RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14/810515-11 (P)
Datum uitspraak: 14 augustus 2012
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de [straatnaam 1], in elk geval op een openbare weg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan "Mc.Donald's Alkmaar Drive", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker van genoemd bedrijf, genaamd [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een medewerker van na te noemen bedrijf, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan "Mc.Donald's Alkmaar Drive", in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (een op) een vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of heeft geroepen: "Geef hier het geld", en/of "Het is toch niet jouw geld" en/of "Raap op sneller, geef hier het geld", althans woorden van
dergelijke strekking;
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 700 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan "Snackhouse [snackbar 1]" en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die snackbar aan de [straatnaam 2] is binnen gegaan en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in zijn
hand heeft gehouden en/of die [slachtoffer 2] (dwingend) heeft toegevoegd:"Geen geintjes, maak de kassa open" en/of "geven" en/of "meer, meer" en/of "je moet niet moeilijk doen het is belastinggeld", althans woorden van dergelijke strekking;
3.
hij op of omstreeks 31 oktober 2011 in de gemeente Schagen, op de openbare weg de [straatnaam 3], in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 248 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan "Mc.Donalds", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft toegevoegd:"Maak je lade open en geef me wat extra belastingdienstgeld" en/of "Geef me je geld" en/of "Ik wil briefgeld" en/of "Geef me meer, ik weet
dat je meer hebt", althans woorden van dergelijke strekking;
4.
hij op of omstreeks 02 november 2011 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 300 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan "snackbar [snackbar 2]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 6] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond en/of dat wapen heeft doorgeladen en/of die [slachtoffer 6] heeft toegevoegd:"Doe de lade open, ik wil die lade" en/of "geef me geld", althans woorden van dergelijke strekking;
5.
hij op of omstreeks 03 januari 2011 in de gemeente Alkmaar, althans in het arrondissement Alkmaar, in een trein op het traject Alkmaar-Den Helder, opzettelijk mishandelend een vrouw, genaamd [slachtoffer 7],
(met (veel) kracht) op/tegen haar hoofd heeft geslagen en/of heeft gestompt, waardoor die [slachtoffer 7] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2011 tot en met 3 november 2011 in de gemeente Alkmaar, althans in Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een luchtdruk- en/of een veerdrukpistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De overwegingen ten aanzien van het bewijs
4.1 Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een viertal gewapende overvallen, een mishandeling en het voorhanden hebben van een tweetal wapens in strijd met de Wet wapens en munitie.
De verdachte ontkent alle beschuldigingen.
De rechtbank zal dienen te beoordelen of deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat geen van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was omdat er op het moment van aanhouding geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld.
De verdachte is buiten heterdaad, uitsluitend op grond van een zeer algemeen signalement aangehouden door een verbalisant die naar aanleiding van een briefing het (subjectieve) vermoeden had dat de verdachte de dader was van de overval op de McDonalds te Alkmaar op 28 oktober 2011. Dit zijn, aldus de raadsman, geen concrete feiten en omstandigheden die een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) rechtvaardigen en een en ander dient ertoe te leiden dat alle belastende resultaten die als gevolg van de aanhouding zijn verkregen van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat de aanhouding van de verdachte wel rechtmatig is geweest, heeft de raadsman de volgende verweren gevoerd.
Printgegevens:
Ten aanzien van de overvallen, ten laste gelegd, onder 1, 2 en 3 bevinden zich printgegevens in het dossier waaruit zou zijn af te leiden dat de verdachte zich op het moment van de desbetreffende overvallen in de omgeving van de plaatsen delict bevond. Onderzoek wijst, volgens de raadsman uit, dat er andere zendmasten zijn, dichterbij de plaatsen delict die niet door de telefoon van de verdachte zijn aangestraald. Nu zich geen bedekkingskaarten in het dossier bevinden waaruit valt af te leiden welke gebieden bedekt worden door de aangestraalde zendmasten, kan uit de printgegevens in het dossier niet worden opgemaakt dat de verdachte zich ten tijde van de overvallen in de buurt van de plaatsen delict bevond. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 merkt de verdediging voorts op dat de verdachte in [woonplaats] woont en dat het derhalve niet opmerkelijk te noemen is dat de telefoon van verdachte op de bewuste tijdstippen, zendmasten in Alkmaar heeft aangestraald.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij die nacht niet in Schagen was maar dat zijn telefoon daar mogelijk wel was omdat hij die had laten liggen in de auto van een van zijn straatvoetbalvrienden.
Signalement en de camerabeelden:
Het gezicht van de dader is via de camerabeelden niet te herkennen. De meeste getuigen hebben de overvaller niet goed kunnen zien, hetgeen uiteindelijk leidt tot een vrij algemeen signalement op grond waarvan meerdere personen zouden kunnen worden aangehouden. De getuige die wel zegt de dader in het gezicht te hebben gezien is niet geconfronteerd met de verdachte. Niemand heeft de verdachte derhalve herkend als zijnde de dader van een of meer van de onderhavige overvallen.
De kleding die door de diverse getuigen wordt omschreven is evenmin weinig uniek te noemen en onbekend is hoeveel jassen er in omloop zijn zoals gedragen door de overvaller en de verdachte tijdens zijn aanhouding.
Het signalement en de camerabeelden, mogen en kunnen, aldus de raadsman, niet leiden tot de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn woonruimte wel beschikbaar stelt aan vrienden die hij kent van de straat en dat het goed mogelijk is dat zij zijn kleding hebben geleend waarna zij wellicht de overvallen hebben gepleegd en de spullen weer hebben teruggelegd in zijn kamer.
Schoenspoor:
De raadsman plaatst ten aanzien van de onder 4. ten laste gelegde overval kanttekeningen bij het vergelijkend onderzoek tussen de aangetroffen schoenafdruk bij de toonbank en de zool van de schoen die de verdachte aanhad tijdens zijn aanhouding. Kort samengevat komt het verweer er op neer dat er op de foto’s slechts één karakteristieke overeenkomst is omcirkeld en dat andere zichtbare verschillen zonder vermelding zijn gepasseerd. De raadsman ziet in de weergave van het spoor een aantal kenmerken van de schoen niet terug en vraagt zich af of de schoenafdruk daadwerkelijk afkomstig is van de schoen van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het goed mogelijk is dat een van zijn straatvoetbalvrienden die zo nu en dan gebruik maken van zijn woning, zijn schoenen heeft geleend, de overval heeft gepleegd, en vervolgens de schoenen weer heeft teruggebracht.
Aangetroffen geld:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de woning van de verdachte aangetroffen geld niet afkomstig is van de overvallen maar eigendom is van de verdachte. Het is zijn spaargeld voor een scooter. Uit de stukken blijkt bovendien dat de verdachte in de laatste week van september 2011 een geldbedrag heeft opgenomen van in totaal € 1.210,00, welk bedrag overeenkomt met het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag. De coupures die zijn aangetroffen in de sok zijn gangbare coupures en zijn derhalve niet dermate specifiek dat kan worden aangenomen dat het briefgeld afkomstig is van de onderhavige overvallen.
Met betrekking tot feit 5:
Geen opzet op toebrengen van pijn/letsel
Volgens de raadsman dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling omdat hij geen opzet had op het toebrengen van pijn dan wel letsel.
De verdachte was die dag wat paranoia en opgefokt en vond dat de vrouw in de trein disrespectvol naar hem keek waarop hij als reactie met zijn losse vingers tegen haar krant heeft gedrukt. Hij heeft haar niet met de vuist geslagen.
Met betrekking tot feit 6:
De wapens die in de woning van verdachte zijn gevonden tijdens de doorzoeking, zijn aangetroffen in een gemeenschappelijke ruimte die voor meerdere personen toegankelijk was. De verdachte was niet op de hoogte van de aanwezigheid van die wapens, heeft de wapens nog nooit gezien en ze ook nooit in handen gehad.
Dat er DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen op een van de wapens is wellicht te wijten aan de omstandigheid dat de tas waarin de wapens zaten mogelijk wel van de verdachte is en dat het DNA van de verdachte op die tas, terecht is gekomen op het desbetreffende wapen. Die mogelijkheid is niet nader onderzocht.
