ECLI:NL:RBALK:2012:BX4182

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
9 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810461-11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting, poging tot doodslag en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 9 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, poging tot doodslag en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 augustus 2011 in Blokker, gemeente Hoorn, heeft geprobeerd een vrouw, aangeduid als [slachtoffer 1], van het leven te beroven door haar met beide handen om de nek te grijpen en haar keel dicht te knijpen. Dit leidde tot een poging tot doodslag, waarbij de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] gestolen, wat resulteerde in een veroordeling voor diefstal.

Op 20 augustus 2011 heeft de verdachte een andere vrouw, aangeduid als [slachtoffer 2], onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen tot seksuele handelingen, wat resulteerde in een veroordeling voor verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte hen ernstig heeft benadeeld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 18 augustus 2011 een derde vrouw, aangeduid als [slachtoffer 3], wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd door haar met een vuurwapen te bedreigen en haar te dwingen met hem mee te rijden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, variërend van €657,00 tot €7.550,00, afhankelijk van de geleden schade. De rechtbank heeft ook maatregelen genomen met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen en de verplichtingen van de verdachte ten opzichte van de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak om de slachtoffers te compenseren voor hun geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810461-11 (P)
Datum uitspraak: 9 augustus 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R. Kiewitt, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie ex artikel 314a jo 313 van het Wetboek van Strafvordering, strekkende tot aanpassing van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1. primair hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Blokker, gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] onverhoeds met zeer veel kracht met beide handen om haar nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en daarbij de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Blokker, gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] onverhoeds met zeer veel kracht met beide handen om haar nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en daarbij de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Blokker in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening aan [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry, kleur wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte die [slachtoffer 1] onverhoeds en/of met zeer veel kracht met beide handen om haar nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en daarbij de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt;
3.
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Hoorn door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] en/of zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (eerder) tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gezet en/of meermalen dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp aan die [slachtoffer 2] getoond en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij haar autosleutel(s) zou terugkrijgen nadat zij hem had gepijpt en/of nadat ze hadden geneukt en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
hij op of omstreeks 18 augustus 2011 te Zwaag, gemeente Hoorn, en/of in de gemeente Zaandam, in elk geval in Nederland opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de/het borst(been), althans lichaam van die [slachtoffer 3] gezet en/of dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp aanwezig heeft gehad en/of gehouden, waardoor een dreigende situatie ontstond en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] gedwongen om naar de wijk Kersenboogerd te Hoorn te rijden met haar auto, en/of vervolgens heeft hij, verdachte, wederom die [slachtoffer 3] met dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp bedreigd, althans dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp aanwezig gehad en/of gehouden waardoor er een dreigende situatie ontstond/bleef bestaan en die [slachtoffer 3] gedwongen hem, verdachte, met haar auto naar het station in Zaandam te rijden;
5.
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 in de gemeente Hoorn en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de linkerslaap, althans het hoofd van die [slachtoffer 2] gezet en/of dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp aanwezig gehad en/of gehouden waardoor een dreigende situatie ontstond/bleef bestaan en/of aldus die [slachtoffer 2] gedwongen met hem, verdachte in haar auto naar het station in Purmerend en/of vervolgens heeft hij, verdachte, wederom die [slachtoffer 3] met dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp bedreigd, althans dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp aanwezig gehad en/of gehouden waardoor er een dreigende situatie onstond/bleef bestaan en die [slachtoffer 3] gedwongen hem, verdachte, met haar auto naar Hoorn te rijden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair tot en met 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde geweld dan wel bedreiging met geweld.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de feiten 1, 2 en 4 ontkend. Ten aanzien van de feiten 3 en 5 heeft verdachte verklaard dat hij de in feit 3 ten laste gelegde seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster [slachtoffer 2], maar dat dit vrijwillig was en dus zonder geweld of bedreiging met geweld, en dat hij zich daarom ook niet schuldig heeft gemaakt aan feit 5.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
De rechtbank gaat met betrekking tot de feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden, die blijken uit de hierna te noemen bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Op 3 augustus 2011 om 03.10 uur komt er een 112-melding binnen bij de meldkamer waarin het slachtoffer - [slachtoffer 1] - aangeeft dat zij zojuist is aangevallen door een Antilliaanse jongen met een fiets en dat zij daarbij bijna is vermoord.
