerdere malen) tegen een raam heeft geslagen, waardoor die asbak en/of stoel en/of prullenbak en/of dat raam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan GGZE, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, werd(en) vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Verdachte wordt beschuldigd van een drietal bedreigingen, respectievelijk gepleegd op 23 oktober 2011, 7 november 2011 en 5 november 2011, van verpleegkundigen werkzaam bij de Forensisch psychiatrische Afdeling(FPA) te Heiloo en een vernieling gepleegd te Eindhoven in GGZE De Woenselse Poort op 16 april 2012. Verdachte heeft de feiten bekend, met dien verstande dat verdachte met betrekking tot feit 1 heeft ontkend een stekende beweging met een pen te hebben gemaakt.
De rechtbank zal dienen te beoordelen of de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen met dien verstande dat ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde feit niet is bewezen dat verdachte dreigend stekende bewegingen met een pen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1].
C. Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat
- ten aanzien van feit 1 de verdachte dient te worden vrijgesproken van het “opzettelijk dreigend steken” met referte ten aanzien van het overige ten laste gelegde;
- ten aanzien van feit 2 de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat de verdachte weliswaar de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit maar – nu de verdachte zich bevond in een separeercel achter een gesloten deur – de bedreigingen in de gegeven omstandigheden niet van dien aard waren dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen;
- ten aanzien van feit 3 de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat verdachte de woorden heeft geuit terwijl hij zich bevond achter de gesloten deur van een separeercel en de bedreigingen in de gegeven omstandigheden niet van dien aard waren dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen, temeer daar verdachte zou worden overgeplaatst;
- de verdediging zich ten aanzien van het onder parketnummer 14.700630-12 ten laste gelegde refereert aan het oordeel van de rechtbank.
5. D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 14.810521-11 feit 1
De rechtbank acht op basis van
- de bekennende verklaring van de verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid,
Sv, afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2012;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm
opgemaakt door [verbalisant 1] ;
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat niet is bewezen dat verdachte stekende bewegingen met een pen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1].
Ten aanzien van parketnummer 14.810521-11 feit 2.
De rechtbank acht op basis van
- de bekennende verklaring van de verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv, afgelegd tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te ‘s-Hertogenbosch op 11 november 2011 ;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] ;
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] ;
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3]
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan
Ten aanzien van feit 2 heeft de rechtbank voorts het volgende overwogen.
Verdachte verbleef op 7 november 2011 in een afzonderingsruimte van de FPA van GGZ Noord Holland Noord, alwaar aangeefster als verpleegkundige werkzaam was. De verdachte heeft aangeefster toegeroepen “Die [slachtoffer 1] vermoord ik ook”, “Ik snij haar keel door”, [slachtoffer 1] ik vermoord je”, “Ik weet waar je woont, er zijn meer mensen die weten waar je woont”, “Ik ga je doden”. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich bedreigd voelde omdat zij wist hoe impulsief verdachte zich tijdens een woedeaanval kon gedragen. Zij heeft voorts verklaard dat toen de verdachte begon met het uiten van bedreigingen de deur van de afzonderingsruimte open stond en gedurende de bedreigingen werd gesloten.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreigingen onder de gegeven omstandigheden van dien aard waren dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte de bedreigingen ten uitvoer zou brengen.
Ten aanzien van parketnummer 14.810521-11 feit 3.
De rechtbank acht op basis van
- de bekennende verklaring van de verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv, afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2012;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] ;
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [getuige 3], in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5] ,
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank heeft voorts ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit het volgende overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat de geuite bewoordingen bij aangever [slachtoffer 2] wel degelijk vrees konden doen ontstaan en hebben doen ontstaan dat de verdachte zijn bedreigingen ten uitvoer zou brengen. Daaraan doet niet af dat op een later tijdstip is besloten dat de verdachte niet op de afdeling van de FPA waar aangever werkzaam was, zou terugkeren.
Ten aanzien van parketnummer 14/700630-12
De rechtbank acht op basis van
- de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2012;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [getuige 4], in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 6]
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 14/700630-12. ten laste gelegde – met uitzondering van de prullenbak - heeft begaan.
6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Onder parketnummer 14.810521-11
1.
hij op 23 oktober 2011 in de gemeente Heiloo [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd : "Kom maar op. De eerste die in de buurt komt steek ik neer".
