ECLI:NL:RBALK:2012:BX4958

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
19 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/3100
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht reclamebelasting voor windpark en de betekenis van openbare aankondigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 19 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Windpark Hoorn B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn over de aanslag reclamebelasting voor het jaar 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar eiseres ten onrechte als belastingplichtige heeft aangemerkt voor de reclamebelasting. De rechtbank oordeelde dat de vermelding van de naam '[naam]' op de gondel van de windturbines geen openbare aankondiging is die zichtbaar is vanaf de openbare weg en dat eiseres geen rechtstreeks belang heeft bij deze aankondiging. De rechtbank baseerde haar oordeel op vaste jurisprudentie, waarin is bepaald dat alleen degene die bij de aankondiging rechtstreeks belang heeft als belastingplichtige kan worden aangemerkt. Eiseres heeft betoogd dat de naam '[naam]' geen relatie legt met haar bedrijf en dat de enige partij die belang heeft bij de vermelding van de naam '[naam]' de fabrikant is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd, de aanslag reclamebelasting herroepen en vastgesteld op nihil. Tevens is de gemeente Hoorn veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/3100
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2012 in de zaak tussen
Windpark Hoorn B.V., te Enschede, eiseres
(gemachtigde: mr. G.A. Leever),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, verweerder
(gemachtigde: N.J.J. Rood).
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2009 heeft verweerder aan eiseres een aanslag reclamebelasting voor het jaar 2009 opgelegd ten bedrage van € 1.494.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 9 december 2009 (de bestreden uitspraak) ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden uitspraak heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. In geschil is of verweerder eiseres terecht en op goede gronden een aanslag reclamebelasting van € 1.494 heeft opgelegd voor het belastingjaar 2009 voor drie openbare aankondigingen gevoerd op de (gondel van de) windturbines, gelegen aan de rand van het industrieterrein HN80 ([straatnaam 1], tegenover nr. 4, [straatnaam 2], achter nr. 32 en [straatnaam 3], tegenover nr. 13). Eiseres is eigenaar van deze windturbines en exploiteert deze.
2.1. Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
Ingevolge artikel 229c van de Gemeentewet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur inzake de belastingen, bedoeld in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk, nadere regels worden gegeven.
2.2. Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2009 van de gemeente Hoorn (hierna: de Verordening) wordt onder de naam ‘reclamebelasting’ een belasting geheven terzake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt de reclamebelasting geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie openbare aankondigingen worden aangetroffen.
3. De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat eiseres het standpunt van verweerder dat de vermelding van de naam ‘[naam]’ op de gondel van de door haar geëxploiteerde windturbines als een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg kan worden aangemerkt niet betwist. De rechtbank heeft geen aanleiding hierover anders te oordelen. Tussen partijen is enkel in geschil het antwoord op de vraag of verweerder terecht eiseres heeft aangemerkt als belastingplichtige voor de reclamebelasting, welke vraag door eiseres ontkennend en door verweerder bevestigend wordt beantwoord.
4. Verweerder stelt in de bestreden uitspraak dat eiseres als belastingplichtige is aangewezen omdat zij als eigenaar van de windmolen en producent van windenergie door middel van de vermelding van de naam ‘[naam]’ op de windturbines publiekelijk aangeeft dat zij windenergie produceert en daarom het meeste belang heeft bij de aankondiging.
In het verweerschrift stelt verweerder dat eiseres ook op grond van de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 maart 1999 (LJN: BI9878) als belastingplichtige is aan te merken. Ter zitting voert verweerder nog aan dat eiseres met de aankondiging van de naam ‘[naam]’ op de gondel wil uitstralen dat zij een degelijke windenergieproducent is die met goede materialen werkt en dat men daarom bij eiseres windenergie moet kopen. Volgens verweerder is het belang van eiseres bij de aankondiging daarin gelegen.
5. Eiseres stelt dat met de vermelding van de naam ‘[naam]’ op de windturbines geen openbare aankondiging wordt gedaan van of ten behoeve van het windpark. Zij stelt geen enkel belang te hebben bij het vermelden van de naam ‘[naam]’ op de windturbines. Dit is de naam van de fabrikant en deze naam staat standaard vermeld op de door [naam] geleverde windturbines. Volgens eiseres wordt op geen enkele wijze door het vermelden van de naam ‘[naam]’ een relatie gelegd met het bedrijf van eiseres. Dat er windenergie wordt geproduceerd blijkt niet uit de merknaam van de windturbine op de gondel, maar uit het simpele feit dat er windturbines staan. Eiseres stelt dat [naam] de enige partij is die belang heeft bij de vermelding van de naam ‘[naam]’, zodat verweerder zich moet richten tot [naam].