4.4 Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
[aangever 1] doet namens McDonalds aangifte van een overval op de McDonalds Drive Alkmaar, gepleegd op 28 oktober 2011. Op genoemde datum om 00:53 uur wordt [aangever 1] gebeld door [getuige 1] met de mededeling dat er een overval heeft plaatsgevonden. De dader heeft een geldbedrag van € 938,92 meegenomen.
[slachtoffer 1] verklaart op 28 oktober 2011 dat hij op genoemde datum aan het werk was bij de McDonalds aan de [straatnaam 1] te Alkmaar en dat hij vlak voor sluitingstijd, omstreeks 00.45 uur bij de McDrive een bestelling aan het opnemen was van een negroïde man met een zwarte pet, een zwarte broek en een zwarte driekwart jas. De man toont vervolgens een pistool en zegt: “Oke, nu dat geld geven, het is toch niet jouw geld. Nu geven!” Vervolgens doet de man een greep in de kassa en neemt geld mee. Op 2 november 2011 verklaart [slachtoffer 1] dat hij op het moment dat de kassalade open gaat gelijk het pistool bij het raam ziet en dat hij de man hoort zeggen: “het geld, geef hier nu, het is toch niet jouw geld” en “kom op, sneller”. [slachtoffer 1] ziet dat de man zwarte handschoenen van stof draagt. De man pakt vervolgens zelf het geld uit de la en stopt het in zijn jaszak waarbij hij twee biljetten laat vallen. De man richt het pistool op [slachtoffer 1] en zegt dat hij het geld moet oprapen. [slachtoffer 1] raapt het geld op en geeft het aan de overvaller. [getuige 1] verklaart dat zij op 28 oktober 2011 aan het werk is bij McDonalds Alkmaar en op een gegeven moment haar collega [slachtoffer 1] hoort zeggen: “Oke, oke”. Wanneer ze bij [slachtoffer 1] gaat kijken ziet ze een man voor het raam staan. Ze ziet dat [slachtoffer 8] op zijn knieën zit en dat de man een pistool op [slachtoffer 8] richt en gericht blijft houden. [getuige 1] ziet dat [slachtoffer 8] geld aan de man geeft.
Naar aanleiding van de overval op de McDonalds te Alkmaar op 28 oktober 2011 stellen verbalisanten een onderzoek in waarbij onder andere wordt gekeken naar de signalementkenmerken van de dader en waarbij de camerabeelden worden bekeken waarop de dader is te zien. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de dader voldoet aan de volgende signalementkenmerken:
Een negroïde man tussen de 20-35 jaar, lengte ongeveer 1,80 m., normaal postuur, donkere huidskleur, zwarte driekwart jas, zwarte pet en zwarte handschoenen van stof.
Op de beelden van de bewakingscamera’s in en buiten het pand is een aantal opvallende details te zien: een zwarte pet met luchtgaten aan beide zijkanten, de zwarte handschoenen, het zwarte vuurwapen, de knoopsluitingen aan de bovenzijde van de jas, het witte vierkante logo op de linkerzijde van de jas, de steekzakken verticaal aan de onderzijde van de jas.
Tijdens een briefing van de regiopolitie Noord-Holland Noord wordt de aandacht gevestigd op de overval op de McDonalds Drive Alkmaar op 28 oktober 2011, waarbij onder andere het signalement van de dader wordt omschreven en waarbij opnames van beveiligingscamera’s worden getoond. Verbalisant [verbalisant 1] moet tijdens de briefing gelijk aan [verdachte] denken die hij twee jaar eerder heeft aangehouden. Wanneer hij de politiefoto van [verdachte] bekijkt versterkt dit, in combinatie met het opgegeven signalement en de beelden van de bewakingscamera’s zijn vermoeden over de betrokkenheid van [verdachte] bij de overval op de McDrive Alkmaar.
Op 3 november 2011 ziet verbalisant [verdachte] in Alkmaar lopen. Hij ziet dat [verdachte] gekleed is in een zwarte jas die identiek is aan de jas die op de camerabeelden is te zien die gemaakt zijn door de beveiligingscamera’s in en rond de McDonalds op de [straatnaam 1] te Alkmaar. [verdachte] wordt vervolgens buiten heterdaad aangehouden.
De telefoon die [verdachte] bij zich heeft wordt voor nader onderzoek in beslag genomen.
Uit een onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het bij [verdachte] in gebruik zijnde telefoonnummer blijkt dat dit nummer tussen 27 oktober 2011 te 23.59 uur en
28 oktober 2011 te 02.16 uur twee belcontacten heeft. Uit de zendmastgegevens blijkt dat genoemd nummer tussen de tijdstippen 00:42:02 uur en 00:42:19 uur van zendmast wisselt. De aangekozen zendmasten betreffen respectievelijk en in chronologische volgorde de locaties Waalstraat en Opaalstraat in Alkmaar. De plaats delict van de overval op de McDonalds te Alkmaar is exact tussen beide locaties van de zendmasten gelegen.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 3 november 2011 treffen verbalisanten een witte sok aan met daarin een totaalbedrag van 1430 euro bestaande uit 29 briefjes van 20 euro, 25 briefjes van 10 euro en 12 briefjes van 50 euro. Tevens treffen zij een tas aan met daarin onder meer een zwart petje met luchtgaten aan beide zijkanten en een paar zwarte stoffen handschoenen.
[slachtoffer 2] doet aangifte van een overval gepleegd op 29 oktober 2011 op snackbar “Snackhouse [snackbar 1]” aan de [straatnaam 2] te Alkmaar. Eigenaresse van de zaak is [slachtoffer 3]. Op genoemde datum is [slachtoffer 2] rond 20.55 uur nog als enige werknemer aan het werk. Er is nog één klant in de zaak. Opeens ziet [slachtoffer 2] een getinte man, geheel in het zwart gekleed en met een zwart petje op, voor de toonbank staan. [slachtoffer 2] hoort dat de man op een dwingende manier tegen hem zegt: “geen geintjes, maak de kassa open”. [slachtoffer 2] ziet dat de man zijn hand achter zijn rug houdt waardoor het lijkt alsof hij iets in zijn hand heeft waarmee hij zou kunnen dreigen. [slachtoffer 2] doet de kassa open en wacht af waarop hij de man hoort zeggen: “Nee, geven”. [slachtoffer 2] geeft vervolgens de briefjes van 50 euro aan de man waarop de man om meer vraagt. [slachtoffer 2] geeft ook het overige briefgeld uit de kassalade aan de overvaller. De overvaller roept meerdere keren “meer, meer”. Wanneer al het geld uit de kassalade is moet [slachtoffer 2] de kassalade optillen om aan de overvaller te laten zien dat er geen geld meer in zit. Wanneer [slachtoffer 2] bevestigend antwoordt op de vraag van de overvaller of dit alles is, loopt de overvaller de zaak uit. De overvaller heeft ongeveer 700 euro uit de kassalade gekregen. Wanneer [slachtoffer 2] later met de politie de camerabeelden bekijkt, ziet hij dat de overvaller een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand heeft. De getuige [getuige 2] verklaart dat hij op 29 oktober 2011 omstreeks 20.50 uur in de snackbar aan de [straatnaam 2] zit en ziet dat er een donkergetinte jongen binnen komt lopen. In zijn hand heeft hij een zwart wapen. [getuige 2] hoort de man tegen de medewerker van de snackbar zeggen: “doe de kassa open”. Hij ziet dat de medewerker de kassa opent en dan hoort hij de man zeggen: “je moet niet moeilijk doen, het is belastinggeld”. Vervolgens hoort [getuige 2] de man zeggen: “is dit alles na een zaterdag”. Op 10 november 2011 werkt verbalisant [verbalisant 2] de beelden uit van de overval op Snackbar [snackbar 1] op 29 oktober 2011. Op camera 01 is te zien dat de dader omstreeks 20.55.42 uur de snackbar in komt lopen en dat hij een zwart pistool heeft in zijn rechterhand. De dader wijst meerdere keren over de toonbank in de richting van de kassa. Op de beelden is te zien dat de medewerker drie keer geld aan de dader overhandigt.
