ECLI:NL:RBALK:2012:BX8538

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810072-12
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een kwetsbare vrouw in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte heeft in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 14 november 2010 een jonge vrouw, genaamd [slachtoffer], geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van dwang, geweld en misleiding om [slachtoffer] in de prostitutie te laten werken. De verdachte heeft [slachtoffer] onder druk gezet door haar emotionele afhankelijkheid te misbruiken, haar te intimideren en haar te dwingen om haar verdiende geld aan hem af te geven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte geweld heeft gebruikt, waaronder een incident waarbij hij [slachtoffer] tegen de muur gooide. De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij aanwezig was bij de gebeurtenissen, maar ontkende dat er sprake was van verkrachting.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en dat de uitbuiting van [slachtoffer] gedurende een periode van drie weken heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de geleden schade, beoordeeld en een bedrag van € 2.529,20 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810072-12 (P)
Datum uitspraak: 20 september 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteland] op [geboortedatum],
thans gedetineerd te Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. L Palanciyan, advocaat te Zaandam, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is, nadat een tweetal vorderingen van de officier van justitie ter terechtzitting van 6 september 2012 respectievelijk strekkende tot een nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en tot wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv is toegelaten, ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 4 november 2010, althans de periode van 13 juni tot en met 14 november 2010 in Den Helder en/of Utrecht, in elk geval in Nederland (telkens) een ander, genaamd [slachtoffer] door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of een (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] (artikel 273f lid 1 ahf/sub 1)
en/of heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen (waaronder begrepen:
beschikbaar te houden) tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel door voornoemde middelen enige handeling heeft ondernomen, waarvan hij, verdachte, wist en/of redelijkerwijze moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen (waaronder begrepen: beschikbaar te houden) tot het verrichten van arbeid of diensten (artikel 273f lid 1 ahf/sub 4) en/of heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 ahf/sub 9) immers heeft/is hij, verdachte: terwijl hij wist dat die [slachtoffer] verliefd op hem was,
- met die [slachtoffer] een (seksuele) relatie aangegaan;
- kwaad gesproken over de familie van die [slachtoffer];
- een kamer voor die [slachtoffer] geregeld, waar zij kon verblijven;
- die [slachtoffer] ertoe gebracht dat zij haar pinpas aan hem ter beschikking heeft gesteld, waarna en waardoor zij een schuld van 2.500 euro heeft opgelopen, hetgeen bij verdachte bekend was;
- (samen met één of meer anderen) die [slachtoffer] voorgesteld om als prostituee te gaan werken (in club Aphrodite);
- die [slachtoffer] te kennen gegeven dat hij heel blij met haar was dat ze in club Aphrodite ging werken;
- niet ingegrepen toen een ander ( [vriend getuige 1]) de kleding van [slachtoffer] heeft uitgetrokken;
- samen met deze [vriend getuige 1] met die [slachtoffer] onvrijwillige seks gehad en gezegd: 'Als je dit kan, dan kan je ook het werk doen';
- die [slachtoffer] naar club Aphrodite gebracht en daar weer opgehaald;
- bepaald wanneer die [slachtoffer] in club Aphrodite moest gaan werken;
- die [slachtoffer] middels telefoon en sms gecontroleerd (t.a.v. de hoogte van haar verdiensten);
- als [slachtoffer] niet wilde werken haar toegevoegd dat ze geld moesten verdienen en dat ze gewoon moest gaan;
- die [slachtoffer] gezegd dat hij zin had om haar te slaan;