Verder geeft zij aan dat ze de man eerder heeft gezien “bij de shop met [naam] en zo.”
Diezelfde nacht heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een aanval voor haar woning op [adres] in Blokker, gemeente Hoorn, waarbij ook haar mobiele telefoon is weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat zij, terugkerend van een feestje, buiten voor haar woning wordt aangesproken door een man, nadat er eerder al enige tijd een man achter haar aan fietste. De man vraagt de weg naar het station. Als zij naar haar voordeur loopt wordt ze plotseling van achteren aangevallen. Ze voelt dat twee handen haar keel dichtknijpen en ze kan “werkelijk geen adem halen”. Ze zakt weg op de grond en voelt, als ze weer bijkomt, vervolgens weer die handen om haar nek. [slachtoffer 1] ziet de man daarop wegfietsen op een kleine fiets. Eenmaal in huis bemerkt ze dat haar witte Blackberry telefoon, die zij bij zich had, weg is. Verder geeft [slachtoffer 1] aan dat zij zeker weet dat ze deze man al eens eerder heeft gezien. Dat was ongeveer twee weken eerder, toen zag zij hem staan voor [naam coffeeshop] in Hoorn.
De huisarts constateert op 3 augustus 2011 dat [slachtoffer 1] rode striemen in de hals heeft en een bloeduitstorting links in de hals, doorlopend tot de nek. Ook heeft zij een bloeduitstorting bij het rechterschouderblad. Het zal twee tot vier weken duren tot de bloeduitstortingen weg zijn.
In een aanvullende verklaring op 4 augustus 2011 verklaart [slachtoffer 1] dat de man met beide handen haar keel dichtkneep, waarbij hij haar naar voren duwde en extra kracht kon zetten. Ze kon niets doen en raakte buiten bewustzijn. Op het moment dat ze weer bij kwam, pakte de man haar opnieuw met beide handen om haar nek vast, terwijl hij achter haar stond.
Op 31 augustus 2011 verklaart [slachtoffer 1] over de Antilliaanse jongen die zij eerder bij [naam coffeeshop] had gezien. Zij geeft aan dat ze veel Antilliaanse mensen kent in Hoorn en dat deze jongen haar gelijk opviel, omdat ze hem niet eerder had gezien en ze nam aan dat hij nieuw was. Ze geeft aan dat hij getatoeëerde traantjes onder zijn oog had. Ze zag dat hij bij [naam] stond en dat zij hoorde dat het de neef van [naam] was. Verder zegt zij dat ze “die avond ook eigenlijk wel zeker wist dat die jongen die bij de coffeeshop met [naam] stond mij heeft aangevallen”. De jongen bij de coffeeshop reed ook op een laag fietsje, net als de dader.
Op 2 november 2011 wijst [slachtoffer 1] bij een foslo-confrontatie de foto van verdachte aan als “de persoon van die nacht”.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf mei 2011 bij zijn tante in Hoorn woont op [adres]. Zijn neefjes “[naam]” en [naam] wonen daar ook. Hij komt iedere dag bij [naam coffeeshop] met zijn neef [naam] en hij fietst op de zwarte crossfiets van zijn neef [naam]. Ook verklaart verdachte over zijn getatoeëerde traantjes.
Er is onderzoek gedaan naar de gestolen telefoon van aangeefster [slachtoffer 1]. Hieruit is naar voren gekomen dat het toestel tussen 3 augustus 2011 om 03.29 uur en 3 augustus 13.04 uur zendmasten in Hoorn aanstraalt. Op 3 augustus om 14.28 uur wordt vervolgens een zendmast aan de Nieuwmarkt in Amsterdam aangestraald en om 15.41 uur een zendmast aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam. Op 4 augustus 2011 om 18.51 uur wordt de SIM-kaart van [betrokkene] in de gestolen telefoon geplaatst.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat aan het facebookaccount van verdachte het [imeinummer] is gekoppeld. Vervolgens is de printlijst van dit imeinummer opgevraagd. Te zien is dat de gebruiker van het toestel zich op 3 augustus 2011 om 13.23 uur in Hoorn bevindt. Vervolgens gaat hij via Edam naar Amsterdam, waar hij om 15.07 uur een telefonisch contact heeft waarbij zendmast De Ruyterkade wordt aangestraald. De zendmasten De Ruyterkade en Prins Hendrikkade bevinden zich in hetzelfde gebied te Amsterdam.