Naar aanleiding van de overval op snackbar [snackbar 1] te Alkmaar op 29 oktober 2011 stellen verbalisanten een onderzoek in waarbij onder andere wordt gekeken naar de signalementkenmerken van de dader en waarbij de camerabeelden worden bekeken waarop de dader is te zien. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de dader voldoet aan de volgende signalementkenmerken:
Een negroïde man tussen de 20-32 jaar, lengte ongeveer 1,80 m., beginnende baardgroei, normaal postuur, donkere huidskleur, zwarte driekwart jas, zwarte pet en zwarte handschoenen van stof. Op de beelden van de bewakingscamera’s in het pand is onder meer te zien dat de dader een zwart vuurwapen vast heeft en dat er op de linkerzijde van de jas, halverwege de romp een klein wit vierkant logo zit.
Op 3 november 2011 wordt de verdachte [verdachte] buiten heterdaad aangehouden .
Tijdens zijn aanhouding draagt [verdachte] een zwarte driekwart lange jas met verticale steekzakken aan de onderzijde en een opvallend lichtkleurig vierkant logo op de linkerborstzak. De telefoon die [verdachte] bij zich heeft wordt voor nader onderzoek in beslag genomen.
Uit een onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het bij [verdachte] in gebruik zijnde telefoonnummer blijkt dat dit nummer vanaf 29 oktober 2011 te 19:59 uur en 29 oktober 2011 te 21:24:53 uur twee belcontacten heeft. Uit de zendmastgegevens blijkt dat genoemd nummer tussen de tijdstippen 21:08:13 uur en 21:24:12 uur van zendmast wisselt. De aangekozen zendmasten betreffen respectievelijk en chronologisch de locaties Europaboulevard en Drechterwaard in Alkmaar. De plaats delict van de overval op snackbar [snackbar 1] te Alkmaar is globaal in de omgeving tussen beide locaties van de zendmasten gelegen.
Tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte op 3 november 2011 treffen verbalisanten een witte sok aan met daarin een totaalbedrag van 1430 euro bestaande uit 29 briefjes van 20 euro, 25 briefjes van 10 euro en 12 briefjes van 50 euro.
Voorts treffen zij een tas aan met daarin onder meer een zwart petje met luchtgaten aan beide zijkanten en een paar zwarte stoffen handschoenen.
[aangever 2] doet namens McDonalds aangifte van een overval op het Mc Donaldsfiliaal te Schagen aan de [straatnaam 3] op 31 oktober 2011. Op genoemde datum om 01:00 uur wordt [aangever 2] gebeld door [slachtoffer 4] met de mededeling dat er zojuist een overval heeft plaatsgevonden. Er is een bedrag van € 247,95 uit de kassa aan de dader meegegeven. Op 31 oktober 2011 doet [slachtoffer 5] aangifte van bedreiging en diefstal met bedreiging met geweld . Zij verklaart dat zij omstreeks 00.55 uur bij het tweede uitgifteluik van de McDrive een man ziet staan met een pet op. De man zegt tegen haar: “maak je lade open moppie en geef me wat extra belastingdienstgeld”. [slachtoffer 5] roept vervolgens haar collega [slachtoffer 4] erbij en ziet dat de man een wapen toont.
Wanneer [slachtoffer 4] erbij komt openen ze de kassalade en geven de man kleingeld. [slachtoffer 5] hoort de man zeggen: “ik wil groter, ik wil meer”, waarop ze de man briefgeld geven: briefjes van 10, 20 en 50 euro. Wanneer ze al het geld hebben gegeven zegt de man: “d’r is meer, d’r is meer”. Als [slachtoffer 4] zegt dat er niet meer is, rent de man weg.
[slachtoffer 4] verklaart dat zij op 30 oktober 2011 na 00.20 uur alleen met [slachtoffer 5] aan het werk is in de McDonalds Schagen. Op een gegeven moment hoort ze [slachtoffer 5] zeggen dat er iemand aan het loket staat en vervolgens hoort ze [slachtoffer 5] gillen. Ze rent naar [slachtoffer 5] en ziet een jongen buiten voor het loket staan. Ze hoort de jongen tegen haar zeggen: “Geef me je geld, geef me je geld”. Vervolgens pakt ze het bakje met euromunten. Ze hoort de jongen zeggen: “geef mij alles” en “ik wil briefgeld”. [slachtoffer 4] pakt daarop 20 en 50 eurobiljetten uit de kassalade en [slachtoffer 5] de 5 en 10 euro biljetten. [slachtoffer 4] geeft het geld door aan de jongen. Vervolgens hoort [slachtoffer 4] de jongen zeggen: “je hebt meer, ik weet dat je meer hebt”.
Naar aanleiding van de overval op de McDonalds te Schagen op 31 oktober 2011 stellen verbalisanten een onderzoek in waarbij onder andere wordt gekeken naar de signalementkenmerken van de dader en waarbij de camerabeelden worden bekeken waarop de dader is te zien. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de dader voldoet aan de volgende signalementkenmerken:
Een negroïde man tussen de 24/eind 20 jaar, lengte ongeveer 1,70/75 m., normaal postuur, lichte stoppels, donkere huidskleur, zwarte jas met het merk Vintage op linker-borst in het midden, zwarte pet, zwarte dikke handschoenen.
Op de beelden van de bewakingscamera’s in en buiten het pand is te zien dat de dader een zwarte jas draagt met een vierkant “Vintage” logo op de linkerzijde van de jas, halverwege de romp van de dader.
Op 3 november 2011 wordt de verdachte [verdachte] buiten heterdaad aangehouden . Tijdens zijn aanhouding draagt [verdachte] een zwarte driekwart lange jas met verticale steekzakken aan de onderzijde en een opvallend lichtkleurig vierkant logo op de linkerborstzak. De telefoon die [verdachte] bij zich heeft wordt voor nader onderzoek in beslag genomen.
Uit een onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het bij [verdachte] in gebruik zijnde telefoonnummer blijkt dat dit nummer op 30 november (de rechtbank begrijpt: 30 oktober) 2011 een belcontact heeft waarbij omstreeks 21.23 uur een zendmast aanstraalt op de Dijk te Alkmaar. Vervolgens blijkt dat genoemd telefoonnummer op 31 november (de rechtbank begrijpt: 31 oktober) 2011 een belcontact heeft waarbij omstreeks 00:52 uur een zendmast aanstraalt op locatie Zuiderweg/Witte Paal te Schagen. De plaats delict van de overval op de McDonalds Schagen is in de directe omgeving van deze zendmast gelegen.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 3 november 2011 treffen verbalisanten een witte sok aan met daarin een totaalbedrag van 1430 euro bestaande uit 29 briefjes van 20 euro, 25 briefjes van 10 euro en 12 briefjes van 50 euro.
Voorts treffen zij een tas aan met daarin onder meer een zwart petje met luchtgaten aan beide zijkanten en een paar zwarte stoffen handschoenen.
[slachtoffer 6] verklaart dat hij op 2 november 2011 aan het werk is in snackbar “[snackbar 2]” te Alkmaar. Nadat hij omstreeks 21.30 uur is begonnen met schoonmaakwerk-zaamheden, komt er iemand de snackbar binnen. [slachtoffer 6] hoort hij de man zeggen: “doe de lade open, ik wil die lade”. Vervolgens hoort hij de man zeggen: “geef me geld” of zoiets. [slachtoffer 6] ziet dat de man een vuurwapen bij zich heeft en hij hoort dat de man het wapen “laat klikken”. De man staat op dat moment voor de balie ter hoogte van de tweede kassa. [slachtoffer 6] gaat vervolgens naar de eerste kassa en geeft de man daaruit papiergeld. Daarop geeft [slachtoffer 6] de man geld uit de tweede kassa waarna de man wegrent. [slachtoffer 6] denkt dat de man ongeveer 300 euro heeft meegekregen aan briefgeld waaronder een paar briefjes van twintig. Het geld behoort toe aan snackbar “[snackbar 2]” en de eigenaar [aangever 3].