- die [slachtoffer] telefonisch heeft geïntimideerd en/of bedreigd, onder meer door te zeggen dat hij met een pistool zou komen en spullen zou vernielen;
- het geld dat die [slachtoffer] in club Aphrodite verdiende telkens aangenomen, afgepakt en/of zich toegeëigend;
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij dat geld ging investeren en/of in een kluis bij zijn tante zou stoppen, en/of dat hij een opleiding voor haar zou betalen;
- die [slachtoffer] voor hem, verdachte, telefoonabonnementen laten afsluiten, waardoor die [slachtoffer] schulden kreeg bij verschillende telefoonmaatschappijen;
- een kennis van hem ([verhuurder]) seks laten hebben met die [slachtoffer] om zodoende de schuld van hem, verdachte, aan die persoon terug te betalen;
- die [slachtoffer] vervoerd of overgebracht naar Utrecht met het doel haar daar een werkkamer voor prostitutie-werk te laten huren;
- die [slachtoffer] (een bloedlip) geslagen en/of die [slachtoffer] tegen de muur gegooid en/of gedrukt, (toen zij aangaf niet als prostituee in Utrecht te willen werken);
en/of aldus en/of op enigerlei andere wijze in de feitelijke en communicatieve omgang een situatie gecreëerd, waarin hij, verdachte, door de feitelijke verhoudingen een overwicht verkreeg over die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Op 21 oktober 2010 werd bij seksclub Aphrodite te Den Helder een reguliere prostitutiecontrole gehouden door leden van het prostitutieteam van de politie Noord-Holland Noord. Tijdens deze controle bleken daar onder meer [slachtoffer] (hierna ook kortweg: [slachtoffer]) en [getuige 1] (hierna ook te noemen: [getuige 1]) werkzaam te zijn als prostituee. Zij verklaarden beiden vrijwillig in de prostitutie te werken. Bij een vervolgcontrole op 4 november 2010 deelde de eigenaar van seksclub Aphrodite mede dat [slachtoffer] niet meer in de club werkzaam was en dat zij na de eerste controle op 21 oktober 2010 was vertrokken. [getuige 1] werkte nog wel in de club en verklaarde dat het door haar en [slachtoffer] op 21 oktober vertelde verhaal niet waar was. Volgens [getuige 1] werkte [slachtoffer] via haar 21 jarige vriend (verdachte) in de prostitutie en moest zij het door haar verdiende geld aan hem afdragen. De politie heeft vervolgens contact opgenomen met [slachtoffer], hetgeen heeft geleid tot een aangifte van [slachtoffer] tegen verdachte wegens mensenhandel.
Verdachte ontkent alle hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer].
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van verdachte bepleit, omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs tegen verdachte voorhanden is. De verklaringen van de aangeefster zijn volgens de verdediging aantoonbaar onjuist en inconsistent en derhalve onbetrouwbaar. Met name uit MSN-verkeer zou verder blijken dat aangeefster zich ten onrechte voordoet als een onschuldig en kwetsbaar persoon. Ook de verklaringen van de getuigen, die bijna allemaal “van horen zeggen” verklaren, zijn volgens de verdediging onbetrouwbaar
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Medio 2010 heeft de toen 18-jarige [slachtoffer] verdachte in Den Helder ontmoet. [slachtoffer] werd verliefd op verdachte en kreeg met hem een seksuele relatie.
Eind september 2010, toen de ouders van [slachtoffer] met vakantie waren, is verdachte bij [slachtoffer] in de ouderlijke woning blijven slapen. Nadat de zus van [slachtoffer], [ zus slachtoffer], dreigde haar broer en ouders in te lichten over het verblijf van verdachte in de ouderlijke woning , is [slachtoffer] met verdachte meegegaan. Vanaf dat moment sliep [slachtoffer] niet of nauwelijks meer thuis , maar verbleef zij bij verdachte. De familie van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] vanaf dat moment ook veranderde van een lief, zacht meisje in een leugenachtig, boos kreng.
Verdachte huurde van [verhuurder] een kamer aan de [adres], Den Helder. [verhuurder] heeft hierover verklaard dat verdachte hem benaderde met de vraag of hij een slaapplaats voor hem had, zodat het meisje dat verdachte voor zich had werken in een club in Den Helder, daar kon slapen. Dit meisje was [slachtoffer] .