[Betrokkene], hierboven genoemd, is als verdachte gehoord door de politie op 9 augustus 2011. Hij verklaart dat hij in het bijzijn van zijn vriend [getuige] op de Nieuwendijk in Amsterdam een witte Blackberry heeft gekocht van een Antilliaanse man met getatoeëerde traantjes onder zijn ogen. De volgende dag heeft hij zijn eigen SIM-kaart in de telefoon gedaan.
[Getuige] heeft op 10 augustus 2011 verklaard dat hij inderdaad aanwezig was toen zijn vriend [betrokkene] in het centrum van Amsterdam een telefoon kocht van een Antilliaanse man, die zei dat hij in Hoorn woonde. Het was een Blackberry telefoon. De getuige geeft een signalement van de verkoper en meldt daarbij dat de man getatoeëerde traantjes onder zijn oog heeft. Verder zegt [getuige] dat hij de man “gisteren” nog is tegengekomen op het centraal station in Amsterdam. Hij had de man nog aangesproken vlakbij de informatiebalie en gezegd dat zijn vriend nu vast zat door die telefoon.
Door de politie worden camerabeelden van het centraal station in Amsterdam bekeken. Op de beelden is zichtbaar dat [getuige] op 9 augustus 2011 omstreeks 23.30 uur vanuit de richting van de informatiebalie komt lopen, opeens van richting verandert en daarbij met zijn vinger wijst. Omstreeks 23.29 is een man zichtbaar die aan het door [getuige] opgegeven signalement voldoet. Deze man kwam kort voor [getuige] het beeld binnen lopen.
De politie toont de foto’s van het centraal station aan verdachte, waarbij verdachte zichzelf herkent op de beelden van 9 augustus 2011.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank acht de verklaringen en herkenning van aangeefster [slachtoffer 1] betrouwbaar. Daartoe is redengevend dat zij direct na de aanval, bij haar 112-melding, aangeeft dat zij de dader eerder heeft gezien. Vervolgens herhaalt zij dat bij haar aangifte. De rechtbank concludeert dat zij verdachte heeft herkend als degene die zij kort daarvoor heeft gezien bij [naam coffeeshop], gelet op haar gedetailleerde verklaring van 31 augustus 2011 daaromtrent in samenhang met de verklaring van verdachte, zoals hiervoor aangehaald. Tot slot herkent [slachtoffer 1] verdachte bij een meervoudige fotoconfrontatie als de dader.
Dat zij later is gaan twijfelen, met name doordat ze van anderen heeft gehoord dat de verdachte jonger is dan de dader in haar beleving was, en zij de getatoeëerde traantjes bij verdachte in eerste instantie niet als zodanig heeft herkend, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van haar eerste mededelingen en de herkenning. Daarbij komt, dat de herkenning van verdachte door aangeefster [slachtoffer 1] ondersteuning vindt in de overige hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen.
De rechtbank concludeert uit de verklaringen van [betrokkene] en [getuige], in samenhang met de camerabeelden van het centraal station van 9 augustus 2011, dat het verdachte is geweest die op 3 augustus 2011 de gestolen telefoon aan [betrokkene] heeft overgedaan.
Deze conclusie wordt bovendien ondersteund door het onderzoek naar het toestel van verdachte, dat gelijktijdig met het gestolen toestel dezelfde reisbeweging maakt van Hoorn naar het centrum van Amsterdam, alwaar het gestolen toestel volgens [betrokkene] en [getuige] is overgedragen. De rechtbank stelt vast dat verdachte geen verklaring heeft kunnen of willen geven voor deze gelijktijdige reisbewegingen.
De rechtbank concludeert op basis van het vorenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, dat de verdachte degene is geweest die aangeefster [slachtoffer 1] heeft aangevallen en haar mobiele telefoon heeft weggenomen.