Naar aanleiding van de overval op de snackbar “[snackbar 2]” (de rechtbank begrijpt: snackbar “[snackbar 2]”, op 2 november 2011 te Alkmaar stellen verbalisanten een onderzoek in waarbij onder andere wordt gekeken naar de signalementkenmerken van de dader en waarbij de camerabeelden worden bekeken waarop de dader is te zien. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de dader voldoet aan de volgende signalementkenmerken:
een negroïde man tussen de 25 en 30 jaar, lengte ongeveer 1,70/80 m., normaal danwel slank postuur, snor of zoiets, donkere huidskleur, zwarte jas tot over de heup, zwarte pet, zwart vuurwapen.
Op de beelden van de bewakingscamera’s in de snackbar is de dader te zien met een donkere pet, een zwarte jas met een wit vierkant logo op de linkerzijde van de jas, halverwege de romp van de dader.
Direct na de overval wordt de vloer van de snackbar onderzocht op de aanwezigheid van schoensporen . De vloer van de plaats delict is vlak voordat de overval plaatsvond schoongemaakt. Op de plaats waar de dader heeft gestaan, op de vloer bij de toonbank wordt een schoenspoor aangetroffen (SIN AADO4425NL). Dit schoenspoor is vergeleken met de schoenen die de verdachte [verdachte] tijdens zijn aanhouding droeg en die in beslag zijn genomen .
De conclusie van het vergelijkend onderzoek luidt dat het spoor SIN AADO4425NL is veroorzaakt met de linkerschoen die onder [verdachte] is in beslag genomen.
Op 3 november 2011 wordt de verdachte [verdachte] door verbalisant [verbalisant 1] buiten heterdaad aangehouden . Tijdens zijn aanhouding draagt [verdachte] een zwarte driekwart lange jas met verticale steekzakken aan de onderzijde en een opvallend lichtkleurig vierkant logo op de linkerborstzak.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 3 november 2011 treffen verbalisanten een witte sok aan met daarin een totaalbedrag van 1430 euro bestaande uit 29 briefjes van 20 euro, 25 briefjes van 10 euro en 12 briefjes van 50 euro.
Voorts treffen zij een tas aan met daarin onder meer een zwart petje met luchtgaten aan beide zijkanten en een paar zwarte stoffen handschoenen.
ten aanzien van feit 5 (afzonderlijk dossier pv nr. PL26SB 2011000275-1)
[slachtoffer 7] doet aangifte van mishandeling. Op 3 januari 2011 stapt zij in Alkmaar op de trein richting Den Helder. Na het vertrek van de trein gaat zij haar krant lezen. Op een gegeven moment komt er iemand met veel tumult haar coupe inlopen. Van [slachtoffer 7] kijkt op vanachter haar krant en ziet een negroïde man met een zwarte jas binnenkomen. Wanneer Van [slachtoffer 7] weer verder gaat lezen ziet en voelt zij dat de negroïde man dwars door de krant in haar gezicht stompt. Ze voelt een vuist in haar gezicht en voelt de knokkels onder haar rechter oog haar wang raken. Ze voelt een harde klap. Later tijdens de treinreis wordt ze dizzy en licht in haar hoofd waarna ze in Schagen uitstapt. Verbalisant constateert tijdens het opnemen van de aangifte een duidelijk zichtbare rood-blauwe verdikking onder het rechter oog van aangeefster.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij op 3 januari 2011 in Alkmaar de trein binnenkwam en vervolgens met zijn losse vingers tegen de krant van een vrouw heeft geslagen.
Tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte op 3 november 2011 treffen verbalisanten achter in een keukenkastje een plastic tas aan met hierin twee vuurwapens. Uit de kennisgeving van inbeslagneming blijkt het te gaan om de volgende wapens:
volgnummer 7: een vuurwapen, kleur zwart, Tsjechië, wapennummer 176677, (goednummer PL10AL-2011126113-270986), en
volgnummer 8: een vuurwapen, kleur zwart, cal. 6 mm bb energy 0,5, (goednummer PL10AL-2011126113-270987).
Genoemde wapens worden onderzocht door verbalisant [verbalisant 3]. [verbalisant 3] concludeert dat het wapen met onder meer het opschrift cal. 6mm BB Energy<0.5, een veerdrukwapen betreft en een nabootsing is van een bestaand vuurwapen, type pistool, merk Sig Sauer, model P226 en derhalve geschikt is voor bedreiging danwel afdreiging.
Het wapen met het unieke nummer 176677, made in Czechoslovakia, betreft volgens [verbalisant 3] een luchtdrukwapen dat enige gelijkenis vertoont met vuurwapens zoals onder andere de Ruger MKI/model T678”. Het voorhanden hebben van beide wapens is strafbaar gesteld in artikel 13 lid van de Wet wapens en munitie. Beide wapens zijn onderzocht op biologische sporen . Op het luchtdrukpistool met het unieke nummer 176677, made in Czechoslovakia zijn in en om de loop biologische sporen aangetroffen welke zijn voorzien van SIN AACQ3594NL.
Door het NFI is onderzoek gedaan naar biologische sporen op de in de woning van [verdachte] aangetroffen wapens. Uit dit onderzoek is gebleken dat het monster SIN AACQ3594NL celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] waarbij de kans dat het DNA profiel matcht met een ander dan [verdachte] kleiner is dan een op een miljard.
Bespreking van de door de raadsman gevoerde verweren.
Onrechtmatige aanhouding:
Verzuimen met betrekking tot de inverzekeringstelling van de verdachte dienen aan de orde te worden gesteld bij de rechter-commissaris in het kader van de voorgeleiding en het verhoor van de verdachte in het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling danwel in het kader van de beoordeling van de vordering tot inbewaringstelling waarbij tegelijkertijd de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling plaatsvindt. In de onderhavige strafzaak is de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling getoetst door de rechter-commissaris op 4 november 2011 tijdens het verhoor in het kader van de beoordeling van de vordering tot inbewaringstelling. De verdachte werd toen bijgestaan door mr. V.E. de Haas en blijkens het proces-verbaal van verhoor heeft de raadsman zich toen reeds afgevraagd of er wel sprake was van ernstige bezwaren ten aanzien van zijn cliënt vanwege het algemene signalement en de, volgens de raadsman, niet unieke kleding op grond waarvan de verdachte is aangehouden.
De rechter-commissaris heeft toen geoordeeld dat niet is gebleken dat de inverzekeringstelling -en daarmee de aanhouding- van de verdachte onrechtmatig was.
Tegen dit oordeel van de rechter-commissaris staat geen hogere voorziening open.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou op onaanvaardbare wijze worden doorkruist indien bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting opnieuw of alsnog een beroep zou kunnen worden gedaan op verzuimen bij de inverzekeringstelling die aan de rechter-commissaris zijn of hadden kunnen worden voorgelegd.
Het oordeel van de rechter-commissaris over de rechtmatigheid van de aanhouding en de daartoe vereiste verdenking valt evenwel binnen het bestek van de toetsing van de rechtmatigheid van de (voortduring van) de vrijheidsbeneming.
Het staat de verdediging derhalve vrij om tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting de stelling dat de aanhouding onrechtmatig was vanwege het ontbreken van een verdenking ten grondslag te leggen aan een verweer dat de rechtmatigheid van het verkregen bewijs aan de orde stelt.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daar dus niet aan in de weg en de rechtbank zal zich zelfstandig een oordeel dienen te vormen over de verdenking bij de beoordeling van de aanhouding in relatie tot het daardoor verkregen bewijs.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
De rechtbank merkt op, dat zij de vraag of de opsporingsambtenaar terecht een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van de verdachte kon hebben, slechts marginaal kan toetsen. De feiten en omstandigheden moeten, objectief bezien, voldoende zijn voor een verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Uit de jurisprudentie blijkt dat er al snel voldoende grond is om een verdenking aan te nemen.