2.
hij op 7 november 2011 in de gemeente Heiloo [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"die [slachtoffer 1] vermoord ik ook. Ik snij haar keel door.
[slachtoffer 1] ik vermoord je. Ik weet waar je woont, er zijn meer mensen die weten
waar je woont. Ik ga je doden, ik ga je doden".
3.
hij op 5 november 2011 in de gemeente Heiloo [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Maandag gaan er doden vallen, ik steek iemand zijn kop van de romp, een van jullie gaat er aan en [slachtoffer 2] ik maak je dood".
Onder parketnummer 14.700630-12
hij op 16 april 2012 in de gemeente Eindhoven (in een kamer van een opnameafdeling van de GGZE, gelegen aan de [adres], aldaar) opzettelijk en wederrechtelijk een asbak en een stoel (meerdere malen) tegen een raam heeft geslagen, waardoor die asbak en die stoel en dat raam, toebehorende aan GGZE, werden beschadigd.
7. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 14.810521-11
Feit 1
Bedreiging met zware mishandeling
Feit 2
Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht
Feit 3
Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van parketnummer 14. 700630-12
Opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
8. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op het Pro Justitia Rapport, gedateerd 22 juni 2012 , opgemaakt door de GZ-psycholoog drs. P.C. Braun en het Pro Justitia Rapport, gedateerd 2 juli 2012 opgemaakt door de psychiater H.P.J. van Eindhoven .
De conclusie van het rapport van drs. Braun is zakelijk weergegeven dat verdachte lijdt aan een Pervasieve Ontwikkelingsstoornis in de vorm van de Stoornis van Asperger en aan de aanwezigheid van een Antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ook is er Cannabisafhankelijkheid onder dwang in remissie en alcoholmisbruik (eveneens onder dwang in remissie). Bij de ten laste gelegde feiten waren de Stoornis van Asperger en de Antisociale Persoonlijkheidsstoornis aanwezig en werkten door via de sterke irritabiliteit, impulsiviteit, neiging tot agressief verbaal reageren op basis van achterdochtige opvattingen. Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
Onderzoeker is van mening dat de ten laste gelegde feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De conclusie van het rapport van Van Eindhoven is zakelijk weergegeven dat verdachte lijdende is aan een autistische stoornis, afhankelijkheid van Cannabis (gedwongen in remissie), misbruik van alcohol en sporadisch amfetamine en XTC (in het verleden). Daarnaast is er sprake van een Antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Door de autistische stoornis kan betrokkene zich moeilijker inleven in een ander, waardoor er gemakkelijk communicatieproblemen ontstaan. Daarbij kan betrokkene zijn woede moeilijk beheersen (door de combinatie van het autisme en de persoonlijkheids- pathologie). Geadviseerd wordt betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank kan zich met de conclusies van de Pro Justitia rapportages verenigen en is van oordeel dat het bewezen verklaarde aan de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
9. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte ten aanzien van hetgeen aan hem ten laste gelegd is te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie dat terzake de onder parketnummer 14. 810521-11 bewezen verklaarde feiten aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging ex artikel 37a jo 37b Sr, met een maximale duur van 4 jaar ex artikel 38e, eerste lid, Sr wordt opgelegd - indien mogelijk in de Woenselse Poort, GGZ Eindhoven - waarbij de officier van justitie heeft verzocht te bepalen dat de straf en de maatregel dadelijk uitvoerbaar zijn.
De officier van justitie vordert voorts de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 februari 2011 door de politierechter te Leeuwarden onder parketnummer 17/880420-10 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, de ten laste gelegde feiten niet zodanig ernstig zijn dat oplegging van de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging mogelijk is. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de bewezen verklaarde feiten wel de oplegging van een dergelijke maatregel rechtvaardigen, dan dient deze gelet op artikel 38e Sr te worden gemaximeerd.
De raadsman stelt de volgende alternatieven voor:
1. TBS met voorwaarden maar dan zonder klinisch deel.
De voorwaarden zouden kunnen inhouden
- het volgen van een agressieregulatietraining;
- het volgen van een COVA-training;
- het stoppen met het gebruik van alcohol;
De rechtbank zou op grond van artikel 38 lid 6 Sr bij de terbeschikkingstelling met voorwaarden kunnen bepalen dat er sprake zal zijn van dadelijke uitvoerbaarheid.