Poging tot doodslag – voorwaardelijk opzet op de dood
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte langdurig met twee handen, met kracht, de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, dusdanig dat er enkele weken bloeduitstortingen zichtbaar zijn in de hals. Dit handelen levert naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer komt te overlijden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de verdachte zich bewust was van deze aanmerkelijke kans, te meer omdat het slachtoffer op enig moment kortstondig het bewustzijn heeft verloren, waarna verdachte opnieuw de keel van het slachtoffer heeft vastgepakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte deze kans op overlijden bewust heeft aanvaard. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
Diefstal
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de diefstal van de mobiele telefoon heeft gepleegd. Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de hiervoor beschreven geweldshandelingen gepleegd zijn met het oogmerk om de diefstal van de telefoon voor te bereiden, of gemakkelijk te maken, of om de vlucht mogelijk te maken, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid ‘geweld en/of bedreiging met geweld’.
Ten aanzien van feit 4:
Op 18 augustus 2011 om 07.50 uur heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van het feit dat zij eerder die ochtend onder bedreiging van een wapen wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd. In haar aangifte geeft [slachtoffer 3] aan dat zij kort na 04.00 uur bij het station in Hoorn is aangesproken door een man met de vraag hoe laat de trein naar station Kersenboogaard ging en hoe hij naar dat station moest lopen. De man drukt vervolgens een klein zwart vuurwapen tegen het borstbeen van [slachtoffer 3] en zegt dat [slachtoffer 3] met hem naar Kersenboogerd moet rijden. De man gaat achter haar zitten in de auto en [slachtoffer 3] ziet het wapen bij de man op schoot liggen. Nadat [slachtoffer 3] met de man in de auto naar station Kersenboogerd is gereden, heeft de man het wapen opnieuw tegen het borstbeen van [slachtoffer 3] gedrukt en daarbij gezegd dat ze met hem naar station Zaandam moet rijden. De man vertelt onderweg dat hij wordt gezocht door de politie. Bij station Zaandam stapt de man uit de auto. De vrijheidsbeneming heeft tot kort voor 05.00 uur geduurd. De man loopt vervolgens weg in de richting van het station.
[slachtoffer 3] geeft het volgende signalement van de man:
- getinte huidskleur, maar niet heel donker;
- ze denkt dat het een Antilliaanse man is, aan het accent te horen;
- de man sprak onduidelijk Nederlands;
- omstreeks 25 jaar;
- normaal postuur;
- opvallend rond gezicht;
- opvallend dikke lippen;
- klein snorretje;
- bruine ogen;
- hij droeg een soort oorsieraad in het rechteroor, een vierkant model met een soort diamanten steentje;
- hij droeg een egaal zwarte pet met klep, met het New York Yankees logo in het wit aan de voorzijde;
Hij droeg een zwarte capuchon over de pet. Verder droeg hij een zwarte jas, een kort model, nylonachtig, en een zwarte broek, maar daar kan de aangeefster verder niets over zeggen.
De politie heeft de camerabeelden van station Zaandam opgevraagd. Op de beelden is te zien dat op 18 augustus 2011 omstreeks 05.04:56 uur een man het station komt binnen lopen wiens signalement goeddeels overeenkomt met het door [slachtoffer 3] opgegeven signalement. Deze man stapt om 05.29:59 uur in de trein met vertrektijd 05.32 uur. Tussen voornoemde tijdstippen zijn slechts vijf mensen zichtbaar geweest op de beelden van het station, waarvan één met een negroïde uiterlijk.
Aangeefster [slachtoffer 3] geeft aan dat zij “vrij zeker” is dat de man op de beelden degene is over wie zij heeft verklaard in haar aangifte. Zij zegt dat de oorbel, het postuur en gezicht kloppen, maar dat het lastig is omdat zij de dader met een pet op heeft gezien.
Verdachte herkent zichzelf op de beelden en verklaart dat hij op de foto’s een zwarte jas in zijn hand heeft.
Op de facebookpagina van verdachte stonden vele foto’s van één en dezelfde persoon. Deze foto’s zijn veiliggesteld door de politie. Verdachte herkent zichzelf op enkele hem getoonde facebookfoto’s en bevestigt dat hij een zwarte pet heeft met een wit New York Yankees logo. Op foto 2 is verdachte zien met een zilverkleurig oorknopje in zijn rechteroor, gelijkend op het door [slachtoffer 3] gegeven signalement. Ook zijn er afbeeldingen van verdachte met een zwarte pet met een wit New York Yankees logo (foto 4 en foto 20).