Op 28 oktober 2011 vindt er een overval plaats op de McDonalds Drive te Alkmaar. Tijdens een briefing wordt de aandacht gevestigd op genoemde overval waarbij het signalement van de dader wordt omschreven en een selectie van opnames van beveiligingscamera’s op en nabij de plaats van het delict wordt getoond. Verbalisant [verbalisant 1] moet tijdens de aandachtsvestiging gelijk denken aan de verdachte [verdachte] die hij ongeveer 2 jaar eerder, op 7 augustus 2009, heeft aangehouden in verband met bedreiging en nadien, blijkens zijn verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, regelmatig op straat heeft gezien. [verbalisant 1] bekijkt de camerabeelden vervolgens ook nog op de computer waarbij hij de beelden kan inzoomen en hij bekijkt een politiefoto van [verdachte]. Een en ander versterkt zijn vermoeden dat [verdachte] betrokken is bij genoemde overval. Bij het raadplegen van het Landelijk Overvallen Registratie Systeem blijkt vervolgens dat [verdachte] in verband kan worden gebracht met het plegen van overvallen.
Tijdens de aandachtsvestiging is [verbalisant 1] in het bijzonder de jas opgevallen die de overvaller droeg: een zwarte driekwart lange jas met verticale steekzakken, met een lichtkleurig tekentje op de linkerborstzak en epauletten op de schouders.
Op 3 november 2011 ziet [verbalisant 1] [verdachte] lopen, gekleed in een jas die identiek is aan de jas die de overvaller droeg tijdens de overval op McDonalds Drive. Op grond van het signalement in combinatie met de jas, heeft [verbalisant 1] de verdachte staande gehouden en vervolgens aangehouden.
Uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] voor [verbalisant 1] niet een willekeurige verdachte is die voldoet aan een vrij algemeen signalement maar een hem ambtshalve bekend persoon die hij eerder heeft aangehouden en die hij nadien regelmatig is tegengekomen.
[verbalisant 1] baseert zijn vermoedens bovendien niet uitsluitend op de aandachtsvestiging maar ook op het nadien bekijken van de camerabeelden op de computer en het bekijken van de politiefoto, wat zijn vermoedens ten opzichte van [verdachte] versterkt. Dit in combinatie met de omstandigheid dat [verbalisant 1] [verdachte] vervolgens kort daarop ziet lopen in een jas die identiek is aan de jas van de overvaller, levert naar het oordeel van de rechtbank een redelijk vermoeden van schuld op in de zin van artikel 27 Sv. Dat [verbalisant 1] heeft verklaard geen speciale opleiding te hebben gevolgd voor het herkennen van personen doet hieraan niet af.
Gelet op het oordeel van de rechtbank dat de aanhouding van verdachte rechtmatig was, valt de basis weg onder het verweer van de raadsman dat er sprake is van zogenoemde verboden vruchten.
In de onderhavige zaak baseert het openbaar ministerie zijn bewijsvoering ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde overvallen onder andere op de zogenoemde historische gegevens en zendmastgegevens van het GSM toestel dat in gebruik was bij de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn die gegevens voldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen dienen. De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat er volgens zijn gegevens andere zendmasten zijn die dichterbij de plaatsen delict staan die niet zijn aangestraald door de telefoon van de verdachte op de cruciale tijdstippen, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat het aanstralen van de zendmasten zoals blijkt uit de stukken niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Vast staat dan ook dat de telefoon van de verdachte zich in de nabijheid van de plaatsen delict bevond.
De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt dat de zendmastgegevens in beginsel een ondersteunend karakter hebben maar dat die gegevens in onderling verband beschouwd en in samenhang met andere uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring redengevend kunnen zijn. Verdachte heeft verklaard dat het logisch is dat zijn telefoon zendmasten aanstraalt in Alkmaar omdat hij daar woont. Ten aanzien van de overval op de McDonalds in Alkmaar is echter gebleken dat in de zes maanden voorafgaande aan de overval de telefoon van de verdachte de desbetreffende zendmasten geen enkele keer heeft aangestraald. Zijn verklaring, ten aanzien van de overval in Schagen, inhoudende dat hij daar niet was maar zijn telefoon mogelijk wel omdat hij die zou hebben laten liggen in de auto van een van zijn straatvoetbalvrienden, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Temeer omdat de verdachte tijdens de diverse politieverhoren en bij de rechter-commissaris nooit heeft verklaard over zijn straatvoetbalvrienden die, aldus de verdachte, wellicht de overvallen hebben gepleegd en daarbij gebruik hebben gemaakt van zijn spullen.
Schoenspoor:
De aangever verklaart dat de dader van de overval voor de toonbank heeft gestaan. Na de overval wordt op de plaats waar de overvaller heeft gestaan een schoenspoor aangetroffen. Blijkens de stukken is de vloer van de snackbar vlak voor de overval schoongemaakt. Dit schoenspoor is veiliggesteld en gefotografeerd ten behoeve van nader onderzoek.
Het schoenspoor is vergeleken met de afdruk van de zolen van de schoenen van de verdachte. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat:
- de maatvoering en het profiel overeenkomen,
- tenminste één zeer grote karakteristieke beschadiging van de zool overeenkomt met een grote onregelmatigheid in het spoor, en
- dat het vergevorderde slijtagebeeld op de schoen overeenkwam met het beeld op het spoor, en
- er verder geen onverklaarbare verschillen aanwezig waren.
De verbalisanten concluderen dan ook op grond van het onderzoek dat het spoor is veroorzaakt met de linkerschoen van verdachte. Aan het proces-verbaal zijn foto's van de zool van de schoen van verdachte, een proefspoor van de schoen van verdachte en van het aangetroffen schoenspoor toegevoegd, waarop de genoemde beschadiging is omcirkeld.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het aangetroffen schoenspoor afkomstig is van de linkerschoen van de verdachte en verwerpt het verweer van de raadsman. Uit het proces-verbaal van het vergelijkend onderzoek blijkt dat er een zeer grote karakteristieke beschadiging op de zool van de linkerschoen van de verdachte is aangetroffen, die overeenkomt met een grote onregelmatigheid in het spoor. Andere minder belangrijke afwijkingen die door de raadsman wel zijn geconstateerd, zijn mogelijkerwijs om die reden niet omcirkeld. De rechtbank is van oordeel dat nu er sprake is van een zeer grote karakteristieke onregelmatigheid in de zool van de linkerschoen van de verdachte, de kans dat het spoor is veroorzaakt met een andere linkerschoen die eenzelfde grote karakteristieke onregelmatigheid heeft, zeer onwaarschijnlijk is.
De stelling van de verdachte dat een vriend van hem mogelijk zijn schoenen heeft gebruikt, de overval heeft gepleegd en de schoenen vervolgens weer heeft teruggebracht, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Temeer nu de verdachte de dag nadat de overval heeft plaatsgevonden is aangehouden en de desbetreffende schoenen toen aan had.
Aangetroffen geld:
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat het in zijn woning aangetroffen bedrag van € 1.430,00 bestaande uit briefjes van 10, 20 en 50 euro zijn spaargeld voor een scooter is, gelet op omstandigheid dat het bedrag zeer kort na de overvallen waarbij briefgeld in soortgelijke coupures is weggenomen in zijn woning is aangetroffen, de omstandigheid dat uit de stukken is gebleken dat de verdachte maandelijks een uitkering ontvangt van € 831,50, hij een maandelijkse huur betaalt van
€ 510,00 en hij geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd met betrekking tot welke andere bronnen van inkomsten hij heeft waardoor hij in staat is geld te sparen, ongeloofwaardig.
De omstandigheid dat hij in de maand september 2011 een geldbedrag heeft opgenomen van € 1210,00 maakt dat niet anders.
Signalement
Het signalement dat door diverse getuigen van de onderhavige overvallen is gegeven past op de verdachte qua postuur, lengte, huidskleur, (het betreft een negroïde man), leeftijdsindicatie tussen 20-30 jaar. Voorts blijkt uit de diverse verklaringen en de beelden van de bewakingscamera’s dat de dader telkens was gekleed in een zwarte driekwart jas met een opvallend wit logo op de linkerborstzak, dat hij een zwarte pet op had, zwarte handschoenen van stof droeg en een zwart op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had.
