8. De rechtbank is voorts van oordeel dat de controleformulieren van de controles die bij de recreatiewoning hebben plaatsgevonden onvoldoende aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat aannemelijk is dat eiser zijn recreatiewoning gebruikte als hoofdverblijf.
De rechtbank neemt hierbij allereerst in aanmerking dat de controles slechts hebben plaatsgevonden in de voor recreatie meer aantrekkelijke periode van het jaar.
Daarnaast is eiser in de periode van waarneming van drie maanden slechts tweemaal bij de recreatiewoning aangetroffen.
Hoewel uit registratieoverzichten van slagboomtransacties blijkt dat in de periode van april 2011 tot en met juni 2011 zowel op werk- als weekenddagen veelvuldig met de pas van eiser via de slagboom de toegang tot het bungalowpark is verschaft, kan ook daaruit naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat eiser zijn recreatiewoning gebruikte als hoofdverblijf. Uit de registratieoverzichten kan namelijk niet worden opgemaakt dat het eiser is geweest die de recreatiewoning heeft bezocht. Daarbij komt dat eiser heeft gesteld dat zijn vriendin en zoon van de recreatiewoning en zijn toegangspas gebruik maken. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling een verklaring van zijn zoon overgelegd. Niet zonder belang is voorts dat de recreatiewoning is gelegen op een afstand van circa twee kilometer van de woning aan de [adres 2]. Het (nagenoeg) dagelijks bezoeken van de recreatiewoning zonder aldaar hoofdverblijf te hebben dient, gelet hierop, niet voor onmogelijk te worden gehouden. Op grond van het bestemmingsplan is het (nagenoeg) dagelijks bezoeken van een recreatiewoning bovendien toegestaan, nu in het bestemmingsplan geen restricties zijn opgenomen wat betreft het aantal dagen dat in een recreatiewoning mag worden verbleven.
Hoewel verweerder niet kan worden ontzegd dat uit de gedingstukken blijkt dat het verbruik van gas, water en elektra in de recreatiewoning sinds april 2011 niet sterk is afgenomen en het verbruik het gemiddelde verbruik van een eenpersoonshuishouden overstijgt, kan daaraan naar het oordeel van de rechtbank slechts betekenis worden toegekend, indien vast zou staan dat sprake is van een eenpersoonshuishouden. Eiser heeft evenwel gemotiveerd aangegeven dat ook anderen de recreatiewoning gebruik(t)en.
Aan de omstandigheid dat eiser voor het belastingjaar 2010 de recreatiewoning in aanmerking heeft gebracht voor hypotheekrenteaftrek, hetgeen alleen is toegestaan indien de woning de belastingplichtige duurzaam als hoofdverblijf dient, kan daarnaast niet het gewicht worden toegekend dat verweerder hieraan toegekend wenst te zien. Niet in geschil is immers dat eiser in het betreffende jaar zijn hoofdverblijf in de recreatiewoning had (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2009 (LJN: BI4557)).
De verklaring van [naam eigenaar park], eigenaar van het bungalowpark, van 16 november 2011 werpt op het vorenstaande ten slotte geen ander licht. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit diens verklaring slechts volgt dat hij eiser het eerste halve jaar na de aankoop van de recreatiewoning iedere dag op het bungalowpark heeft gezien, hetgeen overeenstemt met eisers bekentenis dat hij de recreatiewoning tot april 2011 permanent heeft bewoond. De door [naam eigenaar park] vanaf november 2011 gedane waarnemingen vallen daarnaast buiten het voor de onderhavige beoordeling relevante tijdvak van april 2011 tot en met juni 2011.