Voor zover eiseres wel een belang zou hebben bij de aankondiging dan wijst zij op het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1998 (LJN: AA2314). Blijkens dit arrest dient, indien met het hebben van de openbare aankondigingen meer belangen gemoeid zijn, degene wiens belang op de voorgrond treedt als de belastingplichtige te worden aangemerkt. Ook hierom meent eiseres dat niet zij, maar [naam] als belastingplichtige moet worden aangemerkt.
6. Op grond van vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 1993, LJN: BH8373) is uitsluitend als belastingplichtige voor de reclamebelasting aan te merken degene die bij de aankondiging rechtstreeks belang heeft. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit geval niet worden gezegd dat eiseres bij de aankondiging een rechtstreeks belang heeft. De rechtbank is van oordeel dat met de naam ‘[naam]’ geen aankondiging wordt gedaan van het windpark of ten behoeve van het windpark van eiseres. Met de naam ‘[naam]’ wordt niet duidelijk gemaakt dat het windturbines van het windpark van eiseres betreffen. Van een direct verband tussen de naam ‘[naam]’ en het windpark van eiseres is dan ook geen sprake. Verder overweegt de rechtbank dat de naam ‘[naam]’ niets zegt over (de kwaliteit van) het product dat eiseres produceert, te weten stroom. Ook voegt de naam ‘[naam]’ niets toe aan de waarde van het product van eiseres. In dit verband wijst de rechtbank naar de verklaring van de gemachtigde van eiseres ter zitting. Deze heeft onweersproken verklaard dat eiseres, net als alle andere stroomleveranciers, stroom levert aan het net, waarna de stroom zonder onderscheid naar herkomst en productiemethode wordt verhandeld op de APX-beurs voor stroom. De stelling van verweerders gemachtigde ter zitting dat eiseres met de naam ‘[naam]’ op de gondel wil aantonen een deugdelijke windenergieproducent te zijn en dat men daarom bij eiseres stroom moet kopen, mist, gelet op de aard van het product en de wijze van verhandelen, dan ook iedere grondslag. Voorts is onweersproken dat eiseres anderszins voordeel geniet dan wel heeft genoten door de vermelding van de naam ‘[naam]’ op de gondel. De rechtbank concludeert dan ook dat de vermelding van de naam ‘[naam]’ op de gondel geen enkel belang van eiseres dient. Verweerder heeft eiseres dus ten onrechte als belastingplichtige aangemerkt. Dit betekent dat verweerder ten onrechte aan eiseres een aanslag reclamebelasting heeft opgelegd.
7. De stelling van verweerder dat eiseres, gelet op de eerdergenoemde uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 maart 1999, als belastingplichtige moet worden aangemerkt kan de rechtbank niet onderschrijven nu het in die zaak om de precariobelasting ging. De omstandigheid dat, zoals verweerder stelt, het begrip ‘belastingplichtige’ in de reclamebelasting is gebaseerd op het begrip ‘belastingplichtige’ in de precariobelasting maakt dit niet anders. Om als belastingplichtige te kunnen worden aangemerkt moet er, zoals hiervoor is overwogen, sprake zijn van een rechtstreeks belang en daarvan is nu juist naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De uitspraak waarnaar verweerder verwijst mist daarom toepassing.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank zal de bestreden uitspraak vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Nu verweerder ten onrechte een aanslag reclamebelasting heeft opgelegd zal de rechtbank deze aanslag, gedateerd 31 mei 2009, herroepen en de reclamebelasting ten aanzien van eiseres op nihil stellen. De rechtbank bepaalt daarbij dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Verweerder hoeft dus geen nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres.
9. Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om, zoals door eiseres is verzocht, verweerder te veroordelen in de door de gemachtigde van eiseres redelijkerwijs gemaakte reiskosten in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank. Het tarief voor vergoedingen wegens reiskosten bedraagt een tarief waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse dan wel een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is.
10. Aangezien reizen met het openbaar vervoer van Enschede naar Alkmaar mogelijk is, bepaalt de rechtbank de reiskosten op € 45,60 voor de reiskosten per trein (traject Enschede Drienerlo-Alkmaar). Voor het overige is niet gebleken dat eiseres proceskosten heeft gemaakt dit voor vergoeding in aanmerking komen. Verder dient verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar van 9 december 2009;
- herroept het primaire besluit van 31 mei 2009;
- stelt de reclamebelasting ten aanzien van eiseres vast op nihil;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs gemaakte
proceskosten ten bedrage van € 45,60;
- bepaalt dat de betaling van € 45,60 dient te worden gedaan aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. de Feijter, voorzitter, mr. drs. C.M. van Wechem en mr. drs. W.P. van der Haak, leden, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2012.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.