ECLI:NL:RBALK:2012:BX6078

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
136337 - FA RK 12-207
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele vordering in alimentatieprocedure niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar, is op 30 mei 2012 een beschikking gegeven in het kader van een alimentatieprocedure. De man had op 23 maart 2012 een verzoekschrift ingediend om de bij beschikking van 8 september 2011 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kinderen te wijzigen. Hij verzocht om de alimentatie te verlagen naar €121 per kind per maand, met ingang van 3 maart 2012. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. V.E. de Haas, vroeg om uitstel voor het indienen van een verweerschrift, wat werd verleend. Op 8 mei 2012 diende de man een aanvullend verzoekschrift in, waarin hij een provisionele vordering deed op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hij verzocht de vrouw te bevelen de executie van de alimentatie te staken voor bedragen boven de €300 per maand, met een dwangsom van €310 per maand bij niet-naleving.

De rechtbank overwoog dat artikel 223 Rv enkel van toepassing is op dagvaardingsprocedures en dat er in de verzoekschriftprocedure geen mogelijkheid is om een voorlopige voorziening te verzoeken, anders dan in scheidingsprocedures. De rechtbank concludeerde dat het niet de bedoeling van de wetgever was om in verzoekschriftprocedures een dergelijke mogelijkheid te bieden. De man werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een provisionele vordering. De behandeling van de zaak werd voor het overige aangehouden, wat betekent dat de rechtbank verdere stappen in de procedure voor later heeft gepland.

Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaarde in zijn verzoek en de verdere behandeling aanhield. De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen met betrekking tot alimentatie en de toepasselijkheid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verschillende procedures.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
BB
zaak- en rekestnummer: 136337 / FA RK 12-207
datum: 30 mei 2021
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[NAAM VERZOEKER],
wonende te Waarland, gemeente Harenkarspel,
verzoekende partij,
advocaat: mr. L.N. Hermes,
tegen:
[NAAM VERWEERSTER],
wonende te Warmenhuizen, gemeente Harenkarspel,
gerekwestreerde.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 23 maart 2012 een verzoekschrift van de man ingekomen, waarin wordt verzocht de bij beschikking van deze rechtbank van 8 september 2011 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren in de gemeente Harenkarspel op [geboortedatum 1] (verder: [kind 1]) en [kind 2], geboren in de gemeente Harenkarspel op [geboortedatum 2] (verder: [kind 2]) te wijzigen in [euro] 121,-- per kind per maand met ingang van 3 maart 2012, althans met ingang van indiening van het verzoekschrift, althans te stellen op een door de rechtbank te bepalen bedrag en ingangsdatum.
Bij bericht van 14 april 2012 heeft mr. V.E. de Haas namens de vrouw verzocht om uitstel van de termijn voor indiening van een verweerschrift. Dit eerste uitstel is verleend. De verlengde verweertermijn eindigt op 21 mei 2012.
Op 8 mei 2012 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift inhoudende aanvulling verzoek met provisionele vordering ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van de man. Daarin wordt verzocht de vrouw te bevelen de executie van de alimentatie zoals opgelegd bij voormelde beschikking te staken en gestaakt te houden voor zover dit een totaal bedrag van [euro] 300,-- per maand overschrijdt gedurende de duur van de onderhavige alimentatieprocedure, zulks op verbeurte van een dwangsom van [euro] 310,-- per maand dat de vrouw hiermee in gebreke blijft, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De man voert als grond voor het op 23 maart 2012 ingekomen verzoek aan dat de bijdrage niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet wegens wijziging in de draagkracht. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de man het volgende aangevoerd. Bij het vaststellen van de alimentatie is uitgegaan van een tweetal inkomens dat de man toen verdiende. Hij had toen een inkomen als politieagent in opleiding en daarnaast verdiende hij ongeveer [euro] 380,-- per maand bij Vezet. Na de echtscheiding heeft hij de opleiding tot agent met succes afgerond. Hij heeft zijn baan bij Vezet noodgedwongen moeten opzeggen, omdat hij door zijn werk als agent beschikbaar dient te zijn voor wisseldiensten. Ook heeft hij kort na de echtscheiding een woning gekocht in Waarland, waardoor hij maandelijkse woonlasten heeft, waarmee bij de totstandkoming van de alimentatie geen rekening is gehouden. Na de echtscheiding heeft de man - op verzoek van de vrouw - het doorlopend krediet van partijen op zijn naam gesteld. Partijen hebben daarbij afgesproken dat de maandelijkse aflossing van [euro] 160,-- in mindering mocht strekken op de te betalen kinderalimentatie. Kort nadat de vrouw van de man had gehoord dat hij niet langer in staat was om aan zijn alimentatiever-plichtingen te voldoen, heeft de vrouw aangegeven dat zij aanspraak maakt op betaling van het volledige bedrag van [euro] 607,80 per maand. De vrouw is eenzijdig teruggekomen op de mondelinge afspraak. De raadsvrouw van de man heeft de vrouw bij brief van 2 maart 2012 verzocht mee te werken aan verlaging van de alimentatie. De vrouw heeft daarmee niet willen instemmen. De man is derhalve genoodzaakt het onderhavige verzoek in te dienen. Bij de berekening van de te betalen bijdrage is ook het inkomen van de vrouw relevant, omdat ouders naar rato van hun inkomen dienen bij te dragen in de kosten van hun kinderen. Ook de vrouw dient derhalve haar financiële gegevens te overleggen.
Als gronden voor het op 8 mei 2012 ingekomen verzoekschrift voert de man het volgende aan. Kort nadat hij het hierboven vermelde verzoekschrift had ingediend, werd de man geconfronteerd met het feit dat de vrouw de deurwaarder heeft ingeschakeld ter invordering van de achterstand van september 2011. De raadsvrouw van de man heeft hierna contact opgenomen met de raadsman van de vrouw. Daarbij werd meegedeeld dat de vrouw ontkende een afspraak te hebben gemaakt en dat tot invordering zou worden overgegaan. Ondanks dat de man toen alle financiële gegevens ter inzage heeft verstrekt, waaruit blijkt dat hij niet in staat is om het bedrag aan kinderalimentatie te voldoen, maakt de vrouw nog steeds aanspraak op de volledige alimentatie van [euro] 607,80 per maand. Omdat het evident is dat de man dit niet kan betalen, ontstaat er thans een noodtoestand. Hij komt door de invordering in ernstige betalingsproblemen, als gevolg waarvan hij de hypotheek niet meer kan betalen met uiteindelijk executoriale verkoop van de woning tot gevolg. Daarnaast kan het leggen van beslag verstrekkende gevolgen hebben voor zijn aanstelling als agent. Immers het leggen van beslag op het inkomen van een agent kan leiden tot disciplinaire maatregelen omdat hiermee de integriteit van een politieagent in het geding komt. De man kan dan ook niet wachten - helemaal niet gelet op het feit dat de advocaat van de vrouw om uitstel heeft verzocht voor indiening van een verweerschrift - totdat een beschikking is gegeven. De man verzoekt derhalve om schorsing van de executie voor zover dit een bedrag van totaal [euro] 300,-- per maand te boven gaat. Dit verzoek wordt gedaan naar analogie van artikel 223 Rv. In de rechtspraak wordt in de visie van de man algemeen aanvaard dat een dergelijk verzoek ook in het kader van een verzoekschriftprocedure mogelijk is.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het op 8 mei 2012 ter griffie ingekomen verzoek als volgt.
De man baseert dit verzoek op artikel 223 Rv. Dit artikel staat in titel 2 van Boek 1 van genoemd wetboek, welke titel uitsluitend van toepassing is op dagvaardingsprocedures. Noch in de algemene bepalingen van titel 1 van Boek 1, noch in de bepalingen betreffende de verzoekschriftprocedure van titel 3 van Boek 1, noch in titel 7 betreffende hoger beroep is de mogelijkheid opgenomen om in een verzoekschriftprocedure - anders dan een scheidingsprocedure - een voorlopige voorziening te verzoeken. Daaruit moet worden afgeleid dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat in een verzoekschrift- procedure een voorlopige voorziening kan worden verzocht. In dit verband verwijst de rechtbank naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (nevenzittingsplaats Leeuwarden) van 19 augustus 2010 (LJN: BN4786) en een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 1 december 2011 (LJN: BU6896). De man dient in dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor het overige wordt de behandeling aangehouden zoals hieronder is bepaald.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart de man niet-ontvankelijk in het verzoek een provisionele vordering ex artikel 223 Rv te treffen.
Houdt de behandeling voor het overige aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.