De overvallen worden kort op elkaar gepleegd in een tijdsbestek van zes dagen. In alle gevallen wordt de overval kort voor sluitingstijd gepleegd, wil de dader eigenlijk alleen briefgeld, en in drie van de vier gevallen zegt hij dat de slachtoffers hem “belasting(dienst)geld moeten geven of dat ze hem het geld moeten geven omdat het geld toch niet van hen is”.
Tijdens zijn aanhouding, een dag na da laatste overval, draagt de verdachte een jas die identiek is aan de jas die wordt gedragen door de dader tijdens de overvallen en blijkt het schoenspoor dat is aangetroffen bij de laatste overval te matchen met de linkerschoen van het paar schoenen dat de verdachte aan had tijdens zijn aanhouding. Tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte wordt vervolgens een sok aangetroffen met daarin een bedrag van € 1240,00 bestaande uit briefjes van 10, 20 en 50 euro en derhalve soortgelijke coupures als weggenomen bij de onderhavige overvallen. Tenslotte blijkt uit de printgegevens dat de telefoon van de verdachte bij de eerste drie overvallen zendmasten aanstraalde die in de buurt stonden van de plaatsen delict. Verdachte heeft niet verklaard dat hij zijn telefoon wel eens uitleent.
Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van een groot aantal bijzonderheden die ieder voor zich niet heel erg onderscheidend zijn maar dat door de terugkerende onderlinge samenhang wel worden.
De rechtbank acht op grond van voornoemde genoemde feiten en omstandigheden bewezen dat de verdachte degene is die de vier onderhavige overvallen heeft gepleegd.
Met betrekking tot feit 5:
Geen opzet op toebrengen van pijn/letsel
De rechtbank verwerpt het verweer dat de verdachte geen opzet zou hebben gehad op het toebrengen van pijn danwel letsel. Dat de verdachte opzet had op het toebrengen van pijn/ letsel blijkt uit de verklaring van het slachtoffer dat zij de vuist van de verdachte in haar gezicht voelt en dat ze voelt dat zijn knokkels haar wang raken onder haar rechter oog. De verbalisant die de aangifte opneemt constateert onder haar rechteroog een duidelijk zichtbare rood-blauwe verdikking.
De rechtbank is van oordeel dat uit genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in zijn boosheid het slachtoffer welbewust met kracht heeft willen raken.
Met betrekking tot feit 6:
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is in een plastic tas in een keukenkastje, een tweetal wapens aangetroffen in de gemeenschappelijke ruimte waarvan de verdachte verklaart dat deze ruimte niet alleen voor hem en zijn buurman maar ook voor anderen toegankelijk is. De verdachte verklaart dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de wapens en de wapens nooit in handen heeft gehad. Deze verklaring acht de rechtbank, gelet op de omstandigheid dat op één van de wapens in en om de loop DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen, ongeloofwaardig.
De stelling van de raadsman dat het DNA-materiaal van de verdachte dat is aangetroffen op één van de wapens wellicht op het wapen is terechtgekomen via de plastic tas die wel aan de verdachte toebehoorde, acht de rechtbank zeer onaannemelijk, temeer nu niet alleen op de loop maar ook in de loop DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen. Omdat de wapens gezamenlijk zijn aangetroffen in één tas, weggestopt achter een rand in een keukenkastje, in een ruimte behorende bij de woning van de verdachte en waarbij op een van de wapens DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte beide wapens voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar, op de openbare weg, de [straatnaam 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig geldbedrag, toebehorende aan "Mc.Donald's Alkmaar Drive", welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van genoemd bedrijf, genaamd [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een medewerker van na te noemen bedrijf, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan "Mc.Donald's Alkmaar Drive",
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en heeft geroepen: "Geef hier het geld", en "Het is toch niet jouw geld" en "Raap op sneller, geef hier het geld", althans woorden van dergelijke strekking;
hij op 29 oktober 2011 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 700 euro, toebehorende aan "Snackhouse [snackbar 1]" en/of [slachtoffer 3], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die snackbar aan de [straatnaam 2] is binnen gegaan en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand heeft gehouden en die [slachtoffer 2] dwingend heeft toegevoegd:"Geen geintjes, maak de kassa open" en "geven" en "meer, meer" en "je moet niet moeilijk doen het is belastinggeld", althans woorden van dergelijke strekking;
hij op 31 oktober 2011 in de gemeente Schagen, op de openbare weg de [straatnaam 3], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 248 euro, toebehorende aan "Mc Donalds", welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft toegevoegd:"Maak je lade open en geef me wat extra belastingdienstgeld" en "Geef me je geld" en "Ik wil briefgeld" en "Geef me meer, ik weet dat je meer hebt", althans woorden van dergelijke strekking;
hij op 2 november 2011 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 300 euro, toebehorende aan "snackbar [snackbar 2]", welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 6] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en dat wapen heeft doorgeladen en die [slachtoffer 6] heeft toegevoegd:"Doe de lade open, ik wil die lade" en "geef me geld", althans woorden van dergelijke strekking;
hij op 3 januari 2011 in het arrondissement Alkmaar, in een trein op het traject Alkmaar-Den Helder, opzettelijk mishandelend een vrouw, genaamd [slachtoffer 7], met kracht tegen haar hoofd heeft gestompt, waardoor die [slachtoffer 7] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 3 november 2011 in de gemeente Alkmaar, wapens van categorie I onder 7°, te weten een luchtdruk- en een veerdrukpistool, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens, voorhanden heeft gehad.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
diefstal, vooraf gegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4, telkens:
handelen in strijd met een in artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie gegeven verbod met betrekking tot een wapen van categorie I, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis onder meer mee laten wegen dat het gaat om zeer ernstige feiten, dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan de observatie in het Pieter Baan Centrum en dat hij eerder is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor soortgelijke feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten. Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen van de ten laste gelegde mishandeling en het voorhanden hebben van verboden wapen dan is naar de mening van de raadsman inmiddels sprake van een situatie als bedoeld in artikel 67 lid 3 Wetboek van Strafvordering en dient een straf te worden opgelegd gelijk aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
De verdachte heeft zich gedurende een periode van zes dagen schuldig gemaakt aan een viertal overvallen op snackbars en filialen van McDonalds. Verdachte maakte daarbij gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp teneinde de desbetreffende medewerkers er toe te bewegen geld af te geven. De verdachte heeft daarbij blijkbaar alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de emotionele- en psychische gevolgen voor de slachtoffers.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen veelal een hevige impact hebben op de slachtoffers hetgeen ook wel is gebleken uit de slachtofferverklaringen die tijdens de behandeling ter terechtzitting zijn voorgelezen. Slachtoffers van feiten als de onderhavige ondervinden vaak nog lange tijd de gevolgen van hetgeen hen door de dader is aangedaan. Bovendien veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid binnen de samenleving in het algemeen.
Naast genoemde overvallen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en het voorhanden hebben van wapens die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens. Dergelijke wapens vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de onderhavige overvallen maken wel duidelijk waarom tegen het ongecontroleerde bezit hiervan streng dient te worden opgetreden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 november 2011 waaruit onder andere blijkt dat hij op 12 december 2006 in hoger beroep is veroordeeld voor soortgelijke delicten tot gevangenisstraf van 6 jaren.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het over de verdachte uitgebrachte pro justitia rapport, gedateerd 12 juli 2012, opgemaakt door J.B. Seinen, psycholoog en W.J. Canton, psychiater, beiden verbonden aan N.I.F.P. locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC);
- een reclasseringsadvies, gedateerd 16 april 2012, uitgebracht door B. Bartels, reclasseringswerker bij GGZ reclassering Palier;
- een aanvullend reclasseringsadvies gedateerd 22 mei 2012 uitgebracht door B. Bartels voornoemd.