Op een zondag begin oktober 2010 is [slachtoffer] door verdachte en [vriend getuige 1] meegenomen naar de vriendin van [vriend getuige 1], [getuige 1]. [getuige 1] was als prostituee werkzaam in Club Aphrodite en woonde achter de club in een woning die bij de club hoorde. Verdachte heeft [getuige 1] verteld dat [slachtoffer] ook in de club wilde werken en heeft [getuige 1] gevraagd om haar wegwijs te maken. Bij binnenkomst heeft [getuige 1] aan [slachtoffer] gevraagd of zij ook in de club wilde werken. [slachtoffer] was hierdoor verrast en reageerde in eerste instantie niet op de vraag. Toen de vraag herhaald werd, keek [slachtoffer] verdachte aan en zag dat hij glimlachte. Nadat [slachtoffer] instemde, zag zij blijdschap in de ogen van [verdachte]. Verdachte gaf haar een dikke zoen. Vanaf dat moment sloeg de verliefdheid bij [slachtoffer] om in angst.
Nadat [getuige 1], [slachtoffer], [vriend getuige 1] en verdachte iets gedronken hadden in de woning van [getuige 1], begon [vriend getuige 1] [slachtoffer] te ontkleden. [slachtoffer] stribbelde tegen, maar verdachte greep niet in en zei dat [slachtoffer] hem zijn gang moest laten gaan. Vervolgens heeft [slachtoffer] tegen haar wil seks gehad met verdachte en [vriend getuige 1]. Ook [getuige 1] heeft verklaard dat [vriend getuige 1] en verdachte die avond onvrijwillig seks met hen hebben gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 september 2012 erkend dat hij aanwezig is geweest, maar hij heeft ontkend dat van verkrachting sprake is geweest. Die nacht is [slachtoffer] met verdachte bij [getuige 1] blijven slapen . [slachtoffer] heeft verklaard dat haar angst voor verdachte na de verkrachting nog is toegenomen.
Ondanks de twijfels bij [getuige 1] of [slachtoffer] wel vrijwillig in de club wilde werken, heeft zij [slachtoffer] de volgende dag voorgesteld aan [eigenaar club], de eigenaar van Club Aphrodite. [slachtoffer] is die maandag direct aan het werk gegaan in de club. Dit was in de week van 7 oktober 2010.
[eigenaar club] heeft [slachtoffer] omschreven als iemand die het huis ontvlucht is en bang voor iemand was, zonder dat zij daar verder over vertelde. Hij had het idee dat er een loverboy in het spel was. De eerste dag was [slachtoffer] nog spontaan, maar de volgende dag was dat al anders. Er was volgens [eigenaar club] iets met [slachtoffer], maar hij kreeg het er niet uit. Over de werkwijze bij Club Aphrodite heeft [eigenaar club] verklaard dat de vrouwen voor 22.00 uur in de bar aanwezig moeten zijn en meestal werken tot 3.00 uur. Tijdens het werk dragen de vrouwen het verdiende geld af aan [eigenaar club], die het voor hen beheert. Aan het eind van de avond wordt er afgerekend. De vrouwen ontvangen de helft van het verdiende geld minus de in te houden loonbelasting.
[slachtoffer] en [getuige 1] werkten zes dagen per week in de club, op zondag was Aphrodite gesloten. Verdachte bracht [slachtoffer] naar de club en haalde haar weer op.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar belde en sms’te als zij aan het werk was, om te informeren hoeveel geld zij had verdiend en wanneer hij haar moest ophalen. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte de eerste avond in de kamer van [getuige 1] wilde blijven wachten terwijl [slachtoffer] aan het werk was. [getuige 1] heeft dat toen geweigerd, waarna verdachte de hele tijd buiten rond heeft gelopen. Ook heeft verdachte die avond de hele tijd ge-sms’t en gebeld met [slachtoffer]. Vervolgens belde verdachte [slachtoffer] iedere avond drie à vier keer om te informeren hoeveel geld zij had verdiend en hoe laat verdachte haar moest komen ophalen. [getuige 1] weet dit, omdat zij meestal naast [slachtoffer] op de bank zat als zij door verdachte werd gebeld.