Op 29 augustus 2011 wordt aangeefster [slachtoffer 3] geconfronteerd met enkele van de foto’s afkomstig van de facebookpagina van verdachte. [slachtoffer 3] geeft aan dat zij de grote lippen, de vorm van het gezicht, de jas, de oorbel en het snorretje herkent en dat zij - met de foto van de zwarte pet erbij - zeker gelijkenis ziet met de dader.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank concludeert op basis van het vorenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, dat verdachte degene is geweest die aangeefster [slachtoffer 3] onder bedreiging van een wapen enige tijd van haar vrijheid heeft beroofd.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder dat verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft kunnen geven voor zijn aanwezigheid op dat vroege tijdstip op het station in Zaandam. De verdachte heeft verklaard dat hij zich voorafgaand aan het tijdstip van 05.04:56 uur, waarop hij voor het eerst via camerabeelden op het station gesignaleerd wordt, al enkele uren in het bijzijn van een zekere [naam] rond het station in Zaandam bevond omdat hij die nacht zijn mobiele telefoon bij [naam] ging ophalen en de laatste trein naar Hoorn had gemist. Deze verklaring vindt echter geen enkele ondersteuning in de stukken in het dossier en is - wat zijn samenzijn met [naam] gedurende de nacht betreft - ook pas ter zitting door verdachte afgelegd. Daar staat tegenover dat verdachte even na het tijdstip waarop aangeefster de dader bij het station heeft afgezet het station komt binnenlopen en - van de weinige mensen die op dat vroege tijdstip aanwezig waren op het station - als enige voldoet aan het opgegeven signalement.
Op grond van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 en feit 5:
Op 20 augustus 2011 om 03.24 uur ’s nachts ontvangt [vriendin slachtoffer 2] een sms van haar vriendin [slachtoffer 2], waarin [slachtoffer 2] aangeeft dat zij helemaal in paniek is. In verschillende sms berichten vertelt [slachtoffer 2] dat er een pistool tegen haar hoofd is gezet, dat ze met die persoon moest rijden naar Risdam en Purmerend, dat hij de sleutels afpakte, dat ze seks heeft gehad en dat ze niet naar de politie durft omdat de man haar ID kaart wilde zien en dat ze “als de dood is” dat hij haar komt opzoeken en vermoordt omdat zij hem verraden heeft. Tussen 06.00 uur en 07.00 uur maakt [slachtoffer 2] haar ouders wakker en vertelt hen dat ze eerder die nacht onder schot is gehouden door een man en met hem moest rijden in de auto en is verkracht. Ook zegt [slachtoffer 2] dat ze geen aangifte durft te doen vanwege het feit dat ze haar ID kaart heeft laten zien en hij haar daardoor kan traceren.
Op 20 augustus 2011 om 15.45 uur vertelt [slachtoffer 2] in een intakegesprek aan de politie dat zij rond 01.30 uur een café verliet in Hoorn en naar haar auto liep die geparkeerd stond bij Park Schouwburg in Hoorn. Een man vroeg haar bij haar auto om een lift omdat de politie achter hem aan zat. Zij weigerde, waarna hij een pistool tegen haar linkerslaap drukte. Hij zei: je moet me wegbrengen. Ze verstond naar Risdam, maar hij wilde naar Zaandam. Zij verstond de man niet goed, omdat hij binnensmonds sprak. Ze is naar station Purmerend Overwhere gereden, maar dat was niet goed. Hij wilde dat ze naar bedrijventerrein Purmerend Overwhere reden. Daar moest de motor uit en de man pakte de autosleutel. Hij hield het pistool in een van zijn handen. Zij moest eerst dingen doen bij hem, voordat ze de sleutel terug zou krijgen. Met dingen bedoelt ze ‘pijpen’. Daarna wilde hij seks met haar en daarmee bedoelt [slachtoffer 2] dat de man met zijn piemel in haar vagina ging. [slachtoffer 2] geeft aan dat zij geen sekservaring heeft. [slachtoffer 2] geeft verder aan dat zij de hele tijd heeft gezegd dat doe ik niet, dat doe ik niet en vergeefs probeerde de sleutel te pakken. Ze moest hem daarna naar het station in Hoorn brengen. Bij het station wilde hij haar ID kaart zien en hij wilde haar naam weten. Hij vroeg dat omdat hij bang was dat ze naar de politie zou gaan. [slachtoffer 2] is tussen 03.00 uur en 03.30 uur thuisgekomen.
