ECLI:NL:RBALK:2012:BY1796

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/877
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering rijksbijdrage Wet inburgering nieuwkomers door gemeente Medemblik

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 30 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De zaak betreft de terugvordering van een rijksbijdrage in het kader van de Wet inburgering nieuwkomers. De minister had bij besluit van 13 december 2010 de eerder vastgestelde rijksbijdrage op nihil gesteld en vorderde een bedrag van € 103.322,00 terug, waarvan € 42.706,00 al door de gemeente was terugbetaald. De rechtbank heeft de relevante regelgeving, waaronder de Financiële-verhoudingswet en het Besluit inburgering, in haar overwegingen betrokken.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet tijdig de benodigde verantwoordingsinformatie had aangeleverd, wat leidde tot de terugvordering. Eiser stelde dat hij door administratieve vergissingen en fusies in een unieke situatie verkeerde, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen bijzondere feiten opleverden die de minister zouden verplichten om van de geldende regels af te wijken. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering geen punitief karakter had en dat de gemeente verantwoordelijk was voor de onjuiste aanlevering van gegevens. Het beroep van de gemeente werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees een proceskostenvergoeding af.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte aanlevering van gegevens door gemeenten in het kader van de Wet inburgering en de gevolgen van het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/877
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 augustus 2012 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik, te Wognum, eiser
(gemachtigde: [naam]),
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (voorheen: de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie), verweerder
(gemachtigde: [naam 2]).
Procesverloop
Bij besluit van 23 juli 2010 heeft verweerder de rijksbijdrage inburgering nieuwkomers (hierna: de rijksbijdrage) voor het jaar 2006 vastgesteld op nihil en het uitbetaalde voorschot ten bedrage van € 42.706,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 29 oktober 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Bij besluit van 13 december 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het besluit van
23 juli 2010 gewijzigd in die zin dat de rijksbijdrage opnieuw op nihil is vastgesteld. Voorts vordert verweerder € 103.322,00 terug. Omdat eiser reeds € 42.706,00 heeft terugbetaald, resteerde een bedrag van € 60.616,00.
Bij besluit van 4 maart 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2012. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Bij de beoordeling is de volgende regelgeving van belang.
Ingevolge artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet – voor zover van belang – zendt het college van burgemeester en wethouders de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van:
a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in […] artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet, en
b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in […] artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.
Ingevolge artikel 64, vierde lid, van de Wet inburgering kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de invoering van deze wet.
Ingevolge artikel 9.6, eerste lid, van het Besluit inburgering, voor zover van belang, stelt de minister ambtshalve een eenmalige rijksbijdrage vast, welke wordt verstrekt aan een gemeente, niet zijnde een gemeente, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.
Ingevolge het negende lid wordt het bedrag van de vastgestelde eenmalige rijksbijdrage binnen zes maanden na de vaststelling ervan aan een gemeente betaald onder verrekening met het voorschot dat ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers is verleend ten behoeve van het jaar 2006. Indien de vaststelling van de eenmalige rijksbijdrage of de verrekening met het voorschot leidt tot een negatief bedrag, is de minister bevoegd dat bedrag terug te vorderen.
In de Nota procedure aanlevering jaarstukken versie circulaire Sisa 2008 (hierna: de Nota) wordt de procedure voor partijen nader beschreven.
2. Met ingang van het begrotingsjaar 2006 is een nieuwe systematiek geïntroduceerd voor de uitvoering van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN, thans Wet inburgering). Bij deze systematiek is de door de gemeenten aangeleverde informatie die moet zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring leidend. Dit betekent dat eenmalige aanlevering van gegevens door de gemeenten plaatsvindt als juist en volledig mag worden verondersteld. Een SiSa-bijlage waarin de specifieke uitkeringen worden verantwoord, maakt deel uit van de aangeleverde informatie. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) toetst de aanlevering van de verantwoordingsinformatie en vermeldt of de informatie ‘plausibel’ is. De inhoudelijke toets wordt verricht door het vakdepartement.
3. Verweerder heeft de voor het vaststellen van de Rijksbijdrage benodigde verantwoordingsgegevens bij brief van 13 juli 2009 van eiser ontvangen, waaronder de jaarrekening met de bijbehorende SiSa-bijlage.
