ECLI:NL:RBALK:2012:BY1185

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
27 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/2820
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van vergunningplicht voor steigeruitbreiding en dwangsom bij overtreding

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 27 september 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eiser had een dwangsom opgelegd gekregen om zijn steiger in te korten, omdat deze was uitgebreid zonder de vereiste vergunning. De rechtbank oordeelde dat eiser in overtreding was, omdat hij niet had voldaan aan de voorwaarden van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009. Eiser had in 1998 een vergunning gekregen voor een afmeerconstructie, maar de uitbreiding van deze steiger vereiste een nieuwe vergunning. De rechtbank stelde vast dat er geen concreet zicht op legalisatie was, omdat verweerder had aangegeven geen vergunning te zullen verlenen voor de uitbreiding van de steiger met minder dan 0,90 meter ruimte tussen de steigers van eiser en de naastgelegen partij. De rechtbank benadrukte dat handhavend optreden in het algemeen belang is en dat er slechts onder bijzondere omstandigheden van kan worden afgezien. Eiser had niet aangetoond dat handhaving onevenredig zou zijn in verhouding tot de belangen die gediend zijn met de handhaving. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de bevoegdheid van verweerder om handhavend op te treden.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2820
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 september 2012 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats], eiser
en
Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam pvr], te [woonplaats].
Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser, onder oplegging van een dwangsom, gelast de steiger tegenover zijn perceel [adres] te [woonplaats] aan de zuidzijde zodanig in te korten dat er tussen eisers steiger en de steiger van [naam pvr] (hierna: [naam pvr]) een minimale vrije ruimte aanwezig is van 0,90 meter.
Bij besluit van 21 september 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2012. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde en [naam 1] en [naam 2]. Derde-partij is samen met zijn partner verschenen.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd. Nadien is de termijn voor het doen van uitspraak verlengd tot 27 september 2012.
Overwegingen
1. Aan eiser is in 1998 vergunning verleend voor een afmeerconstructie (hierna ook: steiger) van 2,50 meter in het verlengde van zijn woning aan [adres]. In 2009 is ook – onder meer – aan derde-partij een afmeerconstructie vergund. Deze vergunning is onherroepelijk.
2.1. Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, onder a en b - voor zover van belang - van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009 (hierna: de Keur) is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten of werken te plaatsen of te (be)houden.
2.2. Ingevolge artikel 4.3, eerste lid van de Keur kan het dagelijks bestuur voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 4.1, 4.2, 4.6 en 4.9 algemene regels geven, welke mede kunnen inhouden een vrijstelling van de vergunningplicht dan wel een algeheel verbod voor het verrichten van die handelingen.
Ingevolge artikel 4.3, tweede lid van de Keur kan bij regeling krachtens het voorgaande lid de verplichting worden opgelegd handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan het dagelijks bestuur.
2.3. In artikel 5 van de Algemene regels bij de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2010 (hierna: Algemene regels) is bepaald dat:
1. Geen vergunning krachtens artikel 4.1, eerste lid, onderdelen a en b, van de keur is vereist voor het aanbrengen en/of vervangen van steiger indien wordt voldaan aan de volgende voorschriften.
2. Per perceel wordt maximaal 1 werk in het oppervlaktewaterlichaam aangebracht.
3. De steiger wordt niet verder dan tot 1,00 meter uit de oeverlijn aangebracht. De maximale lengte van de steiger langs de oeverlijn is 6,00 meter.
4. Steigers worden niet aangelegd binnen een afstand van 6,00 meter uit ondersteunende
kunstwerken (duikers, stuwen, gemalen, et cetera) en op locaties voor het keren en te water laten van de maaiboot.
5. De steiger rust op een open constructie die geen deel uitmaakt van de beschoeiingen,
schanskorven en andere oeververdedigingswerken van derden.
6. De hoogte van de onderzijde van de steiger ligt minimaal 0,20 meter boven het hoogst
gehanteerde streefpeil van het oppervlaktewaterlichaam.
7. Direct na voltooiing van de werkzaamheden krijgt het oppervlaktewaterlichaam ter plaatse van het werk dezelfde afmetingen als het overige aansluitende deel en zonder achterlating van vaste stoffen.
8. De steiger wordt in goede staat onderhouden.
9. Het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam onder en 1,00 meter rondom de steiger wordt verzorgd door de houder, belanghebbende of rechtsopvolger.
10. Ten minste 10 werkdagen voordat met de werkzaamheden wordt aangevangen, neemt de
aanvrager contact op met de toezichthouder om de exacte plaats van de steiger te bepalen.
3. De rechtbank stelt voorop dat het uitbreiden van een bestaande steiger kan worden aangemerkt als het plaatsen van een werk in de zin van de Keur en daarmee valt onder de verbodsbepaling neergelegd in artikel 4.1, eerste lid, onder a en b van de Keur. Voor het uitbreiden van de bestaande vergunde steiger is een vergunning vereist.