Uit het pro justitia rapport van het PBC blijkt dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan de verschillende onderzoeken, geen toestemming heeft gegeven voor het opvragen van informatie en dat referenten niet hebben gereageerd op uitnodigingen om informatie te verschaffen omtrent de verdachte. De rapporteurs hebben dan ook, op basis van de beperkte informatie, geen harde conclusies kunnen trekken en de door de rechter-commissaris geformuleerde vragen niet kunnen beantwoorden.
Uit het aanvullende advies van GGZ reclassering Palier komt naar voren dat zij niet in staat zijn om een gedegen plan van aanpak op te stellen met betrekking tot de verdachte omdat het PBC geen diagnose heeft kunnen stellen en geen advies heeft kunnen geven door zijn niet meewerkende houding. Palier kan hierdoor onvoldoende inschatten of er mogelijkheden zijn om door middel van voorwaarden en begeleiding de kans op recidive te doen verminderen. Sociaal maatschappelijk gezien is de verdachte zeer matig geïntegreerd. Gezien de problemen op alle leefgebieden lijkt een vrijwillig en ambulant kader onvoldoende mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding te geven, die de kans op recidive doen afnemen. De informatieverstrekking betreffende het gebruik van de verdachte was wisselend en doordat de verdachte onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven is het niet mogelijk om conclusies te verbinden aan het alcohol- en/of middelengebruik. De ontvankelijkheid voor begeleiding en hulpverlening is matig tot slecht, waardoor GGZ reclassering Palier niet anders kan adviseren, dan een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard van en de omstandigheden waaronder de overvallen zijn gepleegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaar een passende straf is.
9. De beslissing omtrent in beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn in het kader van deze strafzaak in beslag genomen:
1. een telefoontoestel, kleur grijs, merk Samsung,
2. twee paar schoenen, kleur bruin, maat 42,
3. een geldbedrag van € 1.430,00, bestaande uit 12 briefjes van 50 Euro, 25 briefjes van 10 euro en 29 briefjes van 20 Euro,
4. een paar handschoenen, kleur zwart,
5. een pet, kleur zwart,
6. een sok, kleur wit,
7. een rol tape (plakband), kleur zwart,
8. een jas, kleur zwart, Vintage Style.
9. een wapen, kleur zwart, wapennummer 176677,
10. een wapen, kleur zwart, 6mm bb energy 0,5
11. een telefoontoestel, kleur zwart, Iphone met simkaart.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de wapens (nrs. 9. en 10.) heeft de officier van justitie gevorderd dat deze dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van het geldbedrag (nr. 3) is de officier van justitie van mening dat een bedrag van EUR 935,00 dient te worden teruggegeven aan de benadeelde partij McDonalds Alkmaar Drive (feit 1) en dat een bedrag van EUR 245,00 dient te worden teruggegeven aan de benadeelde partij McDonalds Schagen (feit 3).
Ten aanzien van het resterende bedrag vordert de officier van justitie verbeurdverklaring.
Wat betreft de overige in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ze kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, met uitzondering van het in beslag genomen geldbedrag, ten aanzien van de beslissing met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het in beslag genomen geldbedrag behoort, aldus de raadsman, toe aan de verdachte en dient aan hem te worden teruggegeven. Het betreft zijn spaargeld voor een scooter en is niet van misdrijf afkomstig. Uit het proces-verbaal bevindingen banktransacties blijkt bovendien dat de verdachte in de laatste week van september 2011 een geldbedrag heeft opgenomen van in totaal € 1210,00, welk bedrag overeenkomt met het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag.
Wapens
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de wapens, vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 9. en 10. met betrekking tot welke het onder 6. bewezenverklaarde feit is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Geld
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat het in zijn woning aangetroffen bedrag van € 1.430,00 bestaande uit briefjes van 10, 20 en 50 euro zijn spaargeld voor een scooter is, gelet op omstandigheid dat het bedrag zeer kort na de overvallen waarbij briefgeld in soortgelijke coupures is weggenomen in zijn woning is aangetroffen, de omstandigheid dat uit de stukken is gebleken dat de verdachte maandelijks een uitkering ontvangt van € 831,50, hij een maandelijkse huur betaalt van
€ 510,00 en hij geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd met betrekking tot welke andere bronnen van inkomsten hij heeft waardoor hij in staat is geld te sparen, ongeloofwaardig.
De omstandigheid dat hij in de maand september 2011 een geldbedrag heeft opgenomen van € 1210,00 maakt dat niet anders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag afkomstig is van misdrijf, in casu van de overvallen zoals door de rechtbank bewezen verklaard. Nu zich in dit geding een tweetal slachtoffers als benadeelde partij heeft gevoegd en zij beiden het geldbedrag vorderen waarvan de rechtbank bewezen acht dat de verdachte dit heeft weggenomen, zal de rechtbank ten aanzien van het in beslag genomen geld beslissen als na te melden.
Van het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder nummer 3, dient naar het oordeel van de rechtbank een bedrag van € 938,92 te worden teruggegeven aan de McDonalds Alkmaar Drive en een bedrag van € 247,95 aan de McDonalds Schagen.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze bedrijven als rechthebbenden van genoemde geldbedragen kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat het resterende bedrag ad € 243,13, dient te worden verbeurdverklaard nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het geldbedrag toebehoort aan de verdachte en door middel van een of meer van de bewezenverklaarde overvallen is verkregen.
Overige in beslag genomen voorwerpen:
De rechtbank is voorts van oordeel, dat de overige onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 11, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
10.Vorderingen benadeelde partijen
A. De vordering van de benadeelde partij McDonalds Alkmaar Drive (FEIT 1)
[aangever 1] heeft namens de benadeelde partij MCDonalds Alkmaar Drive, vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.341,02 aan materiële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Het gevorderde bedrag bestaat uit € 938,92 aan weggenomen geld, € 1892,10 aan kosten DBS beveiliging en € 520,00 aan loonkosten van bedrijfsleider [aangever 1].
[aangever 1] heeft de vordering ter terechtzitting nader toegelicht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is minus het bedrag van € 935,00 waarvan de officier van justitie de teruggave aan de benadeelde partij heeft gevorderd.
De officier van justitie heeft voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering danwel dat de vordering dient te worden afgewezen omdat hij vrijspraak heeft bepleit van het onderliggende feit. De raadsman heeft geen subsidiair standpunt ingenomen in die zin dat hij de vordering inhoudelijk heeft betwist.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze het weggenomen geldbedrag van € 938,92 betreft, geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat dit gedeelte zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek “bewezenverklaring” onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot genoemd bedrag.
Nu de rechtbank echter heeft bepaald dat een gedeelte van het onder de verdachte in beslag genomen geld, te weten een bedrag van € 938,92 aan de benadeelde partij dient te worden teruggegeven, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van dit bedrag afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering, de extra beveiligingskosten en de loonkosten van dhr. [aangever 1], een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank acht het wel begrijpelijk dat er extra veiligheidsmaatregelen getroffen zijn, maar of en in hoeverre de thans opgevoerde beveiligingskosten als rechtstreekse schade veroorzaakt door de overval aan de verdachte toe te rekenen zijn is voor de rechtbank onvoldoende inzichtelijk. Zo is niet duidelijk geworden op basis waarvan, in vergelijking met de situatie vóór de overval, is gekozen voor déze mate van extra beveiligingsuren. De rechtbank kan om die reden niet beoordelen of de inzet van het aantal extra beveiligingsuren redelijk en billijk is.
Ten aanzien van de post loonkosten van dhr. [aangever 1] stelt de rechtbank zich op het standpunt dat ook zonder dat de overval had plaatsgevonden McDonalds haar managers loon moet betalen. Er is pas sprake van schade wanneer McDonalds ten gevolge van de overval iemand anders heeft moeten inhuren om het werk van de manager over te nemen en daarvan is hier niet gebleken.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan het gedeelte van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
B. De vordering van de benadeelde partij McDonalds Schagen (FEIT 3)
[aangever 2] heeft namens de benadeelde partij McDonalds Schagen, vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 4.207,97 aan materiële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Het gevorderde bedrag bestaat uit € 247,95 aan weggenomen geld, € 3.341,52 aan kosten Chief security, € 332,00 aan loonkosten van bedrijfsleider [aangever 2] en € 262,50 in verband met kosten trauma opvang en € 24,00 terzake kosten voortgang trauma-opvang.