Als [slachtoffer] aangaf dat zij geen zin had om te werken, antwoordde verdachte: “We moeten geld verdienen en je gaat maar.” [slachtoffer] ging dan toch werken, omdat zij bang was voor verdachte.
Verdachte pakte het door [slachtoffer] bij Aphrodite verdiende geld af als [slachtoffer] lag te slapen. Ook pakte verdachte wel eens geld van [slachtoffer] en zei hij dat hij het voor haar zou investeren of op zou bergen in de kluis van zijn tante. Van het geld kocht verdachte ook shirts, waaronder een rood t-shirt van Vance en een trui voor zichzelf. [getuige 1] heeft gezien dat [slachtoffer] het door haar verdiende geld aan verdachte moest afgeven. Ook heeft zij gezien dat verdachte aan de achterzijde van de club kwam om bij [slachtoffer] geld te halen voor een treinkaartje. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij denkt hooguit € 100,- te hebben overgehouden aan haar werk bij Club Aphrodite. De rest is naar verdachte gegaan. Volgens [getuige 1] varieerden de verdiensten van niets, tot € 50,- à
€ 60,- en soms € 120,- per avond.
Na de prostitutiecontrole op 21 oktober 2010 heeft [slachtoffer] nog één of twee dagen gewerkt bij Club Aphrodite en is toen gestopt. Bij de politiecontrole van 4 november 2010 werd [slachtoffer] niet meer aangetroffen.
Op naam van [slachtoffer] zijn een viertal telefoonabonnement afgesloten, twee bij KPN en twee bij T for Telecom. [slachtoffer] heeft voor deze abonnementen voor verdachte afgesloten, omdat verdachte dat zelf niet kon. De bijbehorende telefoons zijn door verdachte verkocht en de abonnementen zijn door verdachte zelf gebruikt of weggegeven aan vrienden. [slachtoffer] heeft van KPN en van Telfort B.V. aanmaningen ontvangen met betrekking tot de betaling van deze telefoonabonnementen. De ex-vriendin van verdachte, [getuige 2], heeft verklaard dat er op het adres van haar ouders post van KPN werd bezorgd op naam van [slachtoffer]. Het bleek te gaan om het afsluiten van een telefoonabonnement. [getuige 2] heeft daarover verder verklaard dat verdachte dit ook bij haar heeft gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij in contact is gekomen met [naam 2] en [naam 3], die iemand kenden die telefoonabonnementen kon wissen uit het systeem. [slachtoffer] heeft daar toen telefoonabonnementen afgesloten. Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting van 6 september 2012 verklaard dat [slachtoffer] het adres van de ouders van [getuige 2] niet kende. Voorts heeft hij bevestigd dat hij door schulden zelf geen telefoonabonnementen af kon sluiten.
In het najaar van 2010 heeft verdachte verhuurder [verhuurder] voorgesteld om een ontstane huurachterstand van € 300,- in te lossen door [verhuurder] seks te laten hebben met [slachtoffer]. [verhuurder] heeft hiermee ingestemd. [verhuurder] ging vervolgens naar [slachtoffer] en zei haar dat hij verdachte had betaald om met [slachtoffer] te neuken. [slachtoffer] was verbaasd en heeft verdachte gebeld om te informeren wat de bedoeling was. Verdachte lachte en zei dat ze het moest doen. [slachtoffer] heeft vervolgens seks gehad met [verhuurder]. Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 september 2012 bevestigd dat [verhuurder] seks heeft gehad met [slachtoffer].