Uit artikel 4.3, tweede lid, van de Keur, gelezen in samenhang met artikel 5 van de Algemene regels volgt evenwel dat indien aan de in artikel 5 van de Algemene regels genoemde voorwaarden wordt voldaan, kan worden volstaan met een melding van de uitbreiding van de steiger. Dit betekent dat indien niet wordt voldaan aan één van de voorwaarden genoemd in artikel 5, de vergunningplicht onverkort geldt.
4. Eiser heeft een aanvraag gedaan om een vergunning voor het verlengen van de bestaande afmeerconstructie. Verweerder heeft eiser in reactie daarop op 3 september 2010 bericht dat zijn aanvraag wordt aangemerkt als een melding en er dus geen watervergunning benodigd is, indien hij zich houdt aan de opgenomen voorwaarden. Deze voorwaarden zijn ondermeer dat ten minste tien werkdagen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen de toezichthouder, de heer [naam toezichthouder], daarvan in kennis moet worden gesteld en dat deze met betrokkene een afspraak maakt voor een eventueel veldbezoek over de exacte plaats van de afmeerconstructie, de afmetingen, de wijze van uitvoering en de datum waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat op 6 september 2010 tussen eiser en [naam toezichthouder], rayonbeheerder van het cluster Peilbeheer een overleg heeft plaatsgevonden zoals omschreven in de brief van verweerder 3 september 2010 en zoals bedoeld in het tiende lid van artikel 5 van de Algemene regels.
6. Eiser betwist dat de toezichthouder hem bij gelegenheid van veldschouw op 6 september 2010 de aanwijzing heeft gegeven om tussen zijn steiger (na uitbreiding) en die van [naam pvr] een minimale ruimte van 0,90 meter te laten. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat de toezichthouder eiser in dat gesprek wel degelijk deze aanwijzing heeft gegeven. De rechtbank betrekt bij dit oordeel alle omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, waaronder de aan [naam pvr] vergunde steiger die ook door hem is geplaatst en de geschillen over deze steiger. De rechtbank betrekt daarbij ook dat uit verschillende stukken in het dossier kan worden begrepen dat [naam toezichthouder] de door hem gekozen afstand met zijn collega’s heeft besproken en dat zij aldus van de aanwijzing ook op de hoogte zijn.
7. Eiser heeft aangevoerd dat de aanwijzing niet zo kan zijn gegeven als door verweerder gesteld, alleen al omdat het opvolgen van de gestelde aanwijzing betekent dat hij ter plaatse geen steiger van 6 meter kan realiseren. Deze stelling van eiser brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij is van belang dat eiser er in zijn berekeningen van uit lijkt te gaan dat hij op grond van artikel 5, derde lid, van de Algemene regels onder alle omstandigheden recht zou hebben op het realiseren van een steiger met een lengte van 6 meter. Dit uitgangspunt is niet juist. Uit dit artikel volgt immers enkel dat een langs de oeverlijn te realiseren steiger niet langer mag zijn dan 6 meter. Bij het plaatsen van een steiger of het uitbreiden van een bestaande steiger zal een belanghebbende zich rekenschap moeten geven van de belangen van anderen, in dit geval met de steigers die ter plaatse reeds met vergunning zijn opgericht.
8. Voorzover eiser er van uit gaat dat hij als bewoner van de benedenetage van het appartementencomplex een exclusief recht heeft op het plaatsen van werken in het water gelegen in een rechte lijn achter en over de volledige breedte van zijn appartement stelt de rechtbank vast dat dat uitgangspunt niet juist is. Eiser is geen eigenaar van de groenstrook tussen zijn woning en het water. De sloot is eigendom van, en in beheer bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eiser heeft dus geen zeggenschap over de sloot.
9. Verweerder heeft op 8 november 2010 geconstateerd dat eiser zijn steiger aldus heeft uitgebreid dat tussen zijn steiger en die van [naam pvr] geen 0,90 meter ruimte is gelaten. Verweerder heeft vastgesteld dat eiser daarmee niet heeft gehandeld overeenkomstig de aanwijzing van de toezichthouder. Dat betekent dat eiser heeft gehandeld in strijd met de voorwaarden als bedoeld in artikel 5 van de Algemene regels. Dit betekent dat het verbod, neergelegd in artikel 4.1, eerste lid, onder a en b van de Keur van toepassing is. De uitbreiding van de steiger is dus gerealiseerd zonder de in genoemd artikel vereiste vergunning. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een overtreding, en dat verweerder bevoegd was daar handhavend tegen op te treden.
10. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
11. Er is geen concreet zicht op legalisatie omdat verweerder heeft aangegeven dat geen vergunning zal worden verleend voor de uitbreiding van eisers steiger waarbij minder dan 0,90 meter tussen die steiger en de steiger van [naam pvr] wordt gelaten. Hetgeen eiser heeft aangevoerd maakt voorts niet dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat verweerder daarvan had moeten afzien.
12. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Reiling, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en
mr. P.H. Lauryssen, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2012.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.