RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2012 in de zaak tussen
[naam], te [plaatsnaam], eiseres
(gemachtigde: mr. O.L. Andriesse),
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, verweerder
(gemachtigde: N.J.J. Rood).
Bij besluit van 31 mei 2009 heeft verweerder aan eiseres voor het belastingjaar 2009 een aanslag reclamebelasting van
€ 2.490 opgelegd.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar (de bestreden uitspraak) van
2 juli 2009 ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden uitspraak heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. In geschil is of verweerder eiseres voor het belastingjaar 2009 terecht en op goede gronden een aanslag reclamebelasting van € 2.490 heeft opgelegd met een grondslag van 246 m² aan reclame-uitingen aangebracht aan het pand gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam.1]. Eiseres is eigenaar van dit pand. In het pand kunnen particulieren en bedrijven opslagruimte huren.
2.1. Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
Op grond van artikel 229c van de Gemeentewet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur inzake de belastingen, bedoeld in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk, nadere regels worden gegeven.
2.2. Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2009 van de gemeente Hoorn (hierna: de Verordening) wordt onder de naam ‘reclamebelasting’ een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt de reclamebelasting geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie openbare aankondigingen worden aangetroffen.
Op grond van artikel 6, aanhef en onder 4, van de Verordening, voor zover hier van belang, bedraagt de belasting voor het hebben van openbare aankondigingen in gebied 2 waarvan het totaal aan vierkante meters niet minder dan 20 m² en niet meer dan 50 m² bedraagt, per jaar
€ 1.543.
Op grond van artikel 6, aanhef en onder 6, van de Verordening, voor zover hier van belang, bedraagt de belasting voor het hebben van openbare aankondigingen in gebied 2 waarvan het totaal aan vierkante meters niet minder dan 100 m² en niet meer dan 500 m² bedraagt, per jaar € 2.490.
3. Niet in geschil is en vaststaat dat de betreffende openbare aankondigingen zich bevinden in gebied 2. Uit de zich onder de gedingstukken bevindende foto’s van het pand van eiseres blijkt dat op alle vier gevels van het pand op de zilvergrijze ondergrond met gele rechthoeken opgebouwde vlakken zijn aangebracht (hierna: vlak(ken)). Aan de linker zijgevel (bezien van de voorkant van het gebouw) is één vlak aangebracht, aan de rechter zijgevel en de voor- en achtergevel betreft het steeds twee vlakken. Aan de rechterkant van de voorgevel en aan de linkerkant van de achtergevel is in het midden van de daar aangebracht vlakken de naam [naam bedrijf] aangebracht. Onder de naam [naam bedrijf] is de slagzin [naam zin] aangebracht en aan weerszijden van deze tekst is een gestileerde afbeelding aangebracht van [afbeelding] Tussen partijen is niet in geschil dat de vermelding van de naam, de slagzin en [afbeelding] (het logo van eiseres) als openbare aankondigingen moeten worden aangemerkt. Evenmin is in geschil dat het spandoek aan het hek voor het pand en de losse reclameborden die voor het pand staan openbare aankondigen zijn. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de vlakken op de gevels zijn aan te merken als openbare aankondiging, welke vraag eiseres ontkennend en verweerder bevestigend beantwoord.
4. Verweerder stelt in de bestreden uitspraak dat de vlakken op het pand van eiseres zijn aangemerkt als openbare aankondigingen en daarom zijn meegerekend in de vastgestelde grondslag voor de reclamebelasting. In het verweerschrift voert verweerder nog aan dat het begrip ‘openbare aankondigingen’ breder is dan alleen reclame. Onder het begrip ‘openbare aankondigingen’ vallen alle openbare aankondigingen waarmee de aandacht van het publiek wordt getrokken. In dit verband wijst verweerder op het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 1997 (LJN: AA3251) en arrest van het Hof Amsterdam van 6 maart 2009 (LJN: BH6990). Verweerder stelt dat de vlakken geen andere bedoeling hebben dan het publiek duidelijk te maken dat het hier gaat om een pand waarin bedrijven en particulieren goederen kunnen opslaan (de storage-formule), hetgeen door de architect van het pand wordt erkend. Daarnaast hebben de gele rechthoeken in de vlakken een relatie met de bedrijfskleur van eiseres.
5. Eiseres stelt dat de vlakken geen openbare aankondigingen zijn maar een onderdeel vormen van het ontwerp van het pand. De vlakken dienen daarom niet te worden meegenomen in de grondslag voor de reclamebelasting. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres een verklaring van de architect van het pand overgelegd. Eiseres stelt dat de grondslag zonder dat de oppervlakte van de vlakken wordt meegenomen 32,15 m² bedraagt.
6. De rechtbank stelt vast dat de Verordening geen nadere omschrijving geeft van wat onder het begrip ‘openbare aankondiging’ moet worden verstaan. Daarom valt de rechtbank terug op de betekenis die het begrip ‘openbare aankondiging’ volgens de wetsgeschiedenis en de vaste jurisprudentie heeft. Het wettelijke begrip ‘openbare aankondiging’ omvat blijkens de wetsgeschiedenis en de vaste jurisprudentie niet slechts reclame in engere zin, doch ziet meer in het algemeen op elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap.
7. De rechtbank leidt uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting af dat verweerder bij het aanmerken van de vlakken als openbare aankondigingen aansluiting heeft gezocht bij de intentie van de architect van het pand. Blijkens zijn verklaring heeft de architect met de vlakken bedoeld de functie van het gebouw te symboliseren en het gebouw herkenbaar te maken voor het publiek, zodat het publiek weet wat er gaande is in het gebouw. Naar het oordeel van de rechtbank is de intentie van de architect niet voldoende om de vlakken als een mededeling, en dus als openbare aankondiging, te beschouwen. Immers, bij onbekendheid met het bedrijf van eiseres is voor voorbijgangers bij waarneming van de vlakken niet meteen duidelijk dat het hier gaat om een pand waarin bedrijven en particulieren goederen kunnen opslaan (de storage-formule). .Weliswaar verhoogt de combinatie van de naam, de slagzin en het logo met op de achtergrond het patroon van gele rechthoeken, zoals voorkomend op voor- en achtergevel, de attentiewaarde van het pand van eiseres, maar daarmee is niet gezegd dat de vlakken op zichzelf een mededeling zijn. Dat eiseres dezelfde kleur geel waarin de rechthoeken zijn uitgevoerd als bedrijfskleur gebruikt, doet hieraan niet af. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verweerder de vlakken ten onrechte bij de grondslag van de reclamebelasting voor eiseres heeft betrokken.
8. Het vorenstaande brengt mee dat het beroep van eiseres gegrond zal worden verklaard en dat de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd. Nu blijkens de verklaring van de gemachtigde van verweerder ter zitting geen verschil van mening bestaat over het aantal vierkante meters openbare aankondiging indien het standpunt van eiseres wordt gevolgd, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal de beschikking van 31 mei 2009 herroepen en de grondslag van de reclamebelasting ten aanzien van eiseres vaststellen op 32,15 m² en daarmee de aanslag op € 1.543. De rechtbank zal daarbij tevens bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Verweerder hoeft dus geen nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eiseres. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat verweerder vanwege deze uitspraak het teveel door eiseres betaalde bedrag aan reclamebelasting aan eiseres zal terugbetalen.
9. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres voor de behandeling van haar beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten heeft de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874 voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld. Verder dient verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak van 2 juli 2009;
- herroept de beschikking van 31 mei 2009;
- stelt de grondslag van de reclamebelasting ten aanzien van eiseres voor het jaar 2009 vast op 32,15 m² en stelt de aanslag reclamebelasting voor het jaar 2009 ter zake van de reclamebelasting vast op € 1.543;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs gemaakte
proceskosten ten bedrage van € 874;
- bepaalt dat de betaling van € 874 dient te worden gedaan aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. de Feijter, voorzitter, mr. drs. C.M. van Wechem en mr. drs. W.P. van der Haak, leden, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.