Na de politiecontrole bij Club Aphrodite wilde verdachte [slachtoffer] in een andere stad als prostituee laten werken. Verdachte heeft bij [verhuurder] geïnformeerd of hij andere mogelijkheden wist waar [slachtoffer] zou kunnen werken. Een vriend van [verhuurder], [naam], heeft vervolgens voorgesteld om met verdachte en [slachtoffer] naar Utrecht te rijden om te kijken of [slachtoffer] daar kon werken. [verhuurder] is ook meegegaan naar Utrecht. [slachtoffer] wilde niet achter het raam werken en zei dat ze niet meeging naar Utrecht. Verdachte kwam vervolgens achter [slachtoffer] aan, pakte haar bij haar jas en gooide haar tegen de muur. Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 september 2012 erkend dat hij [slachtoffer] tegen de muur heeft gegooid en dat hij met [slachtoffer], [verhuurder] en [naam] naar Utrecht is geweest.
[naam], [verhuurder], [slachtoffer] en verdachte zijn vervolgens naar de prostitutiebootjes in Utrecht gereden. Verdachte is met [slachtoffer] naar het kantoortje tegenover de bootjes gelopen om te informeren of er kamers vrij waren. Verdachte deed het woord en [slachtoffer] schudde met haar hoofd “nee”, waarna de man in het kantoortje hen wegstuurde. Verdachte en [slachtoffer] vertelden [verhuurder] bij terugkeer dat zij waren geweigerd, omdat de verhuurder al eerder problemen met een stel had gehad, omdat de man jaloers was geworden. Hierna zijn ze naar de binnenstad van Utrecht gereden. [slachtoffer] is hier alleen naar kamerverhuurder gegaan om te informeren of er iets vrij was. Vervolgens is zij bij de auto teruggekeerd en heeft gezegd dat de man niet open wilde doen. Verdachte reageerde toen boos, omdat hij dacht dat [slachtoffer] niet haar best had gedaan om werk te krijgen.
Na terugkeer in Den Helder op de kamer van verdachte zei [slachtoffer] tegen verdachte dat ze weg wilde. Vervolgens sloeg verdachte [slachtoffer] een bloedlip en zei dat ze naast hem moest komen liggen.
Medio november is [slachtoffer] teruggekeerd bij haar ouders.
Conclusie
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1], [verhuurder], [getuige 2] en [getuige 3] onbetrouwbaar zijn. De rechtbank stelt voorop dat de tegen verdachte afgelegde verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en getuigen [getuige 1], [verhuurder] en ook de door de verdediging onbestreden verklaring van getuige [eigenaar club], elkaar - zij het niet elk in gelijke mate - op belangrijke onderdelen ondersteunen. Bovendien vinden deze verklaringen steun in andere bewijsmiddelen als hiervoor vermeld. Het feit dat sommige van deze verklaringen van recente datum zijn, terwijl de feiten waarover wordt verklaard zich in 2010 hebben voorgedaan, maken deze verklaringen voorts op zichzelf niet onbetrouwbaar, doch verklaren veeleer waarom zich op detailniveau verschillen voordoen. Dat de gestelde verstandelijke beperkingen van [slachtoffer] haar geheugen meer dan gemiddeld aantasten is door de raadsman verder op geen enkele wijze onderbouwd. De inhoud van de door de raadsman aangehaalde MSN-berichten die [slachtoffer] in december 2010, dus nadat de uitbuiting door verdachte was geëindigd, heeft verstuurd, vormen evenmin aanleiding om haar verklaringen onbetrouwbaar te achten. De eventuele bereidheid van [slachtoffer] - zo die al uit de genoemde MSN-berichten kan worden afgeleid - om vrijwillig tegen betaling seksuele contacten te hebben, doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring dat haar werk bij Club Aphrodite niet vrijwillig was.