4. Eiser erkent dat de SiSa-bijlage door hem niet correct is ingevuld. In die bijlage zijn abusievelijk geen beschikkingen en geen verklaringen ten behoeve van de afwikkeling van de WIN opgenomen. Echter, in de monitor inburgering 2006 die begin 2009 aan het Ministerie van Wonen, Wijken en Integratie is verstrekt, zijn wel de juiste aantallen vermeld van de inburgerprestaties over de jaren 2006, 2007 en 2008 van de voormalige gemeenten Medemblik, Wognum en Noorder-Koggenland. Eiser is van mening dat de regelgeving rond de inburgering en de verantwoording daarvan door wetswijzigingen de departementwisselingen gecompliceerd is gemaakt. Voorts is eiser van mening dat hij onevenredig zwaar wordt gestraft voor een administratieve vergissing. Tot slot beroept eiser zich op bijzondere omstandigheden, omdat hij door twee opeenvolgende fusies in een unieke en moeilijke situatie verkeerde.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Financiële-verhoudingswet imperatief voorschrijft dat de verantwoordingsinformatie jaarlijks uiterlijk op 15 juli, in casu 15 juli 2009, wordt ingediend. Daarbij mag de levering inhoudelijk juist worden verondersteld. De monitor inburgering bevat geen gegevens op grond waarvan verweerder de eenmalige rijksbijdrage kan vaststellen. Eiser heeft geen herziene gegevens aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangeleverd op grond waarvan verweerder de vaststelling zou kunnen aanpassen, aldus verweerder. Voorts wijst verweerder erop dat onjuistheden in de verantwoordingsinformatie voor rekening en risico van eiser zijn. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aanlevering van de onjuiste gegevens eiser niet is aan te rekenen
5. De bijlage bij de jaarrekening vormt het uitgangspunt voor de vaststelling hoeveel beschikkingen en verklaringen in het kader van de WIN door een gemeente zijn afgegeven. In het onderhavige geval is op de SiSa-bijlage ingevuld dat eiser geen WIN-beschikkingen en geen verklaringen heeft afgegeven. Op basis van deze gegevens is de vaststellingsbeschikking gegeven. Pas na ontvangst van deze vaststellingsbeschikking is eiser ervan op de hoogte geraakt dat hij de SiSa-verklaring niet juist heeft ingevuld. Weliswaar voorziet de Nota in een herstelmogelijkheid, maar daarvan heeft eiser geen gebruik gemaakt. Daarbij komt nog dat de herstelmogelijkheid op grond van de SiSa-systematiek ziet op de periode voorafgaand aan een primair besluit van verweerder.
6. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat uit de monitor inburgering 2006 wel de juiste cijfers blijken, overweegt de rechtbank dat deze informatiebron ingevolge de wettelijk voorschreven systematiek niet ten grondslag wordt gelegd aan de vaststelling van de rijksbijdrage.
7. Voor zover eiser betoogt dat vanwege de complexe regelgeving, het bestreden besluit ten gunste van eiser dient te worden gewijzigd, overweegt de rechtbank dat het op de weg van eiser was gelegen om, bij onduidelijkheid in de aanlevering van gegevens, met verweerder contact op te nemen. Daarbij wijst de rechtbank nog op de Nota waarin is aangegeven dat voor medeoverheden en accountants van medeoverheden voor SiSa een elektronische postbus beschikbaar is en dat de telefonische helpdesk met betrekking tot de aanlevering bereikbaar is van 15 juni tot en met 15 augustus.
8. Voor zover eiser, door te stellen dat een administratieve vergissing in dit geval substantiële schade tot gevolg heeft, heeft bedoeld aan te voeren dat de opgelegde sanctie niet in verhouding staat tot de administratieve nalatigheid, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt dit betoog als een beroep op het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank is van oordeel dat terugvordering van de rijksbijdrage geen punitief karakter heeft. De terugvordering vindt zijn grondslag in de omstandigheid dat niet is voldaan aan de voor het toekennen van de rijksbijdrage gestelde voorwaarden, te weten dat de voor 15 juli 2009 aangeleverde gegevens blijkt dat er beschikkingen of verklaringen zijn afgegeven. Er bestaan dan ook geen grond te beoordelen of met de terugvordering het evenredigheidsbeginsel is geschonden. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Wat betreft eisers beroep op de bijzondere omstandigheden waarin hij heeft verkeerd, overweegt de rechtbank dat het fuseren van de gemeenten binnen de risicosfeer van eiser ligt. Deze omstandigheden leveren geen bijzondere feiten of omstandigheden op waardoor verweerder had dienen af te wijken van de geldende verantwoordingssystematiek.
10. Gelet op het voorgaande blijft het bestreden besluit in stand. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. B. Veenman, voorzitter, mr.drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. M. Kraefft, leden, in aanwezigheid van mr. T. Beemsterboer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2012.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.