Bij overtreding van de voorwaarden kan worden besloten tot een crisisopname van 7 weken in plaats van omzetting van de voorwaardelijke maatregel.
2. Deels voorwaardelijke gevangenisstraf met langere proeftijd en/of het verlengen van de proeftijd met één jaar van de bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 18 februari 2011 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.
Er is, gelet op de lange duur van het voorarrest, feitelijk geen ruimte meer voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijvoorbeeld een lange proeftijd.
Nu de Rechtbank Leeuwarden op 6 oktober 2011de proeftijd in de zaak met parketnummer 17-880420-10 reeds met een jaar heeft verlengd is de enige optie afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging of wijziging van de voorwaarden welke aan genoemde voorwaardelijke straf waren verbonden, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige verbale bedreigingen van verpleegkundigen in de periode dat hij verbleef in de FPA van GGZ Noord Holland Noord te Heiloo. Bij de aangevers kon, ondanks hun professionele ervaring met verbale en fysieke bedreigingen van patiënten, de reële vrees ontstaan dat verdachte die bedreigingen zou uitvoeren, omdat zij bekend waren met het impulsieve gedrag van verdachte tijdens woede uitbarstingen.
Voorts heeft de verdachte meubilair van een kamer van een opnameafdeling van de Woenselse Poort beschadigd.
Verder heeft de rechtbank laten meewegen dat uit het Uittreksel Justitiële documentatie van 10 november 2011 ten name van verdachte blijkt dat hij eerder wegens bedreigingen met misdrijven tegen het leven tot deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte rapportages te weten:
- het reclasseringsadvies (beknopt), gedateerd 8 november 2011, opgesteld door F. Agter, reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Heerhugowaard;
- het reclasseringsadvies (beknopt), gedateerd 20 februari 2012, opgesteld door F. Agter, reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Heerhugowaard;
- het reclasseringsadvies, gedateerd 23 april 2012, opgesteld door I. Way, reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Heerhugowaard;
- het Pro Justitia rapport, gedateerd 22 juni 2012, opgesteld door drs. P.C. Braun, GZ- psycholoog;
Dit rapport houdt zakelijk weergegeven in wat hiervoor is overwogen met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte en voorts het volgende:
De kennelijk ernstige beschadiging van het zelfgevoel in een eerdere inrichting maakt dat betrokkene kwetsbaar is voor aantasting van zijn zelfbeeld. Als dat gebeurt wordt hij agressief. Risicofactoren zijn kwetsbaar zelfgevoel, sterke prikkelbaarheid, achterdocht, gebrekkige toetsing van de realiteit, verminderde rem door slechte gewetensfunctie, weinig gevoel voor het bewaken van grenzen binnen een sociale context en agressieve fantasieën over anderen, alcoholmisbruik en cannabisgebruik.
Betrokkene is slecht maatschappelijk geïntegreerd, mede als gevolg van de Stoornis van Asperger. Een duidelijke dagstructuur is derhalve van belang.
Indien deze risicofactoren niet behandeld worden is de kans op herhaling van agressief gedrag groot. De behandeling van de persoonlijkheidsstoornis is essentieel aangezien de negatieve opvattingen gevoed worden door de persoonlijkheidsproblematiek.
Een forensisch psychiatrische behandeling van de geringe frustratietolerantie, de agressieve impulsdoorbraken in combinatie met de stoornissen waaraan betrokkene lijdende is, is noodzakelijk om herhaling van acting out gedrag te voorkomen. Problematisch is dat betrokkene als gevolg van de stoornissen niet in staat blijkt zich aan voorwaarden te houden.
Dwangbehandeling in het kader van een voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel is om die reden niet zeer realistisch.
Een forensisch psychiatrische behandeling in ambulante setting lijkt ook niet haalbaar gelet op de ernstige gedragsreacties zoals die zichtbaar waren in de Woenselse Poort. Een voorwaardelijk kader heeft tot nog toe geen enkele indruk op betrokkene gemaakt.