Ten aanzien de verklaringen van [getuige 1] heeft de raadsman in het bijzonder gesteld dat zij haar toenmalige vriend [vriend getuige 1] beschermt door belastende verklaringen over verdachte af te leggen. De rechtbank overweegt dienaangaande dat [getuige 1] niet alleen over verdachte, maar ook over [vriend getuige 1] in belastende zin heeft verklaard. Zij heeft immers gezegd dat [vriend getuige 1] wilde dat [getuige 1] haar geld in de prostitutie verdiende en dat zij hem daarmee onderhield, alsmede dat [vriend getuige 1] het voortouw heeft genomen bij de verkrachting van haar en [slachtoffer]. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanwijzingen dat [getuige 1] [vriend getuige 1] wilde beschermen door verdachte te beschuldigen. Het dossier geeft ook overigens onvoldoende aanwijzingen voor de door de raadsman voorgestane leidende rol van [vriend getuige 1].
Hetgeen de raadsman met betrekking tot de betrouwbaarheid van de overige getuigen heeft aangevoerd, is evenmin aanleiding deze onbetrouwbaar te achten, nu deze verklaringen - voor zover gebezigd voor het bewijs - voldoende ondersteuning vinden in andere bewijsmiddelen.
Mensenhandel
De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van de bovengenoemde verklaringen in onderling verband en samenhang bezien, redengevend is om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer].
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat [slachtoffer] gedurende een deel van de tenlastegelegde periode in de prostitutie heeft gewerkt . Dit is zowel door verdachte als door [slachtoffer] verklaard en wordt bevestigd door de politiecontrole van 21 oktober 2010 en de verklaringen die zijn afgelegd door [getuige 1] en de eigenaar van Club Aphrodite, [eigenaar club].
Verdachte heeft handelingen verricht met het oogmerk van uitbuiting en met behulp van de in artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht genoemde middelen.
Deze handelingen hebben bestaan uit het werven, huisvesten en vervoeren van [slachtoffer] in Den Helder en Utrecht en volgen uit het voorgaande.
Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van verschillende middelen om [slachtoffer] uit te buiten. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de emotionele afhankelijkheid van [slachtoffer] die het gevolg was van haar verliefdheid op verdachte. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [slachtoffer] ten tijde van het gebeuren net achttien jaar oud was en dus enkele jaren jonger was dan verdachte. Doordat [slachtoffer] als gevolg van de relatie met verdachte vervreemdde van haar familie, kwam zij in een isolement terecht, hetgeen die kwetsbaarheid verder vergrootte. Verdachte heeft de emotionele afhankelijkheid mede in stand gehouden, door voor te wenden dat hij het geld dat zij verdiende voor haar zou investeren dan wel zou bewaren in de kluis van zijn tante. Dit was misleidend, omdat [slachtoffer] zelf niet meer dan € 100,- aan haar werk heeft overgehouden en verdachte de rest heeft behouden. Daarnaast heeft verdachte geweld gebruikt en haar zelfs mede verkracht om [slachtoffer] in de positie te houden waarin hij haar had gemanoeuvreerd. De verkrachting door verdachte en [vriend getuige 1] heeft [slachtoffer] er mede toe gebracht in te stemmen met het werken in de prostitutie. Ook het uit de overige feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat verdachte op [slachtoffer] had, heeft hiertoe bijgedragen. Daarbij is cruciaal dat verdachte zich het geld dat [slachtoffer] verdiende toe-eigende, terwijl hij er anderzijds voor zorgde dat [slachtoffer] schulden kreeg, door haar te bewegen op haar naam telefoonabonnementen af te sluiten. Onder die omstandigheden was er voor [slachtoffer] redelijkerwijs geen andere keuze dan in deze situatie van uitbuiting te blijven.
Dat het oogmerk van verdachte in de onderhavige zaak zag op uitbuiting volgt uit het feit dat de rechtbank bewezen acht dat [slachtoffer] het grootste deel van het door haar verdiende geld heeft afgestaan aan verdachte en hij daar de beschikking en de zeggenschap over had. De uitbuiting volgt daarnaast ook uit het feit dat verdachte [slachtoffer] heeft opgedragen seks te hebben met [verhuurder], teneinde daarmee de huurschuld van verdachte te voldoen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals en voor zover hierna blijkt uit de bewezenverklaring.