[aangever 2] heeft de vordering ter terechtzitting nader toegelicht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is minus het bedrag van € 245,00 waarvan de officier van justitie de teruggave aan de benadeelde partij heeft gevorderd.
De officier van justitie heeft voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering danwel dat deze dient te worden afgewezen omdat hij vrijspraak heeft bepleit van het onderliggende feit. De raadsman heeft geen subsidiair standpunt ingenomen in die zin dat hij de vordering inhoudelijk heeft betwist.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze het weggenomen geldbedrag van € 247,95 betreft, geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat dit gedeelte zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek “bewezenverklaring” onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot genoemd bedrag.
Nu de rechtbank echter heeft bepaald dat een gedeelte van het onder de verdachte in beslag genomen geld, te weten een bedrag van € 247,95 aan de benadeelde partij dient te worden teruggegeven, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van dit bedrag afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering, te weten de extra beveiligingskosten, de loonkosten van [aangever 2], alsmede de kosten verbonden aan traumaopvang, een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank acht het wel begrijpelijk dat er extra veiligheidsmaat-regelen getroffen zijn, maar of en in hoeverre de thans opgevoerde beveiligingskosten als rechtstreekse schade veroorzaakt door de overval aan de verdachte toe te rekenen zijn is voor de rechtbank onvoldoende inzichtelijk. Zo is niet duidelijk geworden op basis waarvan, in vergelijking met de situatie vóór de overval, is gekozen voor déze mate van extra beveiligingsuren. De rechtbank kan om die reden niet beoordelen of de inzet van het aantal extra beveiligingsuren redelijk en billijk is. Bovendien blijkt uit de bijlagen dat de extra beveiliging reeds is aangevangen voordat de onderhavige overval plaatsvond, namelijk op 28 oktober 2011.
Ten aanzien van de post loonkosten van mw. [aangever 2] stelt de rechtbank zich op het standpunt dat ook zonder dat de overval had plaatsgevonden McDonalds haar managers loon moet betalen. Er is pas sprake van schade wanneer McDonalds ten gevolge van de overval iemand anders heeft moeten inhuren om het werk van de manager over te nemen en daarvan is hier niet gebleken. Tenslotte zijn de posten met betrekking tot de trauma-opvang naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan het gedeelte van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
C. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (FEIT 3)
De benadeelde partij, [slachtoffer 5], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van in totaal € 12.677,50 aan schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2011. Het totale schadebedrag bestaat uit een bedrag van
€ 2.000,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 10.677,50 aan materiële schade in verband met studievertraging die zou zijn veroorzaakt door ernstige concentratieproblemen ten gevolge van de Post Traumatische Stress Stoornis die de benadeelde partij ten gevolge van de overval heeft opgelopen.
[slachtoffer 5] heeft ter terechtzitting haar slachtofferverklaring voorgelezen en haar vordering nader toegelicht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering zowel wat betreft de geleden materiële- als immateriële schade betreft geheel toewijsbaar is en heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen omdat hij vrijspraak heeft omdat hij vrijspraak heeft bepleit van het onderliggende feit. De raadsman heeft geen subsidiair standpunt ingenomen in die zin dat hij de vordering inhoudelijk heeft betwist.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het immateriële gedeelte geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het is een feit van algemene bekendheid dat een overval als de onderhavige een ingrijpende gebeurtenis is voor de slachtoffers die tot psychische gevolgen kan leiden. Uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt dat de benadeelde partij ten gevolge van het onderhavige feit lijdt aan een Post Traumatische Stress Stoornis en daarvoor onder behandeling is bij een psycholoog.
Naar maatstaven van billijkheid zal ten aanzien van de benadeelde partij de omvang van de vergoeding voor deze immateriële schade in deze procedure, mede vanwege de deugdelijke onderbouwing worden vastgesteld op € 1.000,00.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde stukken blijkt dat er al sprake was van een studievertraging voordat het onder 3 bewezenverklaarde feit plaats vond.
Onder deze omstandigheden kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet gesteld worden dat de studievertraging en de daaruit voortvloeiende vordering uitsluitend het directe gevolg zijn van de gedragingen van de verdachte.
Nu het rechtstreeks verband tussen de geleden materiële schade en het onderhavige feit niet is aangetoond, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor zover die de materiële schade betreft.
De benadeelde partij kan de gedeelten van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
D. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (FEIT 3)
De benadeelde partij, [slachtoffer 4], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.145,96 aan materiële- en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2011.
Nadat de voorzitter ter terechtzitting haar slachtofferverklaring heeft voorgelezen heeft zij haar vordering nader toegelicht en verminderd met het bedrag van € 415.44 (verlies arbeidsvermogen).
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, zoals verminderd ter terechtzitting, zowel wat betreft de geleden materiële- als immateriële schade betreft geheel toewijsbaar is en heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen omdat hij vrijspraak heeft omdat hij vrijspraak heeft bepleit van het onderliggende feit. De raadsman heeft geen subsidiair standpunt ingenomen in die zin dat hij de vordering inhoudelijk heeft betwist.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het is een feit van algemene bekendheid dat een overval als de onderhavige een ingrijpende gebeurtenis is voor de slachtoffers die tot psychische gevolgen kan leiden.
Nu de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet nader is onderbouwd, bijvoorbeeld met stukken waaruit blijkt dat de benadeelde partij professionele hulp heeft gezocht, zal de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid in deze procedure worden vastgesteld op € 750,00.
Voor het overige zal de benadeelde partij ten aanzien van het immateriële deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard
Het gevorderde (en door de verdediging niet weersproken) bedrag terzake extra reiskosten die de benadeelde partij heeft moeten maken in verband met het opstellen van een slachtofferverklaring bij Slachtofferhulp in Haarlem komt de rechtbank niet onredelijk voor en zal worden toegewezen.
De rechtbank zal derhalve in totaal een bedrag van € 780,52 toewijzen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij kan het gedeelte van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelden.
De maatregelen zullen worden opgelegd voor de toegewezen bedragen van € 1000,00, respectievelijk € 780,52.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
12. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 56, 57, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: een geldbedrag van € 243,13.
Gelast de teruggave van een bedrag van € 938,92 aan de rechthebbende: McDonalds Alkmaar Drive, [straatnaam 1] te Alkmaar.
Gelast de teruggave van een bedrag van 247,95 aan de rechthebbende: McDonalds Schagen, [straatnaam 3] te Schagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een wapen, kleur zwart, wapennummer 176677,
- een wapen, kleur zwart, 6mm bb energy 0,5
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- een telefoontoestel, kleur grijs, merk Samsung,
- een paar schoenen, kleur bruin, maat 42,
- een paar handschoenen, kleur zwart,
- een pet, kleur zwart,
- een sok, kleur wit,
- een rol tape (plakband), kleur zwart,
- een jas, kleur zwart, Vintage Style.
- een telefoontoestel, kleur zwart, Iphone met simkaart.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2011, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 5] voornoemd te betalen een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2011, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen door de verdachte aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen door de verdachte aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 780,52 (zevenhonderdtachtig euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2011, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 0,00.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 4] voornoemd te betalen een bedrag van € 780,52 (zevenhonderdtachtig euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2011, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat betalingen door de verdachte aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen door de verdachte aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij McDonalds Alkmaar Drive voor zover die vordering ziet op het weggenomen bedrag van € 938,92.
Verklaart de benadeelde partij McDonalds Alkmaar Drive niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij McDonalds Schagen voor zover die vordering ziet op het weggenomen bedrag van € 247,95.
Verklaart de benadeelde partij McDonalds Schagen niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. H.E. Erp-van Harten, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Woudman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 augustus 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.