Helaas lijkt een ander kader dan een TBS, eventueel met voorwaarden, niet voorhanden voor betrokkene. Of de ten laste gelegde feiten in juridisch opzicht een dergelijke zware maatregel rechtvaardigen laat onderzoek aan de rechtbank om te beantwoorden.
Geadviseerd wordt dat, indien TBS met voorwaarden met een klinisch behandeltraject niet haalbaar is, TBS met dwangverpleging een overblijvende optie is.
- het Pro Justitia rapport, gedateerd 2 juli 2012, opgesteld door H.P.J. van Eindhoven, psychiater.
Dit rapport houdt zakelijk weergegeven in wat hiervoor is overwogen met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte en voorts het volgende:
De kans op recidive van het delictgedrag is verhoogd te noemen.
Een ambulant behandelkader wordt niet haalbaar geacht. Klinische behandeling op de FPA liep vast op dreigend gedrag. De woede is moeilijk beheersbaar.
Van belang zijn:
- een klinische opname, die naar een beschermde woonvorm werkt met begeleiding;
- een agressieregulatietraining;
- Een COVA-training om zijn sociale vaardigheden en copingsvaardigheden uit te breiden.
- eventueel ondersteunende medicatie;
- een beschermde woonvorm in aansluiting op een klinische opname;
- het zoeken naar een zinvolle dagbesteding en dagstructuur.
Geadviseerd wordt een stevig kader om de behandeling te stellen. Het opleggen van Bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel is niet te adviseren omdat betrokkene zich niet goed aan afspraken houdt.
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging is een optie, maar of het ten laste gelegde voor deze maatregel passend is, is ter beoordeling aan de rechtbank. Terbeschikkingstelling met voorwaarden is een optie, maar betrokkene is het niet eens met een klinische opname waardoor deze optie niet haalbaar wordt geacht.
- het reclasseringsadvies ten behoeve van een TBS met voorwaarden, gedateerd 12 oktober 2012, opgesteld door L. van Domburg, reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Heerhugowaard;
Ter terechtzitting van 6 september 2012 hebben beide bovengenoemde gedragsdeskundigen hun adviezen nader toegelicht.
Bij die gelegenheid heeft mevrouw van Domburg voornoemd, als getuige gehoord, verklaard dat De Woenselse Poort ondanks de eerdere niet-geslaagde poging heeft aangegeven dat men bereid is op 17 september 2012 een nieuwe intake te doen. Blijkbaar ziet men toch mogelijkheden voor een behandeling aldaar in het kader van een tbs met voorwaarden, aldus de getuige.
Verdachte heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan een klinische opname, onder meer teneinde te bewijzen dat hij niet TBS-waardig is.
De deskundige Braun heeft daarop verklaard dat een TBS met voorwaarden, indien de feiten die maatregel rechtvaardigen, een behandeling kan bieden die helemaal kan worden toegesneden op verdachte. In het geval van een TBS met dwangverpleging is het niet vanzelfsprekend dat het plaatsingsbureau verdachte plaatst in een instelling die expertise heeft op het gebied van autisme.
De behandeling van de zaak is daarop aangehouden teneinde de mogelijkheid van een klinische opname in de FPK De Woenselse Poort te Eindhoven te onderzoeken.
In bovengenoemd rapport van 12 oktober 2012 heeft mevrouw L. van Domburg het resultaat van het onderzoek als volgt weergegeven:
Nadat de FPK De Woenselse Poort na intern overleg had laten weten betrokkene een tweede kans te geven heeft het IFZ een hernieuwde zorgindicatie afgegeven ten behoeve van plaatsing aldaar. De intake is zonder incidenten verlopen. Vervolgens is betrokkene niettemin voor plaatsing afgewezen op grond van de verwachting dat separatie in de toekomst nodig blijft, terwijl separatie in het kader van TBS met voorwaarden niet mogelijk is.