Vrijspraak misbruik pinpas
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van haar pinpas aan hem, als gevolg waarvan zij een schuld van
€ 2.500,-- heeft opgelopen. De aangifte van 19 juli 2010 die hierop betrekking heeft, is onvoldoende nader onderzocht en vindt daardoor onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Het gestelde misbruik van de pinpas heeft zich bovendien voorgedaan ruim vóór de periode dat [slachtoffer] feitelijk in de prostitutie is gebracht en is daarmee te beschouwen als een afzonderlijk feit. De rechtbank neemt op grond van het dossier aan dat verdachte op de hoogte was van het bestaan van de schuld, maar dat wordt hem blijkens de formulering van de tenlastelegging niet als zodanig verweten.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 14 november 2010 in Den Helder en Utrecht een ander, genaamd [slachtoffer] door dwang en geweld en andere feitelijkheden en misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen (waaronder begrepen: beschikbaar te houden) tot het verrichten van diensten van seksuele aard, en heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers heeft/is hij, verdachte: terwijl hij wist dat die [slachtoffer] verliefd op hem was,
- met die [slachtoffer] een seksuele relatie aangegaan;
- een kamer voor die [slachtoffer] geregeld, waar zij kon verblijven;
- die [slachtoffer] voorgesteld om als prostituee te gaan werken in Club Aphrodite;
- die [slachtoffer] te kennen gegeven dat hij heel blij met haar was dat ze in Club Aphrodite ging werken;
- niet ingegrepen toen een ander ([vriend getuige 1]) de kleding van [slachtoffer] heeft uitgetrokken;
- samen met deze [vriend getuige 1] met die [slachtoffer] onvrijwillige seks gehad;
- die [slachtoffer] naar club Aphrodite gebracht en daar weer opgehaald;
- die [slachtoffer] middels telefoon en sms gecontroleerd (t.a.v. de hoogte van haar verdiensten);
- als [slachtoffer] niet wilde werken haar toegevoegd dat ze geld moesten verdienen en dat ze gewoon moest gaan;
- het geld dat die [slachtoffer] in club Aphrodite verdiende aangenomen en/of zich toegeëigend;
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij dat geld ging investeren en/of in een
kluis bij zijn tante zou stoppen,
- die [slachtoffer] voor hem, verdachte, telefoonabonnementen laten afsluiten, waardoor die [slachtoffer] schulden kreeg bij verschillende telefoonmaatschappijen;
- een kennis van hem ([verhuurder]) seks laten hebben met die [slachtoffer] om zodoende de schuld van hem, verdachte, aan die persoon te betalen;
- die [slachtoffer] vervoerd naar Utrecht met het doel haar daar een werkkamer voor prostitutie-werk te laten huren;
- die [slachtoffer] een bloedlip geslagen en die [slachtoffer] tegen de muur gegooid toen zij aangaf niet als prostituee in Utrecht te willen werken en aldus een situatie gecreëerd, waarin hij, verdachte, door de feitelijke verhoudingen een overwicht verkreeg over die [slachtoffer].
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest. De officier heeft zich hierbij gebaseerd op de Richtlijn strafvordering mensenhandel 2010, de duur van de uitbuiting (één maand) en het feit dat sprake was van seksuele dwang, hetgeen volgens de officier een verhoging van 50% rechtvaardigt.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman is van oordeel dat verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken. Indien het tenlastegelegde toch bewezen wordt geacht, dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte een first offender is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een relatief korte periode schuldig gemaakt aan mensenhandel, waarbij hij een jonge, kwetsbare vrouw voor zich in de prostitutie liet werken. Hierbij is zij verkracht, werd geweld niet geschuwd en moest zij toestaan dat verdachte zich de opbrengsten uit de prostitutie toe-eigende. Verdachte heeft haar in die periode de vrijheid ontnomen om haar eigen beslissingen te nemen en heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie. Verdachte heeft zijn persoonlijk gewin daarbij uitdrukkelijk gesteld boven de vrijheid van zijn slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat deze vorm van mensenhandel in beginsel reeds uit het oogpunt van generale preventie fors bestraft moet worden en dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is. De rechtbank rekent verdachte voorts zwaar aan dat hij deelgenomen heeft aan de verkrachting van [slachtoffer].