Op 22 augustus 2011 heeft [slachtoffer 2] vervolgens aangifte gedaan van verkrachting. Zij verklaart dat zij tussen 01.00 uur en 01.30 uur [naam café] in Hoorn heeft verlaten en naar haar auto is gelopen. Bij de auto wordt ze aangesproken door een man die vraagt of zij hem weg wil brengen. Ze weigert en dan zet hij een pistool tegen haar linkerslaap en ze moet de deur voor hem open doen. Vervolgens moet zij naar Risdam rijden. Daar aangekomen zegt de man dat hij het daar niet kent en dat hij naar Zaandam moet. [slachtoffer 2] vraagt of station Purmerend Overwhere ook goed is. De man zegt dat dat ook goed is. Bij station Overwhere aangekomen moet [slachtoffer 2] doorrijden naar een industrieterrein. Ze moet naar de Praxis rijden en eerst om de Praxis heen rijden om te zien of er geen camera’s zijn. Aan de zijkant van de Praxis moet ze stoppen. Daar haalt de man de autosleutel uit het contact. [slachtoffer 2] vraagt of zij de sleutel terug mag, maar de man zegt dat ze hem eerst moet pijpen. De man duwt haar hoofd naar zijn stijve piemel toe. [slachtoffer 2] doet haar mond open, omdat ze haar sleutels terug wilde en bang was dat hij het pistool er weer bij zou pakken. Daarna kreeg zij de sleutels nog niet terug, zij moest hem eerst nog “neuken”. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 2] dat gedaan en kreeg zij de sleutels terug. [slachtoffer 2] verklaart dat de man in het begin zijn piemel niet makkelijk in haar vagina kreeg, maar later wel. [slachtoffer 2] heeft geen seksuele ervaring. Daarna moet ze de man naar Hoorn brengen en heeft zij hem afgezet bij het station.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij na het uitgaan op [adres] in Hoorn een meisje is tegengekomen. Het meisje heette [slachtoffer 2] en was 19 jaar. Ze hebben vervolgens samen in de auto rondgereden en hebben uiteindelijk op een parkeerplaats voor een bedrijf seks gehad. [Slachtoffer 2] heeft hem gepijpt en hij is met zijn penis in haar vagina geweest. Daarna heeft het meisje hem bij station Hoorn afgezet.
Conclusie van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 2] hem vrijwillig heeft meegenomen in haar auto en seks met hem heeft gehad, nadat hij haar 100 euro had toegezegd. Zij zou uit boosheid aangifte hebben gedaan, omdat hij haar die 100 euro niet heeft gegeven.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig en hecht geen geloof aan het verhaal van de verdachte. Redengevend hiertoe zijn de volgende feiten en omstandigheden. [slachtoffer 2] heeft direct nadat zij is thuis gekomen per sms aan haar vriendin laten weten dat zij in paniek was en heeft vervolgens in grote lijnen aangeven wat haar was overkomen. Daarna vertelt zij aan haar ouders wat haar is overkomen. Wanneer zij later die dag met haar moeder op het politiebureau is voor het intakegesprek meent [slachtoffer 2] de man te zien die haar heeft verkracht, waarna zij zich in het toilet opsluit. Een medewerkster van de politie beschrijft dat het meisje daarna huilde en emotioneel was en dat het gezicht van het meisje “van schrik vertrokken” leek. De rechtbank concludeert dat aangeefster direct kenbaar heeft gemaakt wat haar was overkomen en daar vervolgens consistent en gedetailleerd over heeft verklaard.
De door de medewerkster van politie geconstateerde gemoedstoestand van aangeefster en ook de verklaringen van getuigen die [slachtoffer 2] van nabij kennen en hebben meegemaakt dragen bij aan de overtuiging van de rechtbank dat aangeefster slachtoffer is geworden van een verkrachting. Daar komt bij dat de door [slachtoffer 2] beschreven gang van zaken in hoge mate overeenkomt met de gang van zaken zoals door aangeefster [slachtoffer 3] (feit 4) beschreven. Behalve het gebruik van een wapen is met name opvallend dat verdachte in beide gevallen wil dat de aangeefsters hem naar station Zaandam brengen, omdat de politie hem zou zoeken.
De rechtbank concludeert op basis van al het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] onder bedreiging met geweld heeft verkracht en haar van haar vrijheid heeft beroofd.
De rechtbank merkt op dat in de door de officier van justitie op de terechtzitting van 26 juli 2012 aangepaste tenlastelegging onder feit 3 kennelijk abusievelijk als pleegplaats enkel “Hoorn” is opgenomen. De rechtbank maakt uit de omstandigheid dat onder feit 5 als pleegplaats is opgenomen: “in de gemeente Hoorn en/of in de gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland” op dat sprake is van een kennelijke vergissing. Beide feiten zien immers op hetzelfde feitencomplex.
De rechtbank zal de pleegplaats onder 3 derhalve verbeterd lezen, overeenkomstig het onder 5 ten laste gelegde. Ook zal de rechtbank de naam ‘[slachtoffer 3]’ bij feit 5 (2e en 5e regel van onder) verbeterd zal lezen als ‘[slachtoffer 2]’.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte hierdoor niet in zijn verdediging geschaad, nu het de verdachte op de terechtzitting duidelijk was wat hem werd verweten en de verdediging ook geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair hij op 3 augustus 2011 te Blokker, gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] onverhoeds met zeer veel kracht met beide handen om haar nek heeft vastgepakt en vastgehouden en daarbij de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 3 augustus 2011 te Blokker in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening aan [adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry, kleur wit), toebehorende aan [slachtoffer 1];
3.
hij op 20 augustus 2011 in de gemeente Hoorn en in de gemeente Purmerend door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] en zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en bestaande die bedreiging met geweld hierin dat verdachte een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gezet en dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij haar autosleutels zou terugkrijgen nadat zij hem had gepijpt en nadat ze hadden geneukt en aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
hij op 18 augustus 2011 in Hoorn en in Zaandam opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het borstbeen van die [slachtoffer 3] gezet en dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp aanwezig heeft gehouden, waardoor een dreigende situatie ontstond en die [slachtoffer 3] gedwongen om naar de wijk Kersenboogerd te Hoorn te rijden met haar auto, en vervolgens heeft hij, verdachte, wederom die [slachtoffer 3] met dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp bedreigd, waardoor er een dreigende situatie bleef bestaan en die [slachtoffer 3] gedwongen hem, verdachte, met haar auto naar het station in Zaandam te rijden;
5.
hij op 20 augustus 2011 in de gemeente Hoorn en in de gemeente Purmerend opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de linkerslaap van die [slachtoffer 2] gezet en dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp aanwezig gehad en gehouden waardoor een dreigende situatie bleef bestaan en aldus die [slachtoffer 2] heeft gedwongen met hem, verdachte in haar auto naar het station in Purmerend te rijden en vervolgens heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] gedwongen hem, verdachte, met haar auto naar Hoorn te rijden.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal;
Ten aanzien van feit 3:
verkrachting;
Ten aanzien van feit 4 en feit 5, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en zich overigens niet over de strafmaat uitgelaten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in de drie onderhavige zaken schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en diefstal, een vrijheidsberoving en een verkrachting en vrijheidsberoving.
Verdachte heeft eerst geprobeerd om - zonder enige aanleiding - een vrouw te wurgen, toen zij voor haar woning van haar fiets was gestapt. Ook heeft verdachte haar mobiele telefoon gestolen. Twee weken later heeft verdachte een vrouw onder bedreiging van een wapen gedwongen om hem in haar auto mee te nemen. Zij heeft bijna een uur met de verdachte moeten rondrijden, alvorens verdachte de auto heeft verlaten. Enkele dagen later heeft verdachte een jonge vrouw opnieuw met een wapen gedwongen om hem mee te nemen in de auto. Ook zij heeft geruime tijd met verdachte moeten rondrijden waarna zij op een stille parkeerplaats door verdachte is verkracht.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de geestelijke en lichamelijke integriteit van drie vrouwen ernstig heeft geschonden. De vrouwen zijn doodsbang geweest en wisten niet wat hen overkwam. Verdachte heeft daardoor laten blijken op geen enkele manier rekening te houden met de gevoelens van deze vrouwen. Zoals bekend mag worden verondersteld, hebben dergelijke ingrijpende delicten voor de slachtoffers vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen.
Bovendien zijn de gevoelens van onveiligheid in de samenleving, met name bij vrouwen, vergroot, door deze feiten die in de nachtelijke uren zijn gepleegd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uitreksel Justitiële Documentatie van 26
september 2011, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld;
- het uittreksel van het op naam van verdachte staand strafblad van Curaçao, zoals
gefaxt op 24 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte op Curaçao eerder is
veroordeeld wegens een vermogensdelict en een Opiumwetdelict;
- het reclasseringsadvies van 16 november 2011, opgemaakt door G. Lautenbag van Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat de reclassering zich onthoudt van een strafadvies;
- het pro justitia rapport van het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, van 13 juni 2012, opgemaakt door psychiater A.E. Grochowska en psycholoog P.A.E.M.T. Cremers.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een psychiatrisch danwel psychologisch onderzoek. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum dat naar aanleiding van de gedwongen observatie van verdachte is opgesteld, blijkt dat het vanwege de weigering van verdachte om aan een gedragkundig onderzoek mee te werken niet mogelijk was de vraag te beantwoorden of bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Hierdoor konden evenmin de andere door de rechtbank gestelde vragen worden beantwoord.
Gelet op het ontbreken van nadere informatie omtrent de persoon van verdachte en zijn beweegredenen rest de rechtbank niets anders dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
Bij de bepaling van de strafmaat is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum. Tevens is rekening gehouden met de straffen die in Nederland in enigszins vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 7 jaar dient te worden opgelegd.
9. Vordering van de benadeelde partijen
9.1 De benadeelde partij [slachtoffer 1], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 657,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
9.2 De benadeelde partij [slachtoffer 3], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.412,50 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij, gedeeltelijk geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De posten ‘reiskosten’(€12,50) en ‘psycholoog’ (€ 400,00) acht de rechtbank voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
De rechtbank is voorts van oordeel dat een vergoeding voor immateriële schade op zijn plaats is. Gelet op de thans gegeven onderbouwing en vergeleken met min of meer soortgelijke gevallen kan deze vergoeding in billijkheid worden vastgesteld op
€ 1.500,00, zodat de vordering tot dat bedrag kan worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 1.950,00, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2011.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
9.3 Mr. E.M. Hoorenman heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 2], vóór aanvang van de terechtzitting, in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 10.007,04 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich in zoverre leent voor behandeling in deze strafzaak.
Zonder een nadere bewijslevering die een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, acht de rechtbank het ter zake de schadeposten ‘auto’ en ‘autoverzekering’ gevorderde niet toewijsbaar. De rechtbank acht thans onvoldoende onderbouwd wat de hoogte van het schadebedrag is en acht de vraag naar het rechtstreeks verband tussen de gevorderde posten en de bewezen verklaarde feiten thans onvoldoende onderbouwd.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De posten ‘kleding’ (€ 60,00) en ‘reis- en telefoonkosten’ (€ 50,00) en ‘immateriële schade’ (€ 7.500,00) acht de rechtbank voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.610,00, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2011.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
11. Beslag
De rechtbank is van oordeel, dat:
19 1.00 STK Imitatiewapen, plastic imitatievuurwapen;
dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat de voorwerpen aan de verdachte toebehoren en bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank is voorts van oordeel, dat:
17 1.00 STK Vest, kl: grijs;
18 1.00 STK PR Schoeisel, kl: grijs;
dienen te worden teruggegeven aan verdachte. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat hij als rechthebbende kan worden aangemerkt.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 57, 242, 282 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13. Beslissing
De rechtbank:
o Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de
rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
o Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is
gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
o Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek
STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
o Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
o Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf
voor de tijd van 7 (zeven) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
o Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 657,00 (zeshonderd zevenenvijftig euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 657,00 (zeshonderd zevenenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
o Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.912,50 (negentienhonderd twaalf euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2011, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] te betalen een som geld ten bedrage van € 1.912,50 (negentienhonderd twaalf euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2011, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
o Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 7.550,00 (zevenduizend vijfhonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2011, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 7.550,00 (zevenduizend vijfhonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2011, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
o Verklaart onttrokken aan het verkeer:
19. 1.00 STK Imitatiewapen, plastic imitatievuurwapen.
o Gelast de teruggave aan de verdachte van:
17. 1.00 STK Vest, kl: grijs;
18. 1.00 STK PR Schoeisel, kl: grijs.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. A.J.M. van Roy, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2012.
Mr. Van Roy is buiten staat om deze beslissing mee te ondertekenen.