Op basis van het bovenstaande concludeert de GGZ reclassering Palier dat zij geen voorwaarden kan opstellen en zij adviseert daarom negatief ten aanzien van het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij, in overeenstemming met de adviezen van de deskundigen, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht. De rechtbank heeft die omstandigheid ten voordele van verdachte meegewogen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Ten aanzien van de gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling stelt de rechtbank voorop, dat de wetgever in artikel 37a Sr heeft voorzien in de mogelijkheid om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen ingeval van overtreding van artikel 285, eerste lid, Sr, indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
De onder parketnummer 14.810521-11 bewezen verklaarde feiten leveren, naast een vernieling, drie delicten op als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is echter van oordeel dat het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling niet aangewezen is, nu niet is komen vast te staan dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de bewezen bedreigingen uitsluitend verbaal zijn gedaan. Er is geen sprake van het gebruik van een wapen en evenmin is sprake van een andere omstandigheid die de ernst van de feiten zwaarder doet wegen dan de enkele verbale bedreigingen. Bovendien zijn deze geuit tijdens het verblijf van de verdachte in een separeervertrek in de FPA te Heiloo, derhalve onder voor verdachte bezwarende omstandigheden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het daadwerkelijk plegen van geweld tegen personen. Er is slechts sprake van een aangeboden transactie in 2004.
Het gevaar voor goederen rechtvaardigt in deze zaak evenmin het opleggen van de maatregel.
De rechtbank acht, gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten – waaronder met name de door de verpleegkundigen als heftig ervaren bedreigingen – oplegging van een gevangenisstraf van na te noemen duur passend.
10. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie vordert dat de rechtbank de bij vonnis van de rechtbank te Leeuwarden van 18 februari 2011 in de zaak met parketnummer 17/880420-10 aan de verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort in beginsel de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
De rechtbank zal echter, gelet op de omstandigheid dat de in de hoofdzaak op te leggen straf aanzienlijk korter is dan de duur van het voorarrest, de vordering afwijzen.
De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen, van belang dat aan de verdachte vaardigheden zullen worden aangeleerd waarmee herhaling van de bewezen verklaarde feiten zoveel mogelijk wordt voorkomen. De rechtbank realiseert zich dat GGZ Reclassering Palier (mevrouw van Domburg voornoemd) geen toezicht heeft geadviseerd, omdat met name op het punt van de gewenste behandeling een patstelling lijkt te zijn ontstaan. Er zijn echter naar het oordeel van de rechtbank voldoende mogelijkheden om het toezicht nader in te vullen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het feit dat de rechtbank Leeuwarden bij – niet onherroepelijk – vonnis van 6 oktober 2011 reeds heeft beslist tot verlenging van de proeftijd met 1 jaar.
Daarnaast is de rechtbank gebleken dat twee van de in genoemde beslissing door deze rechtbank opgelegde voorwaarden zijn achterhaald. Verdachte mag niet meer verblijven in de FPA te Heiloo en heeft tijdens zijn verblijf in deze regio het reclasseringscontact niet met Reclassering Nederland maar met GGZ Reclassering Palier.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte voornemens is zich na zijn detentie wederom in deze regio te vestigen, alwaar hij gehuisvest zal worden door zijn vader.
De rechtbank ziet daarom, mede gelet op de omstandigheid dat de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 6 oktober 2011 niet onherroepelijk is, aanleiding om te beslissen tot verlenging van de proeftijd, zulks onder wijziging van de bijzondere voorwaarden, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
De rechtbank zal niet bevelen dat genoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, als bedoeld in artikel 14e onder 1 Sr, nu de veroordeling van verdachte niet ziet op een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en er aldus geen reden is om er rekening mee te houden dat de veroordeelde wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes (6) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij voormeld vonnis van 18 februari 2011 in de zaak met parketnummer 17/880420-10.
Verlengt de in dat vonnis op twee jaar gestelde proeftijd met EEN JAAR.
Wijzigt de daarbij gestelde voorwaarden – onder instandhouding van een door de rechtbank Leeuwarden in voornoemd vonnis opgelegd contactverbod – aldus dat het toezicht van Reclassering Nederland wordt vervangen door toezicht van GGZ Reclassering Palier en stelt daarbij de volgende bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
a. zich zo spoedig mogelijk na beëindiging van de detentie meldt bij GGZ Reclassering Palier te Alkmaar;
b. zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringinstelling;
c. zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zal meewerken aan urinecontroles zolang de reclassering dat nodig acht;
d. gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een agressieregulatietraining;
e. gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een COVA-training.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E. van Erp-van Harten en mr. M.L.M. van der Voet, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2012.
Mr. Van Erp-van Harten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.