Voor de bepaling van de duur van de vrijheidsstraf slaat de rechtbank verder acht op de feitelijke periode van uitbuiting. Gelet op de verklaringen van verdachte, [slachtoffer] en [getuige 1] gaat de rechtbank ervan uit dat [slachtoffer] op maandag 4 oktober 2010 met haar werkzaamheden is gestart en dat de uitbuiting bij Club Aphrodite tot uiterlijk 23 oktober 2010 heeft geduurd. Daarna heeft verdachte nog gepoogd om [slachtoffer] in Utrecht aan het werk te krijgen. De totale duur van de uitbuiting komt daarmee op drie weken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 februari 2012. Hieruit blijkt dat verdachte in 2005 door de kinderrechter Zwolle is veroordeeld voor openlijke geweldpleging, maar ten aanzien van mensenhandel een first offender is. Dit laatste is in samenhang met de nog jonge leeftijd van verdachte aanleiding om een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan drie voorwaardelijk, op haar plaats is, zulks met een proeftijd van 2 jaar.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.500,- wegens fraude met haar pinpas, een bedrag van
€ 3.000,- wegens niet genoten inkomsten uit prostitutie, € 29,20 aan reiskosten en
€ 1.000,- euro aan immateriële schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De benadeelde partij heeft voorts verzocht deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 4 november 2012 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ter terechtzitting heeft mr. L.J.P. Mentink, de gemachtigde van [slachtoffer] de vordering vermeerderd met een bedrag van € 300,- voor de huurschuld die [slachtoffer] voor verdachte heeft voldaan door seks te hebben met [verhuurder].
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering.
Oordeel rechtbank
Ten aanzien van de gederfde inkomsten gaat de rechtbank ervan uit dat de uitbuiting van [slachtoffer] bij Club Aphrodite drie weken heeft geduurd. De door [slachtoffer] en [getuige 1] afgelegde verklaringen over de bedragen die [slachtoffer] gedurende die periode heeft verdiend, zijn niet eenduidig, terwijl voorts het aantal gewerkte dagen niet vaststaat. Nu de rechtbank de exacte schade dus niet kan vaststellen, begroot zij het bedrag aan gederfde inkomsten in redelijkheid op minst genomen € 1.500,-. Tot dit bedrag vloeit de schade in ieder geval rechtstreeks voort uit het bewezen verklaarde feit. Voor het overige dient nader onderzoek plaats te vinden, hetgeen echter een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Het bedrag van € 29,20 aan reiskosten zal de rechtbank toewijzen. Nu [slachtoffer] deze kosten heeft moeten maken om in verband met deze zaak haar advocaat en de rechtbank te bezoeken, vloeien deze rechtsreeks voort uit het bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van het bedrag van € 300,- in verband met derving van de huurschuld van verdachte, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren. De waardering van de door [slachtoffer] verleende diensten vergt nader onderzoek, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ten bedrage van € 1.000,- komt op grond van de thans bekende gegevens en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen voor toewijzing in aanmerking.
Resumerend zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen tot een bedrag van € 2.529,20. De wettelijke rente over dit bedrag zal, gelet op de bewezenverklaarde periode, met ingang 14 november 2010 worden toegewezen.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk zal worden verklaard, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijftien (15) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot drie (3) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.529,20 (tweeduizend vijfhonderdnegenentwintig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.529,20 (tweeduizend vijfhonderdnegenentwintig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E. van Erp-van Harten en mr. M.L.M. van der Voet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2012.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen